Het boek 'psychiatrie een inleiding 9e ed.' is gebruikt voor het vak psychopathologie (blok 1, leerjaar 2 SPH). In dit document zijn voor de hoofdstukken 1,2,3,5,7,8,9,10,11,12 en 14 de begrippen en leerdoelen uitgewerkt. De leerdoelen die zijn aangegeven in de studiehandleiding (leerjaar 2, ), zij...
Begrippen en leerdoelen
H1,2,3,5,7,8,9,10,11,12 en 14
Hoofdstuk 1
- BIG-register = beroepen in de individuele gezondheidszorg.
- Psychopathologie = een deelgebied van de psychiatrie en de psychologie dat zich
bezighoudt met het beschrijven van psychische stoornissen, oorzaken daarvan en
behandelingen daarvoor.
- Psychiatrie = medisch specialisme dat zich richt op de diagnostek en behandeling van
de psychische stoornissen.
- Klinische psychologie = tak van de psychologie die zich bezighoudt met de
beschrijving, de oorzaken en de behandeling van psychische stoornissen om het
geestelijk welzijn te bevorderen.
- Psycholoog = iemand die de universitaire studie psychologie heef voltooid.
- Gz-psycholoog = psycholoog die na zijn studie een aanvullende opleiding heef
gevolgd en in het BIG-register is ingeschreven. Een gz-psycholoog is bevoegd tot het
diagnostceren en behandelen van psychische stoornissen. Gz is een afkortng van
‘gezondheidszorg’.
- Psychotherapeut = iemand die na de studie psychologie of geneeskunde een
vervolgopleiding heef gedaan, waardoor hij bevoegd is tot het geven van
psychotherapeutsche behandelingen. Hij moet overigens in het BIG-register staan
ingeschreven.
- Psychiater = iemand die na de studie geneeskunde een vervolgopleiding heef
gedaan waarin hij of zij zich heef gespecialiseerd in het diagnostceren en
behandelen van patinten met psychische stoornissen. Een psychiater mag, in
tegenstelling tot een psycholoog, medicate toeschrijven.
- Psychische stoornis = het geheel van afwijkende emotes, gedachten of
gedragspatronen dat wordt gekenmerkt door onder andere een storing in het
functoneren en (persoonlijk) lijden.
- Symptoom = specifeke kenmerken of eigenschappen die passen bij een bepaalde
psychische stoornis.
- Diagnostsch criterium = bepaalde verschijnselen of symptomen moeten voldoen aan
bepaalde voorwaarden, voordat ze als afwijkend worden beschouwd of passend bij
een bepaalde stoornis (hoofdstuk 3).
- Trepanate = een procedure waarbij met een gat in de schedel maakt. Sommige
onderzoekers vermoeden dat het gebruik een anteke vorm van chirurgie is misschien
was trepanate bedoeld om het slachtofer te bevrijden van de demonen die men
verantwoordelijk achte voor zijn of haar abnormale gedrag.
- Brandstapel = hierop werden de heksen in de negentende eeuw verbrand.
- Exorcisme = het uitdrijven van de duivel. Men dacht dat sommige mensen door boze
geesten waren bezeten, en dat die op deze manier verdreven konden worden.
- Rariteitenkabinet = de bizarre capriolen van de patinten in het ondense St. Mary’s
of Bethlehem Hospital vormden in de 18e eeuw een bron van vermaak voor de
welgestelde elite van de stad.
1
,- Evidence-based medicine = het streven om gebruik te maken van het beste
beschikbare bewijs bij het maken van een keuze voor de behandeling van een
patint.
Je kunt omschrijven wat een psychische stoornis inhoudt.
Een psychische stoornis kan worden omschreven als het geheel van afwijkende
emotes, gedachten of gedragspatronen dat wordt gekenmerkt door onder andere
een storing in het functoneren en (persoonlijk) lijden.
Je kunt de criteria beschrijven die professionals gebruiken om te bepalen of gedrag
afwijkend is.
Er is een aantal criteria om gedrag als afwijkend te bestempelen. We noemen gedrag
afwijkend als het uitzonderlijk is of sociaal afwijkt van een bepaalde norm een foute
percepte of interpretate van de realiteit geldt ook als afwijkend gedrag, net als
emotoneel lijden en ongepast gedrag. Als iemand een gevaar vormt voor zichzelf of
zijn omgeving noemen we dit eveneens afwijkend gedrag.
Je kunt de criteria voor afwijkend gedrag toepassen op de casussen in de tekst.
Bij het bepalen of er sprake is van abnormaal of afwijkend gedrag maken
deskundigen gebruik van de volgende zes criteria: de mate waarin gedrag
uitzonderlijk en sociaal afwijkend is, of er sprake is van een foute percepte of
interpretate van de realiteit, of de persoon (emotoneel) lijdt en of het gedrag
ongepast of gevaarlijk is.
Je kunt de culturele achtergronden van afwijkend gedrag benoemen.
In verschillende culturen wordt er anders gekeken naar wat afwijkend gedrag is.
Gedrag dat in de ene cultuur als afwijkend wordt bestempeld, kan in een andere
cultuur normaal zijn. Het is bij de beoordeling van afwijkend gedrag dan ook van
belang om rekening te houden met bijvoorbeeld culturele gebruiken, tradites,
gewoonten, verklaringen en normen.
Je kunt de historische veranderingen beschrijven die zich in de westerse cultuur
hebben voorgedaan in de beeldvorming rondom en de behandeling van afwijkend
gedrag.
Hippocrates stelde dat de gezondheid van het lichaam en de geest wordt bepaald
door een evenwicht in de humores, lichaamssappen. Een verstoring van het
evenwicht tussen de humores was verantwoordelijk voor afwijkend gedrag. In de
middeleeuwen vond de katholieke kerk dat afwijkend gedrag een teken van
bezetenheid door boze geesten of de duivel was. ‘Bezeten’ mensen werden bij
voorkeur door middel van exorcisme of uitdrijvingen behandeld. Ni ongeveer
dezelfde tjd werd in de Arabische psychiatrie een humane versie op en behandeling
van psychiatrische patinten nagestreefd. Het eerste psychiatrisch ziekenhuis ter
wereld opende haar deuren in 705. Rond 1600 werden krankzinnigengestchten of
gekkenhuizen gebouwd. In de gestchten woonden zowel bedelaars als geestelijk
gestoorden en de levensomstandigheden waren er erbarmelijk. Mede dankzij de
inspanningen van Pussin en Pinel ontstond morele therapie. Deze behandeling was
2
, gebaseerd op het idee dat patinten door een menselijke bejegening en verblijf in
een ontspannen en respectvolle omgeving weer normaal zouden gaan functoneren.
In de jaren vijfig van de 20e eeuw begon er een nieuwe wind te waaien in de
psychiatrie door de introducte van nieuwe efecteve medicijnen en therapeutsche
behandelingen. Dit leidde ertoe dat steeds meer patinten in de gewone
maatschappij konden functoneren. De antpsychiatrie beweging in de jaren zeventg
ging ervan uit dat psychische stoornissen überhaupt niet bestonden en dat patinten
helemaal niet moesten worden behandeld, maar zeker niet in ziekenhuizen.
Eind 20e – en begin 21e eeuw overheerst het idee dat men patinten niet moet
opnemen, tenzij er geen alternatef is. De laatste jaren hebben burgers en patinten
in eerste instante zelf de verantwoordelijkheid om te partciperen en hun problemen
aan te pakken. Daarbij wordt steeds vaker vanuit de herstelbenadering gewerkt, is
eren toenemend gebruik van ervaringsdeskundigheid en krijg het thema
(de-)stgmatsering meer aandacht.
Je kunt de belangrijkste ethische principes die gelden voor psychologisch onderzoek
benoemen.
Twee belangrijke ethische principes zijn ‘informed consent’ en ‘vertrouwelijkheid’.
Het principe van ‘informed consent’ vereist dat proefpersonen de vrijheid moeten
hebben om ervoor te kiezen al dan niet mee te doen aan onderzoek. Bij
‘vertrouwelijkheid’ gaat het erom dat diegene die meewerken aan een onderzoek
anoniem zullen blijven. Onderzoekers zijn verplicht de vertrouwelijkheid te
beschermen door hun verslagen veilig op te bergen en een identteiten aan anderen
te onthullen.
Je kunt de belangrijkste aspecten van een kritsche houding en denkwijze ten aanzien
van de studie van afwijkend gedrag benoemen.
Er zijn in ieder geval zeven aspecten kenmerken voor een kritsche houding en
denkwijze:
1. Blijf sceptsch
2. Denk na over defnites en terminologie
3. Weeg de aannamen of premissen waarop argumenten gebaseerd zijn
4. Houd in gedachten dat correlate niet gelijk staat aan een causaal verband
5. Overweeg de aard van bewijzen waarmee conclusies worden onderbouwd
6. Simplifceer niet te sterk
7. Generaliseer niet te sterk
3
,Hoofdstuk 2
- Genotype = verzameling trekken die zijn vastgelegd in de genetsche code van een
persoon.
- Fenotype = wat je aan de buitenkant ziet.
- Neuron = zenuwcel.
- Dendriet = wortelachtge uitloper van een neuron die zenuwimpulsen ontvangt
vaneen andere neuronen.
- Axon = het lange, dunne gedeelte van een neuron waarlangs de zenuwimpulsen zich
voorplanten.
- Eindknopje = kleine verdikking aan het einde van een axon.
- Neurotransmiter = chemische stof die neurale boodschappen van de ene neuron
naar de andere vervoert.
- Synaps = spleetje tussen een eindknopje van het ene neuron en de dendriet of soma
(cellichaam) van een andere neuron waarlangs de neurale impulsen worden
doorgegeven.
- Receptorplaats = deel van een dendriet van de ontvangende neuron dat gevoelig is
voor bepaalde neurotransmiters.
- Centrale zenuwstelsel = de hersenen en het ruggenmerg.
- Perifere zenuwstelsel = het somatsche en het autonome zenuwstelsel.
- Medulla = gebied in de achterhersenen dat de hartslag en ademhaling reguleert.
- Pons = gebied in de achterhersenen dat een rol speelt bij de ademhaling.
- Cerebellum = gebied in de achterhersenen dat te maken heef met coordinate en
balans.
- Retculaire actveringssysteem = gebied in de hersenen dat te maken heef met
aandacht, slaap en arousal.
- Thalamus = gebied in de voorhersenen dat sensorische informate doorgeef aan de
cortex en een rol speelt in processen rond slaap en aandacht.
- Hypothalamus = gebied in de voorhersenen dat betrokken is bij het reguleren van
lichaamstemperatuur, emotes en motvate.
- imbische systeem = aantal gebieden in de voorhersenen die betrokken zijn bij leren,
herinnering en basale drifen.
- Basale ganglia = cluster van neuronen tussen de thalamus en het cerebrum dat
betrokken is bij de coordinate van motorische processen.
- Cerebrum = de grote massa in de voorhersenen die wordt gevormd door de twee
hersenhelfen.
- Hersenschors (cerebrale cortex) = het geplooide oppervlak van het cerebrum,
verantwoordelijk voor de verwerking van sensorische stmuli en de aansturing van
hoge mentale functes als denken en taalgebruik.
- Somatsche zenuwstelsel = deel van het perifere zenuwstelsel dat verantwoordelijk is
voor het transport van informate van de zintuigen naar de hersenen, en van de
hersenen naar de skeletspieren.
- Autonome zenuwstelsel = deel van het perifere zenuwstelsel dat de klieren en de
onbewuste lichaamsprocessen aanstuurt.
- Sympathische zenuwstelsel = deel van het autonome zenuwstelsel dat een
verhoogde arousal teweeg kan brengen.
- Parasympatsche zenuwstelsel = deel van het autonome zenuwstelsel dat arousal kan
verlagen en ervoor zorgt dat de energiereserves weer worden aangevuld.
4
,- Psychoanalytsche theorie = Freuds theoretsche model van onze persoonlijkheid, ook
wel psychoanalyse genoemd.
- Bewuste = volgens Freud het deel van de geest dat overeenkomt met wat op dit
moment onder onze aandacht is.
- Voorbewuste = volgens Freud het deel van de geest waarvan de inhoud buiten het
huidige bewustzijn ligt, maar waarvan we ons bewust kunne worden als we onze
aandacht erop richten.
- Onbewuste = volgens Freud het deel van de geesten buiten het bereik van het
normale bewustzijn ligt en dat onze instncteve drijfveren bevat.
- Id = volgens Freud de onbewuste psychische structuur die onze primiteve instncten
bevalt en die wordt aangestuurd door het lustprincipe. Is vanaf de geboorte
aanwezig.
- ustprincipe = volgens Freud het principe dat het id aanstuurt en dat directe
behoefebevrediging wenst.
- Ego = volgens Freud de psychische structuur die overeenkomt met het concert van
het zelf, werkt volgens het realiteitsprincipe en is in staat om frustrate te tolereren.
Dit onderdeel van de psychische structuur ontwikkeld zich tjdens het eerste
levensjaar.
- Realiteitsprincipe = volgens Freud het principe dat het ego aanstuurt, dat rekening
houdt met sociale acceptate en praktsche overwegingen.
- Superego = volgens Freud de psychische structuur die de normen van ouders en
belangrijke anderen internaliseert en die functoneert als moreel geweten. Zijn rond
een leefijd van vier ontwikkelt de derde onderdeel van de psychische structuur zich.
- Afweermechanisme = volgens Freud strategiein om de realiteiten vervormen, door
het ego gebruikt om het zelf te beschermen tegen bewustzijn van angstaanjagende
zaken.
- Archetypen = Primiteve beelden of concepten in ons collecteve onbewuste.
- Fixate = volgens Freud een cluster van persoonlijkheidstrekken die samenhangen
met een bepaald stadium van psychoseksuele ontwikkeling als gevolg van te veel of
te weinig bevrediging in dat stadium.
- Egopsychologie = moderne psychodynamische benadering die zich meer richt op het
bewuste streven van het ego, daar op de veronderstelde onbewuste functes van het
id.
- Objectrelatetheorie = psychodynamische visie die de nadruk legt op de invloeden
van geïnternaliseerde representates van persoonlijkheden van de ouders en andere
mensen aan niet kiezers sterk heef gehecht.
- Hechtngstheorie = psychodynamische vizier bij de interacte tussen kind en
omgeving bepaald wordt geacht voor de wijze waarop een kind zich emotoneel en
cognitef vormt.
- Behaviorisme = psychologische school drie psychologie defnieert als de studie van
observeerbaar gedrag.
- Geconditoneerde respons = in de klassieke conditonering een geleerde respons op
een voorheen neutrale stmulus.
- Ongeconditoneerde stmulus = in de klassieke conditonering een stmulus di een
niet-aangeleerde respons oproept.
- Ongeconditoneerde respons = in de klassieke conditonering een niet-aangeleerde,
natuurlijke respons.
5
,- Geconditoneerde stmulus = in de klassieke conditonering voorheen neutrale
stmulus die een geconditoneerde respons oproept nadat hij herhaaldelijk is
gekoppeld aan de ongeconditoneerde stmulus die eerder die respons heef
opgeroepen.
- Klassieke conditonering = vorm van leren waarin men ervoor zorgt dat een respons
op de ene stmulus ook optreedt na een andere stmulus door beide stmuli samen
aan te bieden of aan elkaar te koppelen.
- Operante conditonering = vorm van leren waarbij gedrag wordt eigen gemaakt en
versterkt als het wordt bekrachtgd.
- Bekrachtging = in de operante conditonering een stmulus of gebeurtenis die de
frequente van de daaropvolgende respons verhoogt.
- Beloning = in de operante conditonering een aangename stmulus of gebeurtenis die
de frequente van de daaropvolgende respons verhoogt.
- Positeve bekrachtgers = in de operante conditonering bekrachtgers die, wanneer
ze geïntroduceerd worden, de frequente van het voorafgaande gedrag verhogen.
- Negateve bekrachtgers = in de operante conditonering bekrachtgers, die wanneer
ze verwijderd worden, de frequente van het voorafgaand gedrag verhogen.
- Straf = in de operante conditonering toepassing van aversieve of pijnlijke stmuli die
de frequente van het daaropvolgende gedrag verlagen.
- Sociaal-cogniteve leertheorie = Op leren gebaseerde theorie die de nadruk legt op
leren door observate en hiervan uitgaat dat gedrag zowel door situatonele als de
cogniteve variabelen wordt bepaald.
- Modeling = een gedragstherapeutsche techniek waarmee de patint nieuw gedrag
kan aanleren doordat de therapeut of iemand anders het gewenste gedrag voordoet,
Waarna de patint dat gedrag imiteert.
- Verwachtngen= ideein over verwachte uitkomsten.
- Zelfactualisate = in de humanistsche psychologie de drang om alles te worden
waartoe men instaat is. Het motef dat iemand drijf om al zijn vermogens te
ontwikkelen en de eigen, unieke vaardigheden tot uitdrukking te brengen.
- Onvoorwaardelijke positeve waardering = in de humanistsche psychologie andere
mensen waarderen omdat ze een fundamentele waarde hebben, los van het gedrag
op een bepaald moment.
- Voorwaardelijke positeve waardering = in de humanistsche psychologie andere
mensen waarderen omdat hun gedrag op een bepaald moment jouw goedkeuring
kan wegdragen.
- Diathese-stressmodel = model dat gebaseerd is op het idee dat afwijkend gedrag te
maken heef met de interacte tussen kwetsbaarheid of aanleg, en stressvolle en
ingrijpende levensgebeurtenissen.
- Diathese = kwetsbaarheid of aanleg voor een specifek stoornis.
- Multdisciplinair behandelteam = team van specialisten om iemand te begeleiden en
te behandelen. Zo kan men vanuit verschillende invalshoeken kijken naar de patint
en een zo goed mogelijke behandeling aanbieden.
- Psychotherapie = gestructureerde vorm van psychologische behandeling op basis van
een psychologisch denkmodel. De behandeling bestaat één of meer gesprekken of
behandel sessies tussen een patint en een therapeut.
6
,- Niet-specifeke behandelfactoren = factoren die niet specifek zijn voor een bepaalde
vorm van psychotherapie, zoals de aandacht en steun van de therapeut, maar die wel
positeve verwachtngen oproepen over mogelijke veranderingen.
- Psychoanalyse = methode van psychotherapie die is ontwikkeld door Freud.
- Psychodynamische therapie = therapie die mensen helpt om inzicht te verwerven in,
en oplossingen te vinden voor, onbewuste conficten.
- Vrije associate = methode waarbij gedachten onder woorden worden gebracht zodra
ze in de patint opkomen, zonder bewuste pogingen om ze te bewerken of te
censureren.
- Overdrachtsrelate = in de psychoanalyse de overdracht of generalisate van
gevoelens en attudes Van de cliint tegenover belangrijke mensen zijn leven naar de
analytcus.
- Tegenoverdracht = in de psychoanalyse de overdracht van gevoelens of attudes van
de analytcus tegenover andere mensen in zijn leven naar cliint.
- Persoonsgerichte therapie = het opbouwen van een warme, accepterende
therapeutsche relate die de cliint de ruimte geef om zichzelf te exploreren en te
accepteren.
- Empathie = het vermogen om iemands ervaringen gevoelens te begrijpen vanuit het
standpunt van degene.
- Oprechtheid = het vermogen om de eigen ware gevoelens te erkennen en uit te
drukken.
- Congruente = de overeenstemming tussen de eigen gedachten, gedragingen en
gevoelens.
- Gedragstherapie = therapeutsche toepassing van op leren gebaseerde technieken.
- Systematsche desensitsate = gedragstherapeutsche techniek om fobiein te
overwinnen door middel van blootstelling aan steeds angstwekkendere stmuli terwijl
men in diepe ontspanning verkeerd.
- Geleidelijke blootstelling = in gedragstherapie een methode om angsten te
overwinnen via een stapsgewijs proces van blootstelling aan steeds
angstaanjagender stmuli in imaginaire vorm of in werkelijkheid.
- Modeling = een gedragstherapeutsche techniek waarmee de patint nieuw gedrag
kan aanleren doordat de therapeut of iemand anders het gewenste gedrag voordoet,
waarna de patint dat gedrag imiteert.
- Token economy = behandelprogramma waarbij een gecontroleerde omgeving
zodanig wordt ingericht dat mensen die gewenst gedrag vertonen bekrachtging
ontvangen in de vorm van fches die ze kunnen inwisselen voor gewenste beloningen.
- Ratoneel-emoteve therapie (RET) = therapeutsche benadering waarbij de therapeut
de patint helpt om irratonele, contraproducteve opvatngen te vervangen door
andere, passender opvatngen.
- Cogniteve therapie = een therapievorm waarbij de therapeut de patint helpt bij het
identfceren en corrigeren van inefciinte cognite is waarvan men denkt dat ze ten
grondslag liggen aan de emotonele problemen en het contraproducteve gedrag van
de cliint.
- Cogniteve gedragstherapie (CGT) = op leren gebaseerde therapeutsche benadering
die gebruikmaakt van zowel cogniteve als gedragsmatg technieken.
- Eclectsche therapie = psychotherapeutsche benadering die gebruikmaakt van
principes of technieken van verschillende systemen of theoriein.
7
,- Groepstherapie = een vorm van therapie waarbij een groep patinten onder leiding
van een therapeut bij elkaar komt.
- Gezinstherapie = vorm van therapie waarbij het gezin, en dus niet het individu, wordt
behandeld.
- Relatetherapie = vorm van therapie waarbij de nadruk ligt op het oplossen van
conficten tussen partners.
- Psychofarmacologie = wetenschapsgebied dat de efecten onderzoekt van
therapeutsche of psychotrope medicijnen.
- Angstremmers = medicijnen tegen angst en hoge spierspanning.
- Ontrekkingsangst = hevige angst na staking van het gebruik van een angstremmer.
- Antpsychotsche medicijnen = medicijnen die worden gebruikt in de behandeling van
schizofrenie en andere psychotsche stoornissen.
- Antdepressiva = medicijnen die worden gebruikt bij de behandeling van depressie.
Ze beïnvloeden de beschikbarheid van neurotransmiters in de hersenen.
- Elektroconvulsieve therapie (ECT) = een methode om een ernstge depressie te
behandelen door een elektrische schok aan het hoofd toe te dienen.
Je kunt de delen van een neuron noemen en de functes ervan beschrijven.
Het hele zenuwstelsel is opgebouwd uit neuronen, die met elkaar communiceren
door middel van chemische boodschappers (neurotransmiters). Neurotransmiters
transporteren de zenuwimpuls van het ene naar het andere neuron door synaps, de
smalle spleet tussen twee neuronen.
Je kunt de belangrijkste delen van het zenuwstelsel en de hersenschors noemen, en
hun functes beschrijven.
het zenuwstelsel bestaat uit twee belangrijke onderdelen, het centrale en het
perifere zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelen wordt gevormd door de hersenen en
het ruggenmerg. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit het somatsche zenuwstelsel
(de informatestroom tussen het centrale zenuwstelsel en de zintuigensspieren) en
het autonome zenuwstelsel (stuurt onbewuste lichaamsprocessen aan). Het
autonome zenuwstelsel heef twee takken: het sympathische en het
parasympathische.
Je kunt het biologische perspectef op afwijkend gedrag beoordelen.
Biologische factoren als een verstoorde werking van de neurotransmiters in de
hersenen, erfelijkheid en onderliggende afwijkingen in de hersenen spelen een rol bij
het ontstaan van afwijkend gedrag.
Je kunt de belangrijkste psychologische modellen van afwijkend gedrag beschrijven
en evalueren.
8
, De psychodynamische invalshoek weerspiegeld de visies van Freud en zijn
volgelingen, die meenden dat afwijkend gedrag psychologische oorzaken heef die
berusten op onderliggende psychische krachten in de persoonlijkheid. eertheoretci
stellen dat de principes van het leren zowel afwijkend als normaal gedrag kunnen
verklaren. Humanistsche theoretci menen dat het belangrijk is om te begrijpen
welke obstakels mensen tegenkomen in hun streven naar zelfactualisate en
authentciteit. Cogniteve theoretci leggen de nadruk op de rol van vervormd en
irratoneel denken in de verklaring van afwijkend gedrag
Je kunt het socioculturele perspectef op afwijkend gedrag beschrijven en het belang
ervan voor het inzicht in afwijkend gedrag beoordelen.
Sociaal-culturele theoretci menen dat we onze visie op afwijkend gedrag moeten
verbreden door ook rekening te houden met rol die de maatschappelijke ‘ziektes’
zoals armoede, racisme en gebrek aan kansen spelen bij het ontstaan van abnormale
gedragspatronen.
Je kunt het biopsychosociale perspectef op afwijkend gedrag beschrijven en
beoordelen en een belangrijk biopsychosociaal model noemen.
Het biopsychosociale perspectef probeert afwijkend gedrag te verklaren vanuit het
samenspel tussen biologische, psychologische en sociaal-culturele factoren. Het
diathese-stressmodel stelt iemand een aanleg kan hebben voor een bepaalde
stoornis. Of die stoornis zich ook daadwerkelijk zal ontwikkelen, hangt af van de
interacte tussen de diathese en stressvolle levenservaringen.
Je kunt de belangrijkste categorieën professionele therapeuten noemen en hun
opleiding en professionele rol beschrijven.
De Nederlandse psycholoog heef een bachelor- of en mastergraad. Klinisch
psychologen voltooien hun opleiding doorgaans op postdoctoraalniveau. Psychiaters
zijn artsen die zich gespecialiseerd hebben in de psychiatrie. Klinisch of psychiatrisch
sociaal werkers worden opgeleid op hogescholen, meestal masterniveau.
Je kunt de doelstellingen en technieken van verschillende vormen van psychotherapie
beschrijven.
Psychodynamische therapie is ontstaan uit de psychoanalyse, de benadering die is
ontwikkeld door Freud. Met behulp van technieken als vrije associate en
droomanalyse helpen psychoanalytci hun patint bij het verwerven van inzicht in
diens onbewuste conficten en op volwassen niveau doorwerken daarvan.
Hedendaagse psychodynamische therapie duurt gewoonlijk korter dan psychoanalyse
en de therapeut is directer in zijn explorate van de afweren en overdrachtsrelates
van de patint.
Humanistsche therapie concentreert zich op de subjecteve, bewuste ervaringen van
de cliint in het hier en nu. De persoonsgerichte therapie van Rogers is gericht op
bewustwording en acceptate van de innerlijke gevoelens die de cliint door sociale
veroordeling heef negeren. Een efecteve persoonsgerichte therapeut beschikt over
de volgende kwaliteiten: onvoorwaardelijke positeve waardering, empathie,
oprechtheid en congruente.
9
, Gedragstherapeuten werken op basis van principes uit de leertheorie. Ze helpen
mensen om hun gedrag op positeve wijze te veranderen. Gedragstherapeutsche
technieken zijn onder meer systematsche desensitsate, geleidelijke blootstelling,
modeling, operante conditonering en sociale vaardigheidstraining. Cogniteve
gedragstherapie combineert technieken uit de gedragstherapie met technieken uit
de cogniteve therapie.
De cogniteve therapie concentreert zich op het bijsturen van ongepaste cognites die
ten grondslag liggen aan emotonele problemen en zichzelf hinderend gedrag. De
ratoneel-emoteve gedragstherapie (RET) stelt irratonele opvatngen gedragingen
die emotonele distress veroorzaken ter discussie en tracht ze te vervangen door
gepastere opvatngen en gedragingen. De cogniteve therapie helpt de patint bij
het identfceren, uitdagen en vervangen van verstoorde cognites, zoals de neiging
om negateve gebeurtenissen uit te vergroten en persoonlijke prestates te
bagatelliseren.
Cogniteve gedragstherapie is een bredere vorm van gedragstherapie die
behandeltechnieken uit de cogniteve en gedragstherapie integreert.
In groepstherapie proberen mensen onder leiding van een therapeut hun eigen
psychologische problemen te overwinnen en gepaster gedrag te ontwikkelen. De
groepssetng beidt de mogelijkheid tot wederzijdse steun en gedeelde
leerervaringen. Gezinstherapeuten helpen gezinnen waarin veel conficten heersen
bij het oplossen van hun geschillen. Zij verhelderen de communicate binnen het
gezin helpen bij het oplossen van rolconficten, leten erop dat individuele
gezinsleden net als zondebok worden aangewezen en ondersteunen in individuele
gezinsleden bij het verwerven van meer autonomie. Relatetherapeuten helpen
paren om hun communicate te verbeteren en hun onenigheden op te lossen.
Je kunt de efectviteit van psychotherapie en de rol van niet-specifeke
behandelfactoren beoordelen.
Bewijs uit meta-analyses van onderzoeken die psychotherapie vergelijken met
controlegroepen vormt een sterke aanwijzing voor de efectviteit van
psychotherapie. De vraag blijf echter of er verschillen zijn in de relateve efectviteit
van de verschillende soorten psychotherapie. Empirisch bewezen efecteve
therapiein zijn therapiein die in wetenschappelijke onderzoeken belangrijke
voordelen hebben laten zien in vergelijking tot controlegroepen.
Empathie, ondersteuning en aandacht van een therapeut, en de vorming van een
therapeutsche en een samenwerkingsverband, zijn niet-specifeke factoren die eigen
zijn aan uiteenlopende soorten therapie.
Je kunt het belang beschrijven van multculturele factoren in de psychotherapie en de
belemmeringen die etnische minderheden ondervinden bij het gebruikmaken van
voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg.
Therapeuten moeten ontvankelijk zijn voor cultuurverschillen en de wijze waarop die
het therapeutsch proces beïnvloeden. Sommige vormen van therapie verschillen in
efectviteit naar gelang de verschillende culturele achtergronden van de cliinten.
Cultureel competente therapeuten begrijpen en respecteren de culturele verschillen
die de therapie kunnen beïnvloeden. Tot de factoren die het gebruik maken van
voorzieningen van de geestelijke gezondheidszorg beperken, behoren cultureel
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller wite009. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.