Het Midden Oosten aan de vooravond van de Arabische veroveringen:
1. Welke twee rijken heersten er in het Midden Oosten aan de vooravond van de
Arabische veroveringen (rond 600)?
Het was verdeeld onder twee grootmachten. Zij hielden het grootste deel van het Midden
Oosten en de Middellandse Zeebekken onder hun heerschappij. Het gaat hier om het
Oost Romeinse/ Byzantijnse Rijk en het Perzische Rijk van de Sassaniden.
2. Wat waren de consequenties van de voortdurende strijd tussen deze twee
machten?
Beide rijken waren verwikkeld in een concurrentie om macht. De strijd werd gevoerd om
het gezag over de vruchtbare landen in Mesopotamie in het zuiden en de Armeense
gebieden in het noorden. Belangrijk was ook het beheer van de handelswegen (bladzijde
17 van handboek).
De consequenties van de voortdurende strijd tussen deze twee machten was dat er zich
een recessie voordeed in de commerciële activiteiten. Er is een duidelijke achteruitgang
te constateren in de handel met een algemene economische terugval die voornamelijk
veroorzaakt werd door de voortdurende strijd.
3. Welke twee politieke constellaties bevonden zich ten zuiden van deze
grootmachten? Wat was hun functie?
Ten zuiden ligt het Arabische schiereiland dat bewoond werd door de zelfstandige
bedoeïenstammen. Het land had weinig te bieden. De westelijke woestijnroute was wel
goed voor de handel met Syrië en Jemen.
4. In wat voor een verhouding stond het Arabische schiereiland tegenover de
twee grootmachten?
Volgens de twee grote supermachten representeerden de volken een achtergebleven en
primitieve levenswijze (handboek bladzijde 17).
5. Welke godsdienstige tradities heersten er in het Midden Oosten voor de komst
van de islam? Geef van elk een beschrijving.
Het Byzantijnse rijk was christelijk. Eind vierde eeuw werd het christendom verheven tot
de officiële staatsleer. Er werd door de staat een officiële orthodoxie ontwikkeld. Alle
christenen in het rijk werden geacht zich hier aan te houden. Het was geen monolithisch
of homogeen geheel. Er waren veel verschillende richtingen en stromingen, vooral in de
oostelijke provincies. Er ontstonden alternatieven en zelfstandige kerkgemeenten. De
staatskerk in Constantinopel stond onder toezicht van de staat. De keizer was hoofd van
de staat en hoofd van de kerk, en werd met Ceasaropapisme aangeduid. De afwijkende
kerkgemeenten behoorden tot de monofysitische leer (leer van eenheid van god en
mens?) Zij benadrukten de monolithische goddelijke natuur van Christus benadrukten.
De twee naturen, de goddelijke en de menselijke, werden in de vijfde eeuw
bediscussieerd. De Christenen kregen een steeds machtigere en invloedrijkere positie
door Constantijn.
,Dat de oosterse christenen voor een alternatieve leer kozen had vooral een politieke
betekenis. Ze wilden zich niet conformeren aan de officiële staatsleer (handboek
bladzijde 18).
6. Wat is de oorsprong van de Arabische volken in zoverre wij dat kunnen weten?
We weten niet zeker waar ze vandaan komen. De theorieën zeggen dat ze van het
Arabische schiereiland komen. De oorsprong van de Arabieren zijn verwant aan de
Joden en Abraham. Abraham was afkomstig uit Mesopotamië, het tegenwoordige Irak.
Het schrift is hier uitgevonden en die kleitabletten zijn bestudeerd maar er is niks
gevonden over Abraham. We moeten het dus alleen doen met de Bijbel. Er zijn geen
andere bronnen waar we de Bijbel mee kunnen vergelijken. Er zijn wel hongersnoden en
misoogsten waardoor de bevolking moest verhuizen. Abraham moet ook verhuizen naar
Iran. Daar kunnen we Abraham in plaatsen en volgens dat verhaal dateren op ongeveer
1800 V. Christus.
Abraham wordt zowel in de Koran als in de Bijbel uitvoerig beschreven. Hij heeft ook
openbaringen gehad van God. Hij heeft twee zonen Ismaël en Isaak. De Joden stammen
af van Isaak en de Arabieren van Ismaël. De Arabieren en de Joden zijn verwante volken
en zijn semitische volken. Het Arabisch is verwant aan het Hebreeuws.
7. Hoe worden de bewoners van Arabië aangeduid in de Grieks-Romeinse
bronnen?
In de Griekse bronnen werden de Arabieren Saracenen genoemd. Dit betekent bewoners
van tenten (handboek bladzijde 26). Het werd beschouwd als een achtergebleven,
primitief gebied met rondtrekkende nomaden. Er werd gewezen naar hun nomadische
leefpatroon waarin zij geen vaste verblijfplaats hadden maar van plaats naar plaats
trokken. Zij werden ook wel Hagarenen of Ismailiten genoemd waarmee werd benadrukt
dat zij afstammelingen waren van Hagar, de slavin van Abraham en diens zoon Ismael.
8. Geef een beschrijving van de politieke en religieuze omstandigheden in Arabië
aan de vooravond van de prediking van de profeet Mohammed?
Twee grote supermachten Perzische rijk en byzantijnse rijk met ten zuiden het Arabische
schiereiland die geïsoleerd was maar wel handelscontacten had met de supermachten
maar commercieel en cultureel wel uitwisseling had. Het Arabische schiereiland werd
door de prediking bewoond door de bedoeïenen stammen en waren politiek
onafhankelijk. Er was geen politieke eenheid want het waren losse stammen die
onderverdeeld waren in clans en die waren weer onderverdeeld in families. met
verschillende geloven. Die zo nu en dan coalities vormden maar wel met elkaar
concurreerden met roven van bijvoorbeeld vee zoals kamelen. Kamelen waren belangrijk
om te overleven in de woestijn. De belangrijkste inkomensbron was veehouderij en
plunderingen. De bloedwraak was belangrijk. Wanneer er een moord was gepleegd
moest er een lid van de stam van de dader worden vermoord om het evenwicht te
herstellen. Dit zorgde ervoor dat de orde en de rust werd gehandhaafd. De samenleving
bestond uit groepen en het individu was ondergeschikt aan de groep. Het christendom
was groot maar bestond uit meerdere verschillende stromen.
De religieuze omstandigheden. Wanneer de strijd weer oplaaiden tussen de twee
grootmachten gingen zij opzoek naar alternatieve handelsroutes en die liepen door de
woestijn. Waardoor de handel weer invloed had op het leven in het Arabische
schiereiland waar inkomsten vandaan kwamen. Hier werd een goede voedingsbodem
gelegd voor het ontstaan van de Islam. De overgrote meerderheid van de
bedoeïnestammen was polytheistisch waarbij meerdere goden werden vereerd.
,Er ontstonden handelsnederzettingen. Mekka werd het belangrijke centrum op politiek en
religieus gebied waar zich ook de Ka’aba bevindt. De bedoeïnestammen gingen hier ook
heen om hun goden te vereren. De goden werden vaak gekoppeld aan natuurlijke
elementen. Ook wel het animisme waarin natuurlijke elementen worden vereerd en
worden geacht geesten te dragen die van invloed zijn op het menselijke leven. In medina
bevonden zich drie belangrijke joodse stammen.
Ook het christendom was bekend. Want Mohammed had contact met christelijke
priesters. Het monotheïsme in de vorm van het jodendom en christendom was al
aanwezig op het Arabische schiereiland.
Abraham was hanief. Dat betekent hij die de schone weg volgt.
9. De periode voor de islam wordt in de islamitische bronnen “djahiliyya”
genoemd. Wat wordt hiermee bedoeld?
Met djahilliya wordt ‘onwetendheid’ bedoeld. Hier wordt gewezen op een periode van
onwetendheid waarmee een contrast wordt gelegd met de daaropvolgende periode van
de verlichting die de islam bracht (handboek bladzijde 49). Uit deze tijd hebben we geen
geschreven bronnen uit het Arabische schiereiland. We weten dit alleen van latere
islamitische bronnen die pas aan het begin van de 10de eeuw geschreven. Dus we weten
vrij weinig van deze periode. Er zijn wel inscripties uit Jemen maar daarin kunnen we
geen antwoord vinden op al onze vragen.
10. Wat voor sociaal-economische gevolgen heeft de karavaanhandel gehad in het
pre-islamitische Arabië?
De twee grootmachten raken in strijd met elkaar en gaan opzoek naar alternatieve
handelsroutes die door de woestijn lopen. Sommige bedoeïnestammen kunnen zich
hieraan verrijken en kunnen zich door de inkomsten gaan sedentariseren op vaste
plekken en hoeve niet meer nomadisch te leven. Zo is de stad Mekka ook ontstaan als
handelsnederzetting en handelsstad.
Het tweede was dat de handel ervoor zorgde dat men in aanraking kwam met de
materiele wereld en de religieuze wereld. Daar werden de bedoeïnestammen in hun
denkbeeld door beïnvloed. Er ontstonden nieuwe tradities.
Er ontstond sociale differentiatie. Een derde ontwikkeling had te maken met sociale
omstandigheden. Er ontstond een verschil tussen arm en rijk. Er ontstonden arme lieden
die zich aan de rand van de maatschappij bevonden. Om de Ka’aba heen hadden zich
de rijke families gevestigd. In de buitenwijken daaromheen bevonden zich de armere
mensen. Die lieden werden volgens de bronnen uitgebuit en onderdrukt door de rijkere
lieden. Dit waren allemaal gevolgen van de karavaanhandel in het gebied. Deze
veranderingen zorgde voor sociaal, economische, politieke en religieuze voedingsbodem
voor de ontwikkeling van de haniefen die de voorlopers zijn van de islam.
11. Wat voor sociaaleconomische en religieuze verschuivingen vormden hier een
gunstige voedingsbodem voor het ontstaan van de islam?
Zie vraag 10.
, 12. Welke twee functies vervulde de stad Mekka in het Arabische schiereiland?
Mekka is een belangrijke stad voor het geloof door de Ka’aba. Daarnaast is Mekka een
belangrijke handelsstad. Dus zowel een economisch als religieus centrum.
13. Wat verstaan we onder de “Ka’aba”? Door wie is deze volgens de islamitische
traditie gebouwd?
De Ka’aba is een kubusvormig gebouw in het centrum van de stad Mekka. Hier
bevonden zich de beelden van de verschillende godheden die door de Arabieren werden
vereerd. Nadat de profeet Mekka had ingenomen werd hij gezuiverd van de
afgodenbeelden en, volgens de traditie, in ere hersteld tot de belangrijkste tempel van
god. De plaats waar hij staat wordt als een bijzonder heilige plek beschouwd. Het wordt
voorgesteld als het beginpunt van alle plaatsen op aarde. God zou de aarde vanuit deze
plek hebben geschapen. De heilige (zwarte) steen zou door God zijn geschonken en zou
van wit saffier zijn geweest.
Adam heeft het gebouwd van klei. Na de zondvloed zou Abraham heeft op aanwijzing
van Gabriel samen met Ismaël de Ka’aba herbouwd. De eerste bouwers waren
monotheïsten. In de Koran staat dat de Ka’aba is opgebouwd door de profeet Abraham
en zijn zoon Ismael (handboek bladzijde 52-56).
De periode van de profeet Mohammed (571-632):
14. Waarom weten we historisch vrij weinig over het leven van de profeet
Mohammed?
Er zijn uit zijn tijd geen geschreven bronnen overgebleven waar wij een aaneengesloten
verhaal uit zouden kunnen opmaken die historisch betrouwbaar is. De bronnen zijn later
pas opgetekend en we moeten ons afvragen of deze betrouwbaar zijn (handboek
bladzijde 76). Wij zouden meer bronnen moeten hebben om de betrouwbaarheid te
kunnen vergroten. De oudste bron die we hebben komt uit het begin van de 7de eeuw. Wij
hebben pas geschriften die 200 tot 250 jaar na de profeet zijn opgesteld. Daarom weten
we historisch gezien vrij weinig over het levensverhaal van de profeet Mohammed. Het
kan historisch niet worden bewezen.
15. Wie was de eerste biograaf van de profeet? Waarom moeten we kritisch staan
tegenover zijn werk?
De eerste biograaf van de profeet was Ibn Ishaak (gestorven in 767). We moeten kritisch
zijn tegenover zijn werk omdat hij naast dat hij pas een eeuw na de dood van de profeet
schreef, ook onbetrouwbaar werd geacht in zijn eigen tijd door vrome geleerden in de
Hedjaaz. Hij werd beschuldigd van godslastering van de verhalen uit het jodendom en
voelde zich genoodzaakt te verhuizen naar Irak (handboek bladzijde 76). Zijn werk is
verloren gegaan. Ibn Isham in Egypte heeft ook een bibliografie geschreven over de
profeet Mohammed. Hij heeft het werk van Ibn Ishaak ook een eeuw later gekopieerd en
bekritiseerd. Dit werk is wel gekopieerd en tot ons gekomen.
16. Wat is “de Koran”?
Koran betekent letterlijk ‘iets dat gelezen dient te worden’. De koran wordt beschouwd als
het onveranderlijke woord van God tot het einde den tijden en vormt de kern van de
Islam. Het is dus niet het woord van de profeet Mohammed.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller leraartje. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.