Inleiding in de psychologie en criminologische psychologie (C02A5C)
Summary
samenvatting inleiding in de psychologie & inleiding in de criminologische psychologie
27 views 1 purchase
Course
Inleiding in de psychologie en criminologische psychologie (C02A5C)
Institution
Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
Samenvatting van beide delen: inleiding in de psychologie (Prof. Storms) & inleiding in de criminologische psychologie (Prof. Mergaerts). Samenvatting van de lessen, de slides en de handboeken die worden gebruikt bij beide delen.
Inleiding in de psychologie en criminologische psychologie (C02A5C)
All documents for this subject (40)
Seller
Follow
mariekedries
Content preview
PUNTENVERDELING EXAMEN
40 meerkeuzevragen 4 alternatieven per vraag: 1 = correct & 3 = afleiders ≠ logisch denken
geen giscorrectie (hij weet niet wanneer gegokt) quotering = bestraffing voor foutief antwoord
1/(aantal waarvan je twijfelt) x 1 + tegenovergestelde breuk x (-1/3) = …
1 van 4 uitschakelen = 1/3 x 1 + 2/3 x (-1/3) = + 1/9
Hoe van een score op 40 naar een score op 20 gaan = cesuurbepaling: “methode De Groot”
1) Vooraf: 10 cesuurvragen selecteren (= vraag die naar essentie pijlt, verdienen om te slagen)
2) Na examen: berekening percentage studenten dat cesuurvraag juist beantwoord
3) Gemiddelde van p-waarde (hoeveel % juist heeft) in cumulatieve verdeling kijken bij p-waarde
4) Lineaire grafiek maken met score op 40 as & score op 20 as
vb. gemiddeld 0.60 kijken in verdeling waar de 60% studenten is, vb. 21 van 40 juist
21 op 40 nodig om te slagen
Primacy effect = informatie eerst verkregen, houdt men het langste bij exp: eigenschap bij foto +>-
Recency effect = als men het primacy effect kent, houdt men het recentste het langste bij
1) Je kent het antwoord: = 1 altijd het geval 40/40
2) Je kan 2 alternatieven uitschakelen: = +1/3 altijd het geval 13,33/40
3) Je kan 1 alternatief uitschakelen: = + 1/9 altijd het geval 4,44/40
4) Je kan geen alternatief uitschakelen: = 0 altijd het geval 0/40
, HOOFDSTUK 1: WAT IS PSYCHOLOGIE – EN WAT IS HET NIET
1. DAGELIJKS LEVEN
Men wordt vaak geconfronteerd met psychologie in het dagelijks leven: tv, krant, dagblad,…
maar vaak is dit niet de wetenschappelijke psychologie
wetenschappelijk wordt het vaak onderschat (zwak diploma) & overschat (ADHD
oplossen)
2. PSYCHOLOGIE ALS WETENSCHAP
Voorbeeldvragen in de psychologie als wetenschappelijke discipline:
- Is een leugendetector accuraat in het opsporen van lichamelijke reacties op liegen? Nee
- Wat bewaart ons geheugen? Niet veel, of vaak vervormd
- Alleen mensen herkennen zichzelf in hun spiegelbeeld niet waar: huisduif kan dit ook
- Kan intelligentie veranderen? Ja, via genetica en omgevingsfactoren
- Komt depressie vaak voor? 30% van de bevolking
Definities:
- Roediger = wetenschappelijke studie van de mentale processen en gedrag
- Zimbardo = empirische studie van het gedrag en de mentale processen
Ook andere wetenschappen bestuderen gedrag: economie, criminologie, sociologie,…
gemeenschappelijkheid in 48 domeinen van psychologie = gebruikte methoden
Psychologie betwist (gaat in tegen) ongefundeerde uitspraken van de pseudowetenschap
pseudowetenschap = fenomenen uit natuurlijke wereld verklaren zonder empirie/wtschp
Vb. astrologie, grafologie, toekomstvoorspellingen
toch bewijs over voorspelbaarheid in de mens: studie van Daryl Bem
proefpersoon kiest uit 2 knoppen pc beslist dan welke juist is juist = beloning
het gemiddelde aantal juiste antwoorden zou 50% moeten zijn, maar lag toch hoger
na al die jaren toch nog geen enkele wetenschappelijke evidentie voor extra sensory wtschp
Het Freud probleem:
= iedereen kent Freud & Skinner echte psychologen onbekender, maar kregen wel nobelprijs
Vijfstapproces van wetenschappelijke methode:
1) Hypothese: uitspraak die het resultaat van wetenschappelijke studie voorspelt
2) Objectieve gegevens verzamelen: afhankelijke variabele (gemeten) = respons van deelnemer
3) Gecontroleerde test: onafhankelijke variabele (manipuleert de onderzoeker) & randomisatie
4) Analyseren van resultaten: via statistiek
,5) Publiceren, bekritiseren en repliceren van resultaten: in tijdschriften na de peer review
Ontstaan van psychologie als wetenschappelijke discipline:
Wundt opent in 1878 universiteit in Leipzig met 1 ste laboratorium voor experimentel psychologie
Na WOII: studie gedragswetenschap en objectief waarneembaar is = behaviorisme (prikkel-react)
Eind 1960: diergedrag bestuderen, uitgaande dat menselijk gedrag niet fundamenteel verschilt
Sinds 1960: informatieverwerkingsmogelijkheden van mensen centraal = cognitieve psychologie
onderscheidt positiefwetenschappelijk (meten) & geesteswetenschappelijk (interpreteren)
3 kenmerken van wetenschappelijk onderzoek: deze eisen overstijgen de common sense
1) Systematisch empirisme
= onderzoeksbenadering vertrekt van sensorische ervaring en observatie als hun gegevens
geen gezagsargumenten aanvaarden (door hoge status bvb)
kritiek van Popper op psycho-analyse (zie 3 de kenmerk)
3) Toetsbare theorieën
falsifieerbaarheid: fouten zijn in principe aantoonbaar (vb. watergate: Nixon moest falen)
toetsbaarheid = enkel oplosbare problemen, variërt in tijd, vb. erfelijkheidsonderzoeken
psycho-analyse: kan niet voorspellen, geeft altijd een verklaring na de feiten
Verschillende types van psychologisch onderzoek
1) Naturalistische observatie:
= vaak eerste stap in meer gecontroleerd onderzoek
mensen passen wel hun gedrag aan als ze weten dat ze geobserveerd worden
2) Gevalstudie:
= uitvoerige studie van 1 persoon of 1 geval vb. Freud’s psychoanalyse
vaak gebruikt in neuropsychologie
oppassen voor gevaar van getuigenverklaringen
4) Survey:
= verzamelen van steekproef van opinies
W.E.I.R.D participants = western, educated, industrialized, rich, democratic proefpersoon
5) Correlationele studies
= samenhang tussen 2 variabelen nodig: vb. IQ & Studieresultaten
, resultaat tussen -1 & 1 perfect verband & geen verband & perfect omgekeerd
verband
geen causaliteit & beperken zich tot het beschrijven
6) Psychologische tests:
= cognitieve test & persoonlijkheid- en attitudetest
cognitief = (schoolvordering, IQ) & pers/attitude = (vragenlijst, projectieve technieken)
cognitieve tests zijn betrouwbaarder en accurater dan persoonlijkheids- en attidudetests
individuele test en collectieve test: van heel auditorium op 1 moment alle IQ meten
vb. Roschach test: inktvlekken het is de interpretatie van persoon die de figuur maakt
Thematic appecertion test: afbeelding geven: wat is er aan de hand, wat ervoor, wat erna?
Szondi test: 8 foto’s welke 2 vindt je het sympathiekst en het minste?
wat maakt een test goed?
- Standaardisatie: “hoe moet ik precies meten” altijd op zelfde manier
- Betrouwbaarheid: “hoe precies is de meting” meetinstrument & meetfouten
- Validiteit: “meet de test wat men beoogt te meten”
invalide test zal wel betrouwbaar zijn
7) Experimentele methode
= experiment manipuleert onderzoeker de werkelijkheid
Vb. Golberger (pellagra) injecteert ziekte in zich niet ziek bewijs tegen hypothese
het doel van ingrijpen = causaliteit achterhalen
interne validiteit (foutloos opgezet experiment) & externe/ecolo validiteit: veralgemenen
Kritiek: *ze zouden artificieel zijn en daarom niet relevant
↳ manipuleren op een manier die nooit voorkomt in het dagelijkse leven
*Proefpersonen zijn vaak niet willekeurig gekozen
*Culturele verschillen ook in het oog houden
Voorbeelden van studies
1) Gevalsstudie uit neuropsychologie (Warrington & Shallice)
4 patiënten met hersenvliesontsteking met moeilijkheden met begrijpen bepaalde woorden
Wat is een hond, welk geluid is dit (kat die miauwt), beschrijf een fiets?,…
vragen over natuurlijke concepten (plant & dier): patiënt beantwoordt vraag slecht
vragen over artefacten (voorwerpen): beantwoorden vraag goed
dissociatie tussen kennis van natuurlijke concepten en van artefacten
1 patiënt doet omgekeerd: dubbele dissociatie
verklaring 1: info op andere plaats in hersenen bewaard
verklaring 2: de 2 soorten hebben verschillende centrale kennisstructuren in brein
artefact = functioneel & natuurlijk concept = perceptueel
Welke verklaring het beste:
moeilijk met artefact = moeilijk met lichaamsdelen (= functioneel)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariekedries. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.80. You're not tied to anything after your purchase.