Hoofdstuk 1: Inleiding
Historiek
- Niet alle virussen heel gevaarlijk, maar focus ligt vaak op virussen die mensen heel ziek kunnen maken
- Tabaksmozaïekvirus
→ Gele stippen op aangetaste bladeren -> verschrompelen en vallen af
→ Overdraagbaar
→ Dmitri Ivanovski: grondlegger virologie
§ Tabaksmozaïekvirus materiaal filtreren (kunnen geen bacteriën door) -> filtraat op
gezond blad => werd ziek: bewezen dat het geen bacteriën waren
- Martinus Beijerinck: eerste die woord “virus” gebruikte (1898)
→ Virus = vergif (Latijn)
- 2 grondleggers van virologie (einde 19e eeuw): Dmitri Ivanovski en Martinus Beijerinck
- Vanaf 1940 echt vakgebied: door verbeteringen in technologie, meer populair, meer virussen ontdekt,
meer over geschreven
→ Bacteriologie altijd populairder geweest
→ Populairder dan parasitologie en mycologie
- Vanuit verschillende vakgebieden kan je terechtkomen bij virologie, veel ingangspoorten
- Overmatig veel nobelprijzen voor virologie (meer dan voor andere disciplines)
→ Laatste 2008: ontdekking HIV
- Belangrijke virusziekten (vaak nu niet meer belangrijk)
→ Pokken (smallpox): soort rottingsgeur, bestaat niet meer dankzij vaccinatie
→ Poliomyelitis (infantile paralysis): nog heel weinig gevallen, verlamming spieren (middenrif =>
levensbedreigend, beademing manueel of stalen longen), bijna uitgeroeid door vaccinatie
§ Dreigt op paar plaatsen in wereld terug op te duiken waar niet goed gevaccineerd
wordt
§ Liggen jaren lang in ijzeren long
→ HIV: gaat veel aandacht naartoe, op bepaald moment in VS belangrijkste doodsoorzaak bij
jonge mannen
Virale structuur
- Grootte: heel erg klein (25-300 nm)
→ Reuzenvirussen: niet belangrijk voor mens
→ Kan je niet zien met gewone microscoop -> elektronenmicroscoop
§ Nobelprijs voor ontdekking eerste elektronenmicroscoop: voor eerst virus mee
gefotografeerd (tabaksmozaïekvirus: holle rigide staaf)
§ X-ray kristallografie: kristal maken van virus -> diffractie X-stralen wanneer ze kristal
tegenkomen -> patronen: elektronendensiteitskaarten
Ø Rosalind Franklin: structuur tabaksmozaïekvirus
§ Cryo-elektronen microscoop: hele lage temperaturen gebruikt om proces nog beter te
maken, hogere resolutie
Ø Bv. humaan papillomavirus: tot op atomair niveau
→ Ultrafiltreerbaar: kunnen doorheen filters die bacteriën tegenhouden
- Envelop/naakt
→ Lipidendubbellaag (zelfde als celmembraan mens): nieuw virus ontstaat door afsplitsen uit
gastheercel -> pikt deel celmembraan mee
→ Niet statisch/solide => eenvoudig om envolop te laten invloeien in celmembraan
,- Capside
→ = eiwitmantel rond genetisch materiaal
→ Helicaal: 1 eiwit dakpansgewijs op elkaar stapelen, opening in midden waar genetisch
materiaal in zit
§ Doel capside is genetisch materiaal beschermen => minder gemakkelijk afgebroken
§ Bv.: tabaksmozaïekvirus, ebolavirus (soepel, beweeglijk, verschillende lengte)
→ Icosahedraal: geometrische figuur gebruikt in architectuur -> bijzonder stevig, bepaalde
symmetrie: vijfvoudige of zesvoudige symmetrie -> afwisseling capsomeren maakt zeer
stabiele strictuur (bv. voetbal), genetisch materiaal in midden
§ Capsomeren in oplossing => spontane vorming icosahedraal
§ Bv.: adenovirus, herpesvirus, papillomavirus
→ Complex: alle andere
§ Bv. T-bacteriofaag: kan met heel weinig genetisch materiaal complexe structuur
maken, hoofdje met genetisch materiaal, kraag, hals, landingsgestel, genetisch
materiaal inspuiten in bacterie (komt zelf niet in bacterie, blijft aan buitenkant zitten)
§ Bv. pokkenvirus: makkelijk te herkennen onder microscoop (zien er altijd zelfde uit)
- Genoom
→ DNA of RNA: alle andere organismen hebben zowel DNA als RNA, virussen hebben stukjes
genetisch materiaal die ene of andere zijn
→ Dubbelstrengig (ds) of enkelstrengig (ss)
§ DNA is meestal dubbelstrengig (bv. herpes)
§ Uitzonderlijk ssDNA: bv. parvovirus B19
Ø Enkel gevaarlijk tijdens zwagerschap: legt ontwikkeling RBC reeks volledig plat
bij foetus (niet gevaarlijk voor moeder zelf) => foetus kan niet meer groeien en
sterft als er niks gebeurt
Ø Behandeling: intra-uteriene bloedtransfusie -> vene aanprikken om bloed te
geven aan foetus => rode reeks ontwikkeling komt na tijd terug op gang
§ RNA is meestal enkelstrengig (bv. polio, HIV, mazelenvirus)
§ Uitzonderlijk dsRNA: bv. rotavirus
→ Lineair of circulair
§ Meeste virussen hebben lineair genoom (zie boven)
§ Sommige circulair: covalent gesloten
Ø Bv. papillomavirus (dsDNA)
Ø Bv. plant viroiden: speciale levensvorm (bestaan enkel uit stuk ssRNA, geen
eiwitmantel -> overleven door RNA te circulariseren => stabieler, want begin
of einde nodig om DNA af te breken)
Ø Bv. hepatitis B virus: speciaal, 2/3 genoom is ds en 1/3 is ss (niet gekend
waarom), tijdens vermenigvuldiging volledig ds
→ 1 stuk of verschillende segmenten
§ Meeste virussen bestaan uit 1 stuk
§ Verschillende genetische fragmenten: segmentaire genomen
Ø Bv. rotavirus (dsRNA): 11 segmenten die elk coderen voor verschillend eiwit
(11 kleine “chromosoompjes” waar 1 eiwit in zit)
Ø Bv. griepvirus (ssRNA): 8 segmenten
, Ø Bv. hantavirus: 3 segmenten (small, large, medium) -> coderen voor
verschillende eiwitten
× Overgedragen door knaagdieren via inademen van gedroogde urine
=> nieren blokkeren, je kan niet plassen -> gat vanzelf voorbij, maar
soms dialyse nodig
× Bv.: houthakkers, in buurt van bos wonen en muizen zitten in tuinhuis
× Uitscheiding hantavirussen in urine
Ø Voordeel: reassortment
× Zelfde cel geïnfecteerd door 2 verschillende virussen => deeltjes
genetisch materiaal uitwisselen => nieuwe virussen: verschillende
combinatie genoomfragmenten van de 2 virussen (bv. deeltje griepvirus en
deeltje rotavirus)
× Bv. influenza: infectie varken door mens- en vogelgriepvirus => nieuwe
soorten ontstaan
Virus taxonomie
- Virussen opdelen, namen geven, classificeren
- Door ICTV (International Committee on Taxonomy of Viruses)
- Indeling o.b.v.:
→ Eigenschappen van het virion (grootte, vorm, envelop, capsidestructuur, …)
→ Fysicochemische eigenschappen (MW, genoomeigenschappen, G+C ratio, nt sequentie, …)
→ Virale eiwitten (aantal, grootte, functie, AZ sequentie, …)
→ Viraal genoom en life cycle (genoomorganisatie en -replicatie, plaats van virion assemblage, maturatie,
release, …)
→ Biologische eigenschappen (natuurlijke gastheer, weefseltropisme, (histo)pathologie, transmissie,
geografische distributie, …)
→ Volledig vervangen door te kijken naar sequentie van het virus -> moleculaire stambomen,
fylogenetische bomen
- Achterste deel naam belangrijk om te weten of het gaat over orde, familie (gelijkaardige virussen) of
subfamilie (soms is er geen subfamilie, orde, …)
→ Orde: -virales
→ Familie: -viridae
→ Subfamilie: -virinae
→ Genus: -virus
→ Naam
Replicatiecyclus
-> cel-afhankelijk: virus kan niet vermenigvuldigen zonder gastheercel -> discussie: behoren virussen tot
levende wezens of niet (vermenigvuldiging dus ja?)
- Binding aan cellulaire receptor op doelwitcel
→ Sleutel-slotmechanisme: virus bindt eiwit op oppervlak van doelwitcel
→ Minder eenvoudig dan dat:
§ HIV: CD4 is belangrijkste receptor (T-helper cellen), verschillende co-receptoren spelen
rol (waarschijnlijk voor vele virussen zo)
§ Sleutel-slotmechanisme toch niet bij veel virussen, vaak meerdere receptoren
→ Receptor op cel heeft andere biologische functie -> misbruikt door virus
§ Bv. rhinovirus: bindt receptor ICAM-1 -> zorgt dat cellen aan elkaar blijven hangen en
epitheel kunnen vormen
, - Binnendringen in doelwitcel
→ Verschillende manieren -> afhankelijk van envelop of niet
§ Envelop: fusie envelop met celmembraan van doelwitcel (gemakkelijk want envelop is
gepikt van celwand vorig cel)
§ Geen envelop: endocytose -> actief door cel, iets hangt aan celwand door binding
receptor => neiging cel om dat ding binnen te nemen in cel door vorming endosoom
-> versmelting met golgi membraan -> virus in GA, in cytoplasma
§ Combinatie: geënveloppeerd virus via endosoom (envoloppe in envoloppe)
-> versmelten met lysosoom tot endolysosoom -> membranen versmelten -> capside
in cytoplasma
§ Speciale manier (T-bacteriofagen): landen op bacterie -> neerdrukken tegen
bacteriële wand -> naaldje doorheen bacteriële wand en genetisch materiaal inspuiten
Ø Belang: microbioom is heel belangrijk, bacteriofagen houden deze populaties
in check => soort balansen: tussen verschillende bacteriën, gecontroleerd door
bacteriofagen
- Ontmanteling van het virus
→ Eigen capside openen: spontaan proces, genetisch materiaal komt in cytoplasma of kern van
doelwitcel terecht
- Synthese “vroege” eiwitten
→ Nemen cel verder over of maken cel onsterfelijk (kankerverwekkend)
- Viraal DNA/RNA replicatie
→ Oudere DNA virussen laten virale replicatie doen door menselijke polymerasen
-> hoge kwaliteit, weinig fouten => virus quasi identiek => heel trage evolutie (voordelig voor
oude virussen)
→ Jongere virussen hebben eigen polymerase: baat bij evolutie, willen fouten maken => IS
omzeilen
- Synthese “late” eiwitten
→ Vormen capside om nieuwe virion vorm te geven
- Assemblage nieuwe virions
→ Door doelwitcel, meestal liggend tegenaan celmembraan
→ Nog niet volledig begrepen: meestal 1 kopij (2 bij HIV) exact in zo’n ding
→ Groot deel partikels zijn leeg (kunnen niet verder infecteren)
→ Energetisch favorabel, niet veel energie nodig
- Vrijztting nieuwe virions -> volgende replicatiecyclus
→ Cytolyse (agressieve manier): zoveel nieuwe viruspartikels maken dat cel ontploft => cel dood
=> virus moet opzoek naar nieuwe doelwitcellen in de buurt
§ Plotse vrijzetting van duizenden partikels uit cel
§ Vaak gepaard met ziek worden, koorts, opflakkering immuunreacties
→ Budding (vriendelijkere manier) = knopvorming: tegen membraan leunen en stuk
celmembraan meepikken => doelwitcel blijft leven (of toch iets langer)
§ Indien traag kan cel jaren blijven leven, traag verlopend
§ Indien snel: virus steeds krapper in jasje => doelwitcel kan niet meer volgen met
nieuwe celmembraan bouwen => cel dood
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller enyadetroyer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $21.16. You're not tied to anything after your purchase.