Alle college aantekeningen van de cursus Sociale Psychologie (23/24), volledig en aanvulling op de slides die voor het tentamen geleerd moeten worden. Het dekt veel inhoud van het boek Social Psychology (Aronson), ik heb aan de hand van deze samenvatting mijn tentamen gehaald. Afbeeldingen uit de s...
Summary Social Psychology (500214-B-6) - Grade 10
Social Psychology 10th Edition By Elliot Aronson; Timothy D. Wilson; Robin M. Akert; Samuel R Sommers 9780134641287 Chapter 1-13 Complete Guide .
Social Psychology 10th Edition By Elliot Aronson; Timothy D. Wilson; Robin M. Akert; Samuel R Sommers 9780134641287 Chapter 1-13 Complete Guide .
All for this textbook (10)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Psychologie
Sociale psychologie (200300157)
All documents for this subject (83)
Seller
Follow
bentevanstaveren
Content preview
Sociale Psychologie – Hoorcolleges
Hoorcollege 1: Inleiding
De wetenschappelijke studie van de manieren waarop mensen hun gedachten, gevoelens
en gedragingen worden beïnvloed door de (daadwerkelijk en/of voorgestelde) aanwezigheid
van andere mensen.
Fascinatie voor de invloed van sociale studies (en individuele verschillen) op menselijke
gedachten, gevoelens en gedragingen
Brede en precieze discipline
Eigenstandige discipline plus unieke combinatie van diverse wetenschappelijke disciplines
- Processen uit ontwikkelingspsychologie, persoonlijkheidspsychologie- en functieleer
- Toepassingen in organisatie-, gezondheids- en klinische psychologie
- Raakvlakken met sociologie, rechten, economie, etc.
Axioma’s sociale psychologie
Mensen denken, doen en voelen = f(Persoon x Situatie)
Wat we denken, doen en voelen is een functie van de situatie waarin we zijn maar ook de
persoon die we naar die situatie mee brengen (verschillende mensen reageren verschillend
op dezelfde situatie).
Waar het in belangrijke mate om gaat in de sociale psychologie is wat Thomas & Thomas in
1928 benoemde: ‘’If people define situations as real, they are real in their consequences’’.
Mens construeert eigen realiteit: hoe je dingen waarneemt dat bepaald het gedrag (hoe
interpreteren mensen een situatie?).
- Het denken, doen en voelen van mensen wordt sterk beïnvloed door de situatie, of
liever, door hun interpretatie van de situatie. Dit is niet alleen een passief proces, we
zijn er ook heel actief mee bezig.
Een belangrijk uitgangspunt (axioma) van de sociale psychologie is dat de omgeving in
sterke mate wat je denkt, voelt en doet beïnvloed.
Heider & Simmel (1944): de mens construeert eigen sociale realiteit (social construals),
vaak in termen van persoonseigenschappen.
Bv. Wie is mooi? Wat we mooi vinden wordt ook cultureel bepaald.
Heel vaak ontstaat er een bepaalde norm waar je je moet naar gedragen, waardoor iedereen
zich daarnaar gaat gedragen (meedoen met wat anderen doen).
Omdat we sociale wezens zijn die zo sterk worden beïnvloed worden door onze omgeving in
wat we denken, doen en voelen, zijn we ook heel erg bezig met wie er in onze omgeving zit.
Wat je dan doet is de oorzaken van gedrag toeschrijven aan persoonlijkheidseigenschappen.
We onderschatten vaak de invloed van de situatie: mensen doen dingen doordat ze in een
bepaalde situatie zitten. Dit wordt ook wel een fundamentele attributiefout genoemd.
Je overschat de rol van persoonlijkheid en je onderschat de rol van sociale omgeving.
Self-Fulfilling Prophecy: jouw overtuiging dat iemand iets is (slim/dom bijv.) veroorzaakt
vaak dat iemand dat in de realiteit ook wordt. Veel van het gedrag wat we vertonen is niet
heel eenduidig (ambigu?) waardoor er ruimte is om deze overtuiging te bevestigen.
(On)geloof in een persoon veroorzaakt dat (on)geloof in de persoon realiteit wordt.
Het wordt ook wel het Pygmalion-effect (Ovidius) genoemd; naar toneelstuk van Bernard
Shaw.
1
,Self-Fulfilling Prophecy is zo volhardend omdat we vaak niet willen toegeven dat we ons
vergissen. We zoeken vaak bevestiging van onze eerste indruk en informatie die binnenkomt
koppelen we hier dan aan, vooral de ‘zie-je-wel’ indruk blijft hangen. Er is heel veel
tegenstrijdige informatie nodig om die eerste indruk te corrigeren.
Cold-hot empathy gap: Loewenstein (1996) dit nog uitwerken
Het basisprincipe van de sociale psychologie
Twee manieren van informatie verwerken:
- Gecontroleerd – automatisch
o Systematisch – Heuristisch
o Centraal – Perifeer
o Rationalistisch – Experientieel (ervaringen)
- Wanneer wat? Wat is afhankelijk van wat we…
o Willen (gemotiveerd, belangrijk, duur, zelf-gerelateerd)
o Kunnen (genoeg cognitieve capaciteit, voldoende informatie)
o Schema’s en heuristieken als je niet anders wilt, niet anders kunt
Voorbeeld van heuristische informatieverwerking:
Shooter bias: kennisclip (WG1)
‘’ZWART’’: Witte Amerikaanse proefpersonen reageren sneller op ‘’lui’’, ‘’vijandig’’, ‘’muzikaal’’
en ‘’atletisch’’. En ze zien ambigue stimuli ook sneller aan voor een vuurwapen.
Vb. Amadou Diallo
De first-person shooter task (FPST): als proefpersoon zit je achter de computer en observeer
je scenes; bepalen wat de acteur vast heeft en hoe je hierop reageert, allemaal binnen een
redelijk snelle reactietijd.
De vier situaties
Ontstaan als je de twee onafhankelijke variabelen kruist
2
, Deze interactie tussen ras en wapenbezit op reactietijd
is een manier waarop we de shooter bias kunnen zien.
Daarnaast kunnen we kijken naar de foute
beslissingen: schieten op een ongewapende acteur
(false alarm) of niet schieten op een gewapende acteur
(mis).
Een andere manier waarop we de shooter bias kunnen
zien is dat in gewapende situaties witte acteurs vaker
gemist worden t.o.v. zwarte acteurs. In ongewapende
situatie wordt juist een zwarte acteur vaker onterecht
geschoten t.o.v. een witte acteur.
Signaaldetectietheorie kan worden gebruikt om te kijken waar de fouten aan liggen. Een
eerste optie is dat proefpersonen geen goed onderscheid tussen gewapend/ongewapend
kunnen maken. Een andere optie is dat het criterium om te schieten lager ligt dan normaal.
Theorie en empirie: kennisclip (WG1)
Empirie verwijst naar kennis die is verkregen d.m.v. waarnemingen, dat kan
bestaan uit ervaringen, observaties of metingen in een onderzoek (empirische
gegevens).
Daar tegenover staat theorie, dat is een systematische verklaring van
waargenomen fenomenen. Een theorie geeft een samenhangend begrip van
de wereld om ons heen en we kunnen voorspellingen baseren op dit begrip,
deze voorspelling noemen we een hypothese.
Empirie biedt de basis voor theorievorming en voorspellingen uit de theorie
hypotheses worden getoetst aan de hand van nieuwe empirische gegevens
beide zijn onderdeel van je argumentatie in een onderzoek.
Onderlinge afhankelijkheid
Empirie en theorie zijn met elkaar verbonden. Empirische
gegevens zijn als puzzelstukjes en de theorie is het plaatje wat
zichtbaar wordt zodra de puzzel opgelost is. Vaak wordt bij het
beschrijven van theorie weer empirisch onderzoek aangehaald
voor het beschrijven van de theorie, vullen elkaar aan.
Psychologie is een empirische wetenschap maar dat neemt niet
weg dat we de theorie hard nodig hebben. Psychologen doen feitelijke beweringen en
theoretische bewegingen (verklaring waarom iets gebeurt).
Hoorcollege 2: vooroordelen, stereotypen en discriminatie
Hoofdstuk 13
Effecten
Sekse-categorisatie begint al heel vroeg. Meisjes worden in het roze gekleed en jongens in
het blauw. Dat heeft ook invloed op hoe je op baby’s reageert.
3
, Waarom huilt de baby? Hij huilt omdat hij boos is/zij huilt omdat zij bang is.
Mensen verschillen systematisch in wat voor attributies ze hebben waar ze het gedrag aan
toewijzen (jongens zijn agressiever/meisjes sneller bang).
Maar ook op latere leeftijd.
Ander stereotype: hoogleraren zijn een man.
Effecten treden heel gemakkelijk op.
Wanneer intergroepspolarisatie? Waar ligt het omslagpunt? In groepen verdelen en de
een belangrijker maken dan de ander. Hierdoor ga je je negatiever gedragen naar mensen
van andere groepen.
Sociale categorisatie
Effecten worden beïnvloed door sociale categorisatieprocessen: in groepen verdelen. Dit
speelt een belangrijke rol, ondermeer ook omdat we vaak met mensen van andere groepen
moeten samenwerken in een arbeidsorganisatie. Gedomineerd door veel mannen: moeilijker
voor vrouwen om binnen te komen en andersom. Het maakt uit hoe zo een groep is
samengesteld maar wat erachter zit zijn stereotypen (man = onafhankelijk objectief en vrouw
= sociaal coöperatief), dit is dus van invloed bij sollicitatie.
Sociale categorisatie speelt een belangrijke rol omdat je te maken hebt met een complexe
wereld waar heel veel gebeurt. Dan helpt het heel erg om snel door die wereld te kunnen
bewegen (bijv. zelfde studie of bij dezelfde studentenvereniging). Categoriseren is een heel
veel voorkomend proces, vooral als we druk zijn (negeren van andere dingen). Categorisatie
kan ook negatieve effecten hebben:
- Outgroup derogation: als je mensen tegenkomt van een andere groep waar jij geen
lid van bent, denk je daar sneller negatief over.
- Outgroup homogeniteit: ‘die zijn allemaal hetzelfde’, iedereen die … studeert zijn saai
bijv.
We hebben verschillen in centrale tendentie:
- ‘Wij’ zijn aardiger, beter, etc. (ingroup favoritism)
- ‘Zij’ zijn onaardig/vijandig/dom/onbekwaam (outgroup derogation). Vgl. ook ‘hostile’ vs
‘benevolent’ sexism.
In variatie:
- ‘Zij’ lijken allemaal op elkaar (outgroup homogeniteit vs. ingroup heterogeniteit).
Sociale categorisatie heeft een cognitief effect (hokjes en vakjes zijn vaak nuttig), omdat het
handig is voor informatie ordenen/onthouden en tegelijkertijd nog andere taken kunnen
uitvoeren.
Tegelijkertijd is het ook heel motivationeel (wij versus zij), omdat je je identificeert met een
groep en daardoor een bepaalde vorm van zelfwaardering krijgen. Stereotypen spelen een
belangrijke rol omdat status quo/machtsverschillen heel erg gelegitimeerd worden. Mensen
van een andere groep kunnen daardoor sneller als een dreiging gezien worden (vooral als
mensen onzeker over zichzelf zijn).
Definities
Vooroordelen: gaat over gevoelsmatige indruk; de affectieve component.
- Vooroordelen zijn positieve of negatieve evaluaties (gewoonlijk negatief), over leden
van een bepaalde groep, louter en alleen gebaseerd op het feit dat die mensen lid
zijn van die groep.
o Vb. vrouwen zijn slecht in leiding geven, zij is een vrouw, dus zij is slecht in
leiding geven.
Stereotypen: de cognitieve component.
- Stereotypen zijn cognitieve raamwerken (cognitive frameworks) die bestaan uit
gedachten (knowledge and beliefs) over bepaalde sociale groepen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bentevanstaveren. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.24. You're not tied to anything after your purchase.