Deze samenvatting bevat alle informatie die nodig is voor het tentamen Immunologie. Het is een samenvatting van alle colleges, aangevuld met informatie uit het boek. Met deze samenvatting heb ik zelf een 9.0 gehaald.
Test Bank for The Immune System 5th Edition by Peter Parham - Complete Elaborated & Latest Test Bank. ALL Chapters(1-17)Included & updated
All for this textbook (1)
Written for
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Gezondheidswetenschappen
Immunologie (AB_470114)
All documents for this subject (35)
1
review
By: tifabikker • 7 months ago
Seller
Follow
josefienboon
Reviews received
Content preview
Immunologie hoorcollege 1: H1 en klein deel H2/H3
Immuunsysteem: je hebt aangeboren en verworven afweer.
We hebben ons immuunsysteem om ons te beschermen tegen virussen, bacteriën, fungi en
parasieten.
Sommige ziektes krijg je 1x bijvoorbeeld waterpokken, mazelen en rode hond. Er zijn ook ziektes die
we echt niet willen krijgen waarvoor we vaccinaties hebben bijvoorbeeld kinkhoest, pest etc.
Er zijn ook auto immuun ziekte, je maakt dan een immuunrespons tegen cellen uit het eigen lichaam.
Bij een allergie maak je een immuunrespons tegen de omgeving. Bij deze twee wordt je ziek door je
immuunsysteem. Hier moeten we het immuunsysteem onderdrukken.
Je wil dat je immuunsysteem kankercellen aanvalt. Je moet dus kunnen onderscheiden wat gevaarlijk
is en wat niet gevaarlijk is. Bij een transplantatie kan het fout gaan doordat je lichaam het als
gevaarlijk ziet.
Als we iemand vaccineren dan gaan we iemand kunstmatig activeren tegen een ziekte.
Virussen komen van buiten en hebben de machinerie nodig van de gastheer.
Een groot verschil voor een parasiet is of het binnenin of buiten de cel zit. Buiten de cel (bacterie,
virus, fungi en parasieten) kan je het dood maken door bijvoorbeeld macrofagen of toxines. Als een
parasiet binnen in de cel (virus) zit dan kan je het dood maken door de hele cel dood te maken of je
activeert de cel om hem dood te maken.
Aangeboren (innate): heel snel maar niet
specifiek
Verworven (adaptive): langzaam en specifiek
en maken memory cellen (bijvoorbeeld witte
bloedcellen).
Cellen komen uit de stamcellen van het
beenmerg. Er kunnen 2 soorten ontstaan de
lymofoide of de myeloide cellen.
Lymfoide cellen zijn klein met een ronde kern: (b en t (verworven) en NK cellen
(innate)).
Myeloide cellen:
- Granolucyten: De kernen van granolucyten zijn heel gek. Ze reageren snel op binnen
dringende pathogenen en maken deze snel onschadelijk door fagocyteren. In de
granulocyten smelten lysosomen samen met het blaasje waarin de bacterie is ingesloten.
Enzymen uit de lysosomen doden vervolgens de bacterie.
o Neutrofiele: komen het meest voor
, o Eosinefiel
o Basofiel
- Monocyt:
o Macrofaag: macrofagen verplaatsen zich door het hele lichaam en kunnen meerdere
ziekteverwekkers vernietigen.
o Dendritische cellen: DC vind je vooral op plaatsen waar ziekteverwekkers kunnen
binnendringen
Natuurlijke barrières:
We proberen er eerst voor te zorgen dat er geen pathogenen binnenkomen. We hebben vaak
luchtinfecties, ook bij je maag en darm stelsel dit komt doordat de barrières hier dun zijn omdat er
opname en afgifte is. De oppervlakte van longen en maag/darmen zijn heel groot. De huid is wel heel
goed beschermt een goeie barrière. Het is waterdicht en bestaat uit laagjes dode cellen. In de darm is
maar een laagje epitheel en dat is alles wat ons scheidt van de buitenwereld. Daarom hebben we in
de longen nog een extra laagje slijm om een beetje epitheel te beschermen. Ook hebben we haartjes
in de longen. In de darmen heb je ook slijm als extra bescherming. We scheiden eiwitten uit in het
slijm om te beschermen. In de darmen heb je veel van onze eigen flora.
Aangeboren immuunsysteem:
Als er toch een pathogeen binnenkomt ergens dan wordt meteen het aangeboren immuunsysteem
actief. Een van die cellen zijn macrofagen ze activeren dan cellen en scheiden cytokines uit waarmee
ze andere cellen kunnen activeren. Door cytokines zet je huid op, wordt warm, je krijgt pijn en het
wordt rood. Ook zorgt het voor vasodilatatie waardoor andere eiwitten naar de plek toe kunnen
komen (neutrofielen, macrofagen en complement systeem). De inkomende cellen zijn neutrofielen.
(een ontstoken wondje komt door je aangeboren immuunsysteem).
Er is bij het aangeboren immuunsysteem het complement systeem. Een eiwit ervan gaat op de
bacterie zitten en kan het opgegeten worden, het zorg voor attraction van effector cellen en daarna
de directe killing.
,Neutrofielen hebben we er heel veel van in je bloed en een voorraad in je beenmerg. De cytokines
bereiken het beenmerg waardoor er nog meer vrijkomen. Ze hebben een hele korte levensduur. Ze
eten extracellulaire pathogenen op. Pus zijn dode neutrofielen.
Macrofagen: zorgen voor pathogene opeten doordat hij een pathogeen herkent aan het antigeen,
daarna wordt de ziekteverwekker gefagocyteerd en daarna binden de antigenen zich aan de
receptoren op de buitenkant van de macrofaag hierdoor wordt het een APC. Daarnaast maken ze
ook cytokinen die de normwaarde voor de lichaamstempratuur verhogen.
Natural killer cellen (innate/aangeboren): zij doden virale infectie cellen. Virus infectie van cellen
triggeren de interferon respons -> verspreiding NK cellen -> doden van virus cellen door apoptose
Dendritische cellen: brug tussen aangeboren en verworven systemen, ze nemen pathogenen mee
naar de lymfevloeistof. Naive lymfocyten worden geactiveerd door dendritische cellen in de
secundaire lymfoide organen. Actieve lymfocyten worden effector cellen en gaan naar het weefsel
om het pathogeen te elimineren.
Verworven immuunsysteem:
In de primaire lymfoïde organen (beenmerg en thymus) worden in het beenmerg de B cellen
gemaakt en in de thymus de T cellen. In de secondaire lymfoïde organen (milt, lymfeknopen en
lymfeklieren aan de darm) wordt het geactiveerd.
In het beenmerg en in de thymus hebben we heel veel verschillende soorten met elk een andere
receptor specifiek voor één antigeen van een ziekte.
Antilichamen worden gemaakt door de b cellen als ze geactiveerd raken.
Een T cel receptor blijft vast op een cel zitten.
T en b receptoren kunnen antigenen binden.
Epitope is een heel klein molecuul dat is herkent door een antigeen.
Lymfevloeistof wordt verzamelt in lymfevaten wat uitkomt in een lymfeklier wat het filter.
Lymfeklieren bevatten de follikels en het T cel gebied.
De milt filter het bloed.
Naïeve T en B cellen hebben nog nooit een antigeen gezien van hun zelf, ze worden dan vrij gelaten
in de bloed baan en gaan alle lymfeklieren af. Je selecteert alleen de b en t cellen bij het antigeen het
zijn er heel weinig ze moeten eerst heel vaak delen voordat er genoeg zijn, dit kost tijd (week).
De naïeve t en b cellen kunnen ook het lymfeklieren systeem als uitgang waarmee ze weer in de
bloedbaan terecht komen. In de lymfeklier heb je een plek voor de b cellen: follikels (germinal
center) en een plek voor de t cellen: T cel gebied. Ze weten waar ze heen moeten gaan door de
eiwitten chemokines.
Dendritische cellen migreren de pathogenen naar de lymfeklieren, om ze te laten zien aan de naieve
B en T cellen zodat ze de juiste receptor kunnen vinden. Als deze is gevonden wordt het adaptieve
, immuunsysteem aan het werk gezet en worden de naieve cellen effector cellen. Deze effector cellen
gaan dan eerst clonen. (poliferation) om vervolgens uit de bloedbaan en het lymfestelsel naar de
weefsel te gaan en hier het pathogeen te bestrijden. Als je genezen bent gaan de effector cellen
dood en de geheugen cellen blijven leven.
- Clonale selectie = alleen de B en T cellen die dezelfde receptor hebben en dus clonen zijn
zullen voor een bepaald pathogeen geactiveerd worden. je immuunrespons is dus op maat.
Omdat er maar heel weinig clonen zijn per soort receptor moeten de B en T cellen na
activatie eerst gaan clonen. Dit kost tijd. Daarom is het adaptieve immuunsysteem langzaam.
(na een week pas goed actief)
Humorale respons: B cellen maken antilichamen.
Cellulaire respons: T cellen -> CD8 t cellen zijn (cytotoxische) T cellen, je hebt
ook de CD4 t cellen die kunnen de b cellen helpen maar ze kunnen ook
cytokines uitscheiden en daarmee de macrofagen helpen.
Antilichamen kunnen neutraliseren (pathogenen kunnen dan de cel niet meer
binnenkomen) en opsoniseren (je koot met eiwitjes waardoor het zichtbaar
wordt voor de immuun cellen). Beide reacties kunnen complement routes
activeren.
Bij de Primaire respons of te wel de eerste keer geinfecteerd met het
pathogeen duurt het ongeveer een week voordat het immuunrespons
helemaal op gang is. Daarna zullen de effector cellen in je lichaam dood gaan
en de geheugencellen in je lichaam blijven. Dit is dus maar in kleine
hoeveelheden, maar op het moment dat je voor een tweede keer
geinfecteerd wordt zal veel sneller effector cellen gemaakt kunnen worden vanuit de
geheugencellen, waardoor je ziek worden kunt voorkomen. De secundaire respons is dus sneller,
sterker en hebben een hogere affiniteit voor B-cellen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller josefienboon. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.