5 Hoge bloeddruk en antihypertensieve geneesmiddelen
5.1 Fysiologie van de bloeddruk
5.1.1. Wat is de bloeddruk
De druk in de systemische arteriën zoals de aorta (li). De bloeddruk in de longarteriën (re) is
lager en moeilijk meetbaar
5.1.2 Wat is arteriële bloeddruk
Arteriële bloeddruk is pulserend van aard. De hoogste druk is systolisch en de laagste druk
is diastolisch
Systole: contraherende kamers die bloed wegpersen
Diastole: hart ontspant om opnieuw gevuld te worden
5.1.3 regulering van de arteriële bloeddruk
Korte termijn: Wisselwerking tussen Systemische Vasculaire Weerstand (SVR) en het
hartminuutvolume (HMV)
Lange termijn: Het bloedvolume speelt ook een rol.
5.1.4 Korte termijnregulering van de bloeddruk
Hartfrequentie: frequentie waarmee het hart slaagt
Slagvolume: de hoeveelheid bloed die de kamer bij elke slag uitpompt.
SVR: de weerstand die stromend bloed ondervindt. Deze wordt bepaald door de diameter
van de perifere bloedvaten.
In de wand van de arteriolen zit glad spierweefsel en als dit samentrekt wordt de diameter
van het lumen van het vat kleiner en dus neemt de weerstand toe.
Als de bloeddruk daalt wordt het sympatisch deel van het AZS geactiveerd, arteriool trekt
samen, de weerstand neemt toe en de bloeddruk stijgt.
Stoffen die zorgen voor contractie van de gladde spiercellen:
- Noradrenaline
- Adrenaline
- Angiotensine II
- ADH
Hartminuutvolume (hartslag *slagvolume)
HMV is de hoeveelheid bloed die de linkerkamer in 1 minuut uitstoot.
Sympatische stimulering verhoogt HF en SV
Adrenaline uit de bijnieren zorgt ook voor verhoging van de HF en het SV. Ook de
hoeveelheid bloed die naar het hart terugkeert is van invloed op het slagvolume. Als het hart
harder moet werken keert en meer bloed terug naar het hart. Dit vergroot het
,einddiastolische volume waardoor de hartspier verder wordt uitgerekt. Je krijgt een
krachtigere contractie en groter slagvolume wet van Starling
5.1.5 Baroreceptorreflex
De belangrijkste baroreceptoren bevinden zich in de aortaboog en in de sinus caroticus.
Deze rekreceptoren nemen veranderingen van de bloeddruk waar en sturen zenuwsignalen
naar het cardiovasculair regelcentrum in de medulla oblongata.
Daling van de bloeddruk wordt waargenomen door de baroreceptoren die via afferente
neuronen signalen sturen naar het cardiovasculair regelcentrum. Vervolgens wordt
sympathische activiteit in het cardiovasculair systeem verhoogd waardoor SV en HF
toenemen, en dus ook het HMV. Daarnaast zorgt sympathische activiteit ook voor
vaatvernauwing waardoor SVR toeneemt. Dit alles zorgt voor een stijging van de bloeddruk.
5.1.6 Lange termijn regulering van de bloeddruk
De baroreceptorreflex is voor korte termijn verandering. Bij lange termijn regulering is ook de
natrium concentratie betrokken. Dit gebeurd doro de nieren door middel van het Renine
Angiotensine Aldosteron systeem RAA
Nieren reageren op een bloeddrukdaling door het afgeven van het enzym Renine, dat
uiteindelijk inwerkt op Angiotensine II. Angiotensine II is het belangrijkste eiwit in de lange
termijn regulering van de bloeddruk.
Angiotensine II zorgt voor
- Dat de nieren Aldosteron afgeven, waardoor er minder Na in de urine komt.
o Meer water in het bloed dus een hoger bloedvolume
o Preload neemt toe dus starling van toepassing
o SV
- Krachtige vaatvernauwer waardoor het SVR toeneemt
- Bevordert afgeifte hormoon Vasopressine (ADH) uit voorkwab hypofyse. ADH laat de
nieren water vasthouden door minder urine te produceren. Bloedvolume blijft op peil.
Vasopressine is ook een vaatvernauwer en verhoogt dus de VSR.
Hypertensie is indien de bloeddruk groter is dan 140/90
Secundaire hypertensie ontstaat vaak door nierziekten. Bij jarenlange hypertensie kan
schade ontstaan aan de organen met name:
- hersenen : hersenbloeding
- nieren : nierhypertensie ???
- cardiovasculaire systeem : Myocardinfarct
In combinatie met diabetes treedt ook vaan aderverkalking op.
5.3 Geneesmiddelen die worden gebruikt
De meest gebruikte middelen zijn:
- ACE remmers
- Diuretica
- B-Blokkers
, 5.3.1 Uitgangspunt voor de behandeling van hypertensie
Geneesmiddelengroep Effect op SVR Effect op
HMV
Ace remmers Afname Afname
Angiotensine II receptorblokkers Afname Afname
Thiazidediuretica - Afname
CA-kanaalblokkers Afname Afname
B-Blokkers - Afname
A-blokker Afname -
5.3.2 Geneesmiddelen bij behandeling van hypertensie
1 Angiotensine Converterend Enzymremmers (-pril)
Ace remmers interfereren het RAA systeem dat de bloeddruk op de lange termijn reguleert.
ACE-remmers binden aan de actieve plaats van het angiotensine converterend enzym
waardoor de werking van het enzym wordt geblokkeerd. Hierdoor neemt de angiotensine II
spiegel af en dus de bloeddruk.
Bijwerking : Droge hoest
2 Renine remmers (Aliskirin)
Aliskirin interfereert ook het RAA systeem. Echter het remt de werking van renine, dus
omzetting angiotensinogeen in agiotensine I wordt onderbroeken waardoor minder
angiotensine II wordt aangemaakt.
3 Angiotensine II receptor blokkers (-sartan)
Soms wordt dit medicijn ook gebruikt voor de behandeling van hartfalen. Indien de hoest van
de ACE remmers onaanvaardbaar is worden deze gebruikt. Verminderen het
vaatvernauwende effect van angiotensine II
4 Thiazidediuretica
Stimuleren van de urine (diurese). Met name
- Lisdiuretica
- Thiazide diuretica (eerste keus)
o Bendroflumethiazide
o Chloorthalidon
o Chloorthiazide
o Indapamide
- kaliumsparende diuretica
Door urineproductie neemt het bloedvolume af waardoor de preload in de linkerkamer
afneemt en er dus een lager SV en lagere HMV optreedt.
ADH productie neemt toe bij uitdroging waardoor meer water wordt opgenomen en minder
urine wordt geproduceerd. Diuretica belemmeren de terugresorptie van water uit filtraat
zodat meer water met de urine het lichaam verlaat. Ze remmen het natrium en chloor
transport in de wanden van het nefron. Dit verstoord osmotische balans van het weefsel dat
het nefron omgeeft waardoor de snelheid waarmee water wordt teruggeresorbeerd afneemt.
Hoe minder water uit het filtraat wordt geresorbeerd, hoe meer water als urine verloren gaat.
Hierdoor nemen bloeddruk en bloedvolume af.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller egbertv. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.80. You're not tied to anything after your purchase.