100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Politieke geschiedenis van België HS 6 $7.06   Add to cart

Summary

Samenvatting Politieke geschiedenis van België HS 6

 19 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Met dit document, samen met de andere documenten, behaalde ik voor het vak een 17/20. De samenvatting is volledig zelf gemaakt samen met de lessen en powerpoints.

Preview 6 out of 43  pages

  • No
  • Unknown
  • February 14, 2024
  • 43
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Politieke geschiedenis van België
Prof. dr. F. Dhondt



Hoofdstuk VI: Een samenspel van legitimiteitscrisissen op het economische en institutionele
terrein (1974-2020)

De cesuren in het boek zijn gekozen om evenementen, gebeurtenissen te selecteren die een sprong
betekenen. Oliecrisis = kantelpunt → voor en na de oliecrisis zijn de levensomstandigheden van de
mensen verandert, de levensstandaard is relatief gezien naar beneden gegaan. Het aandeel van de
lonen in de nationale welvaart is gekrompen → heeft te maken met een belangrijke economische
ommezwaai (vastlopen van de economische doctrine die we gezien hebben bij Gaston Eyskens en die
we hebben zien opduiken als antwoord op de crisis van 1920)

Keynes vindt dat de overheid moet investeren als het economisch slecht gaat want als niemand nog
vertrouwen heeft dan dalen de investeringen en de waarde van alles, zullen de mensne werkloos
worden. In de jaren 70 krijgen we een economische crisis die wordt veroorzaakt door de toenemende
prijzen van energie. De inflatie sleept aan en de overheid probeert vanalles. In het begin in België
tussen 74’ en 77’ probeert tindemans met de liberalen te besparen → overal stakingen.

78’ en 79’ → de overheid blijft tijdelijk geld uitgeven in de hoop dat de crisis zal overgaan maar de
crisis gaat niet over en België wordt de zieke man van Europa met een enorm deficit.

Er komt op ideologisch vlak een soort van economische revolutie, in de jaren 80 gaan de CVP en de
liberalen hun streng besparingsprogramma opleggen en gaan ze proberen om terug te gaan naar de
kern van het liberalisme, de vrijemarkt, het stimuleren van kapitaal en investeringen (↔ zoals bij
keynes het stimuleren van consumptie)




1

,Na Dehaene vliegt de CVP uit de regering en komt er een regering van liberalen, socialisten en Groenen
onder leiding van de Gentse liberaal Guy Verhofstadt. Die regering gaat op levensbeschouwelijk vlak
de thema’s doorduwen waar de CVP tegen is. Van 2007-2011/12 is het heel onstabiel geweest. De CVP
wil weer wraak en maakt een kartel met de kleine rechts-nationalistische partij NVA. Maanden aan
een stuk in 2007 ruzie en crisis. CVP/CD&V leider Leterme wordt premier aar wordt ten val gebracht
door de Fortis crisis en de financiële crisis in 2008. Leterme wordt hierna vervangen door Herman Van
Rompuy die ook voorzitter wordt van de Europese raad.

Brussel-Halle-Vilvoorde heeft de actualiteit bij ons gedomineerd van 2004-2011; probleem met de
taalgrens en de Franstaligen aan de rand. Leterme neemt rond dit conflict ontslag rond 2010 maar
blijft zitten als premier tot 2011 in lopende zaken omdat wij het wereldrecord regeringsvormen
hebben gebroken in Europa. Als de regering Di Rupo aantreed zijn er meer dan 500 dagen verstreken
sinds de laatste federale verkiezingen. Elio Di Rupo, eerste Franstalige en socialist sinds le Burton,
eerste premier met migratieachtergrond.

Probleem met de regering Michel, de regering heeft 1 Franstalige partij en heeft geen meerderheid
aan Franstalige kant. De regering Michel was meer dan een kwart van de Franstalige zetels gesteund.
Deze regering heeft hervormd in de pensioenen, dat kan zonder de meerderheid in elke taalgroep
akkoord is.

De koningen: Boudewijn heeft nog de ambitie om de invloed te hebben van zijn voorvaderen. Hij
spreekt in de jaren 70 nog subtiele veto’s uit tegen mensen die hij niet wil bijvoorbeeld de minister
van Justitie. Hij is diepgelovig en probeert in 1990 iets wat geen enkele Belgische koning echt gedaan
heeft, weigeren om een wet te ondertekenen en te bekrachtigen. Het had het einde van de monarchie
kunnen zijn.

Onze koning heeft de eed afgelegd in 2013 in het parlement op een verhoogje waar de deelstaten van
België prominent opstaan = de symbolische uiting van het feit dat wij een federaal land zijn bestaande
uit gemeenschappen en gewesten

Sociaaleconomische breuklijn



6.1) De crisis van de keynesiaanse staat

In 1973 is er een probleem in het Midden-Oosten, de landen van de OPEC, de olieproducerende naties
(soort kartel dat prijsafspraken maakt) beslissen om de kraan dicht te draaien omdat er een probleem
is met Israël en de aanspraak van Israël op gebied waar de Palestijnen wonen. Dat zorgt onmiddellijk
voor enorme economische problemen. België heeft een model waar er een zekere arbeidskost is

2

,omwille van de sociale zekerheid. Een andere parameter waarin er een verschil is met andere landen
is de kostprijs van energie. Als de energie duurder wordt dan gaan de bedrijven denken of het wel nog
nuttig is om daarin te investeren en het niet beter is om ‘onze koekskes’ in Frankrijk of Duitsland te
gaan bakken. Dat kan voor een probleem zorgen tussen landen onderling. In de jaren 70 krijgt men de
boemerang die terugkeert van het succesmodel van de jaren 60.




De economische beslissingen , gaan we onze fabriek sluiten of uitbreiden worden niet meer genomen
door de Belgische holdings in Brussel of de nationale banken maar in een ander land waar
investeringen zijn geplaatst. Die buitenlandse multinationals beginnen in te zien dat ze in andere
landen in de wereld goedkoper en voordeliger kunnen produceren. Gevolg is dat wij een deel van die
extra tewerkstelling in de jaren 60 verliezen. Voor de Belgische bedrijven wordt het duurder om te
produceren.




a) Oliecrisis

Internationale aanleiding

▪ Grondstoffen en energie duurder
▪ Productie duurder → marge kleiner
▪ Minder verkoop → ontslagen → minder koopkracht
▪ Verplaatsing kapitaal naar goedkoopste landen

Nationale effecten

▪ Werkloosheid stijgt → uitgaven sociale zekerheid stijgen → deficit
▪ Internationale investeringen dalen

Als de overheid dat zo laat gaan vreest men voor een negatieve cyclus zoals in de jaren 30 Verschil
tussen crisissen vroeger en nu is dat er een sociale zekerheid is dat zorgt voor een
werkloosheidsuitkering… De sociale zekerheid kan dat opvangen als dat niet te lang duurt want zij


3

,wordt betaald door de bijdrage die betaald worden door de mensen die werken en hun werkgevers.
Als er minder mensen zijn di werken en meer mensen die geld nodig hebben dan gaan we in deficit.
De overheid past deze deficit bij en haalt haar geld van de BTW, de personenbelasting, de
douanerechten… Uiteindelijk creëert dat meer druk om de belastingen te verhogen.




Probleem oliecrisis

1960: Sociaal Pact

▪ Werknemers: productiviteit omhoog (harder werken)
▪ Werkgevers: extra voordelen, stijging lonen (meer zekerheid)

De sociale zekerheid werkt op basis van het idee dat de werknemers de productiviteit opdrijven. Als
zij meer produceren is het voor de werkgevers nog altijd zinvol om hoge sociale bijdragen te betalen.
De werkgever krijgt in ruil discipline en engagement van de werknemers voor het runnen van het
bedrijf maar de oliecrisis zet daar druk op…

1974-1975: Oliecrisis

▪ Uittocht werkgevers
▪ Minder inkomsten sociale zekerheid/overheid
▪ Druk op statuut werknemers




b) Reactie


▪ Tripartite-Leburton (1973-1974): immobilisme

Le Burton doet niet veel, er is teveel druk door de drie partijen in de regering. Hij wordt vervangen
door Tindemans die de socialisten eruit gooit en werkt aan besparingen.

▪ Centrum-rechts (Tindemans, 1974-1977): soberheidsinitiatief ↔ stakingen

De regering van Tindemans krijgt veel stakingen te verduren dus men gaat weer over de andere kant.
Martens en Eyskens proberen op met tijdelijke oplossingen de problemen te bezweren.

▪ Centrum-links (Martens, Eyskens, 1978-1981): échec “Keynesiaanse” tijdelijke oplossingen
o Brugpensioen, “Bijzonder Tijdelijk Kader”, “GesCo”




4

,Bijkomende manier om de crisis tijdelijk te bezweren is de invoering van het brugpensioen, mensen
vroeger op pensioen laten gaan. Op korte termijn is dat slim maar op lange termijn kan het gebeuren
dat men op brugpensioen gaat als een soort voorbereiding op het pensioen op zijn 55 en 50 jaar later
in het rusthuis nog steeds leeft. Die persoon heeft zo lang geleefd op de kosten van de sociale
zekerheid terwijl hij zelf maar 35 jaar heeft bijgedragen.

Bij de overheid hebben we mensen die vast benoemd zijn maar we kunnen ook tijdelijk zoals in de
privé met een contract mensen aannemen in een bijzonder tijdelijk kader hopend dat die daarna een
statutaire job vinden bij de overheid of in de privé. Men geeft subsidies aan de gemeentes, ocmw’s…
om met gesubsidieerde contractuelen te werken, de staat betaald een stuk van de loonkost en de
persoon in kwestie heeft een job.

o Redden staal- en textielsector (< subsidies, kapitaal overnemen)

Het punt dat in Vlaanderen het meeste kritiek krijgt is het punt van de steun aan de noodlijdende
Waalse industrie. ↔ in 60 betoogt André Renard omdat de holdings in Brussel te weinig aandacht
hebben in de Waalse industrie?

Is in 1980 ook nog altijd zo. De Waalse staalindustrie is steeds minder en minder competitief en dreigt
fabrieken te sluiten. De regering met de PS die boven de 30% haalt in Wallonië wil niet dat die mensen
hun job verliezen en vraagt aan de overheid om die bedrijven te depanneren, over te nemen en te
laten draaien met subsidies in de hoop dat het daarna terug gaat vertrekken. In de Belgische logica van
die tijd betekent dat dat er ook ergens geld gaat moeten uitgegeven worden in Vlaanderen. Dat treft
want de Vlaamse textiel zit ook in crisis. Als je aan de ene EN de andere geld geeft wordt u put groter.

o Overheidsuitgaven stijgen (inflatie) ↔ economie stagneert
= “STAGFLATIE”
→ deficit 16%
→ staatschuld 100% BNP
→ overheidsbeslag 60%

→ zijn op korte termijn goede alternatieven maar op lange termijn verhelpt dat niet aan de structurele
problemen van de Belgische economie

in de jaren 70 is er heel veel protest tegen de besparingen, de
werklooheid die hierdoor blijkt op te komen in de legerdienst…

Maar men krijgt het probleem niet onder controle, de levensduurte
stijgt en de economie groeit niet.


5

, 6.2) Het neoliberalisme

De ommezwaai is die van een geest die komt overgewaaid Amerika, het neoliberalisme geïnspireerd
door de econoom Friedman. Guy Verhofstadt werpt zich op als vernieuwer van zijn eigen liberale partij
en als degene die het deficit in België wil aanpakken.

hervormen betekent in de ogen van de neoliberalen de kost van arbeid
terugdringen, het aandeel van arbeid in BNP terugdringen en liefst van
werknemers investeerders of ondernemers maken. De mensen zelf het
economisch risico laten dragen van een activiteit.

Margaret Thatcher doet hetzelfde in de jaren 70 in het VK. Ze zal de
mijnen sluiten in het VK en harde stakingen veroorzaken.



Reagen, republikeins president heeft overal in Amerika de markt binnengebracht.
Bijvoorbeeld door reclame voor suikerhoudende frisdrank die mensen dik maakt
toe te laten op scholen.




Reagen en Thatcher staan in dezelfde tijdsgeest




Monetarisme

▪ Milton Friedman, School van Chicago
▪ TEGENPOOL van Keynesianisme
o Overheid bespaart (lagere belastingen, minder uitgaven, minder ambtenaren, “New
Public Management”)

De overheid moet zo klein mogelijk zijn, dat betekent dat men alle dienstverlening van de overheid
gaat bekijken als de diensten van een privébedrijf. Dat alle ambtenaren moeten zich verantwoorden
voor wat ze doen en ze krijgen een kostprijs gefactureerd.

o Stimuleren aanbod (bedrijven, lonen lager < indexsprong)

Keynes stimuleert de vraag < -> Friedman zegt dat u aanbod zo efficiënt mogelijk geconstrueerd zijn
en de prijs moet zo laag mogelijk zijn. Een belangrijk element is dat men indexeringen wil overslaan =
indexsprong. Betekent dat men de indexering een paar keer niet toepast, dan moeten de bedrijven
minder uitgeven en hebben ze meer marge.

6

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RECHTENVUB1234. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67232 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.06
  • (0)
  Add to cart