100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg $5.93   Add to cart

Summary

samenvatting gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg

 19 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van het vak Gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg, gegeven in de tweede bachelor in het eerste semester, door prof. Jeandarme. Het bevat een samenvatting van de lessen, de slides, en haar cursus.

Preview 4 out of 103  pages

  • February 17, 2024
  • 103
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
DEEL 1: PSYCHIATRISCHE STOORNISSEN

PSYCHIATRISCHE STOORNISSEN - ALGEMEEN
1. DEFINITIE
1) Wat is een psychiatrische ziekte
= ziekte met psychische symptomen en/of door psychische oorzaken, die gepaard gaat met
lijden en/of sociaal disfunctioneren

 psychische klacht = symptoom van stoornis in psychische functie van de hersenen
 symptomen = klacht of verschijnsel (vb. verwardheid, geheugenverlies, hallucinaties,…)
 niet altijd duidelijk onderscheidt tussen lichamelijk & psychische ziekten


2) Psychische functies
 Cognitieve functie = denken = bewustzijn, aandacht, oriëntatie, geheuge, waarneming,…
 Affectieve functies = voelen = emoties
 Conatieve functies = willen (gedrag) = psychomotoriek, motivatie,…
 al deze functies betreffen een wisselwerking tussen individu en omgeving
 cognitieve gedragstherapie is op deze 3 gebaseerd en wil ze laten beïnvloeden met elkaar


3) Psychiatrische stoornis
 niet altijd mogelijk een specifieke oorzaak aan te duiden
 daarom spreekt men eerder van psychiatrische stoornis dan psychiatrische ziekte

Klacht = reactie op iets wat men meemaakt en gaat weer over (vb. relatiebreuk)
Stoornis = 1) langdurig psychisch probleem
2) negatief effect op functioneren in leven & sociale rollen onder druk (omgeving)
 een stoornis vraagt een behandeling, een klacht niet


2. PSYCHIATRISCHE DIAGNOSTIEK
1) Doel van diagnostiek
 Vaststellen of er sprake is van een stoornis  zo ja, dewelke & verloop
 Mogelijke oorzaken
 Aangewezen behandeling
 psycholoog maakt geen diagnoses, enkel psychiaters


2) Hoe stelt men een psychiatrische diagnose
ANAMNESE
 In kaart brengen & verhelderen van klachten & vastleggen van verschijnselen
 Via anamnese = bevraging tussen patiënt en psychiater
 Geen lichamelijk onderzoek (nadeel = enkel gesprekken als basis), wel observeren

 Speciële anamnese: geschiedenis van de psychiatrische aandoening: klacht? Hoelang?
 Algemeen psychiatrische anamnese: screening andere stoornissen die niet gemeld werd
 Sociale anamnese: thuis & werk & vrije tijd  stoornis als het ook effect heeft op de rest
 Biografische anamnese: levensgeschiedenis, zelfbeschrijving, trauma’s in jeugd
 Somatische anamnese: lichamelijk aandoening kan klacht verklaren of medicatie wijzige
 vaak onvoldoende & onvolledige & onbruikbare info verkregen van patiënt

,  door zijn psychiatrische stoornis: oordeelsvermogen verstoord = geen heldere kijk
 door patiënt niet altijd de waarheid verteld
 gevolg: heteroanamnese: gesprek met derden: vrienden & familie gaan bevragen



ONDERZOEK
 Exploratie: het gericht vragen naar subjectieve psychiatrische symptomen, aansluitend
bij hetgeen de patiënt spontaan vermeldt
 Observatie: observeren van objectieve psychopathologische verschijnselen

 Psychologisch onderzoek: gestandaardiseerde tests door psychologen (vb. IQ)
 Aanvullend onderzoek: vb. bloedonderzoek  lichamelijk oorzaak uitsluiten (schildklier)
 Beeldvormend onderzoek: iets zichtbaars in hersenen dat stoornis verklaart, maar bij
(complex) andere mensen met zelfde afwijking is er geen stoornis.



ROSENHAN EXPERIMENT
Dag 1: naar spoed gaan met klacht: “ik hoor stemmen”  opgenomen worden
Dag 2: “ik heb geen stemmen meer”  naar huis willen  duurde gemiddeld 19 dagen
 psychiaters frameden veel: Rosenhan schreef alles in zijn boek, zagen psychiaters als
sluw




3) Psychiatrische diagnostiek
Psychiatrisch onderzoek leidt tot samenvatting & conclusie  diagnose & behandelvoorstel
 Syndroomdiagnose: = descriptief (beschrijvend) = symptomen geordend tot stoornis
 Structuurdiagnose: = beschrijft naast symptomen ook waardoor en op welke wijze
stoornis is ontstaan (etiopathogenese)
 onderliggende kwetsbaarheden? (= predisponerende factoren)
 factoren die stoornis uitlokken (= luxerende factoren)
 factoren die onderhoude/versterke (= onderhoudende factoren)



ONTSTAAN PSYCHIATRISCHE STOORNIS
gezond  kwetsbaar  prodroom  ziek  (vaak terug naar gezond)  stoornis handicap
- Kwetsbaar: vatbaarder, nog niet ziek, je ziet het ook nog niet
- Prodroom: net voordat je ziek wordt, klachten al vaag, achteraf beseft

Recht: driehoeksverhouding, conflictmodel tussen partijen (streven iets anders na)
GGZ: dialoog, samenwerkingsmodel, hulp na vraag

Differentieel diagnose: psychiater twijfelt tussen 2 diagnoses, dus tijdelijk 2 diagnoses
Comorbiditeit: het samen voorkomen van meerdere stoornissen bij eenzelfde patiënt

, 4) DSM
De huidige psychiatrische classificatiesystemen berusten grotendeels op syndroomdiagnose
 classificatiesysteem via DSM: categoriale classificatie: onderscheidt ziek vs. gezond
 niet gradueel of dimensioneel (komt nog in toekomst)
 DSM = diagnostic and statistical manual of mental disorders
= handboek voor classificatie van psychische stoornissen
 vanaf je een voorop gestelde hoeveelheid van criteria hebt, krijg je de diagnose

DSM 1 & 2: gebaseerd op etiologische theorieën zoals de psychoanalyse
DSM 3 & 4: grotendeels descriptief van aard met expliciete diagnostische criteria
 wou betrouwbaarheid vergroten en werkte met multi-axiaal systeem
DSM 5: niet langer multi-axiaal systeem: boek begint bij jonge stoornissen en eindigt bij oud

Voor 1952: op gevoel van psychiater
1952: DSM 1  1968 (DSM 2)  1980 (DSM 3)  1994 (DSM 4)  2013 (DSM 5)


MULTI-AXIAAL SYSTEEM:
- As 1: syndromale stoornissen: stoornissen ontstaan na een tevoren gezonde toestand
- As 2: persoonlijkheidsstoornissen: van jong al in minder of meerdere mate aanwezig
 As 1 & 2 samen = psychiatrische stoornissen
- As 3: somatische aandoeningen
- As 4: psychosociale en omgevingsfactoren
- As 5: het niveau van functioneren
-  kritiek: syndromaal ontstaat vaak ook al vroeg & persoonlijkheidsstoornissen ook
laat


WAARSCHUWING:
 DSM diagnose betekent niet dat iemand meteen voldoet aan wettelijke criteria voor
aanwezigheid van psychische stoornis of aan een wettelijke standaard
(wilsbekwaamheid, toerekeningsvatbaarheid,…)

 zelfs bij verminderde controle over eigen gedrag, betekent het niet dat de persoon op
een bepaald tijdstip niet in staat was om zijn gedrag onder controle te houden

 Agressie staat niet in DSM = geen ziektebeeld  is wel vaak een symptoom in een ziekte

 belang van collaterale info naast DSM: = info elders dan gesprek, dossiers, omgeving,…
 belang van fraude (over & onder rapportage): bestaan testen voor om fraude te zien


3. PREVALENTIE
Verschillende metingen mogelijk: hoeveel in ziekenhuis? Hoeveel hulp? Zorgbehoefte? …
 Jaarprevalentie DSM-diagnose (18-65j) = 20 – 25%
 België op jaarbasis: 1 op 7 = 15%  1 op 5 voor minderjarigen
 Zeer ernstige psychische stoornissen: 1.7%
 Jaarprevalentie van psychiatrische zorgbehoefte: ongeveer 10%
 Cave: veel uiteenlopende cijfers afhankelijk van handboek of rapport
 Onderzocht via diepte gesprekken via bellen: niet elke ziekte makkelijk op te speuren

,  persoonlijkheidsstoornissen & autisme moelijker
 Angstproblematieken: 7% (18j – 65j)
 Stemmingsstoornissen: 6% (18j – 65j)
 Alcoholafhankelijkheid: 3% (18j – 65j)
 life time prevalenties = heeft iemand ooit in leven psychiatrische stoornis gehad = 40%


TRENDS:
- Lagere sociaaleconomische status: minder toegang tot hulp, zorgen om eten, geld,…
- Alleenstaanden: eenzaam, minder taken,…
- Grote stad: meer eenzaamheid, minder cohesie,…
- Jonge mensen: 1/4 van de stoornissen ontstaat vóór 14 jaar & 3/4 vóór 27 jaar
- Vrouwen = mannen: vrouw meer angst/depressie & man: externaliserende problemen


STIJGENDE CIJFERS?
Nee, enkel meer over gepraat: Stromae, Selah Sue,…
 geen stijging, maar stabiel bij meest voorkomende stoornise (angst, stemming of alcohol)

 uitzondering: cohort-effect bij 20-jarigen: kans 20j in 2020 > 20j in 2010 > 20j in 2000
 = de kans op het ontwikkelen van een psychiatrische stoornis vergroot bij meer recente
cohortes, de psychiatrische stoornissen treden sneller op en er is een verschuiving naar
meer externaliserende pathologie

 binnen die verhoogde kans gaat het om externaliserende stoornissen:
= stoornissen die te maken hebben met problemen inzake impulscontrole,
gedragsstoornis, bingedrinking (vanaf 5), middelengebruik, eetstoornissen,…
 prevalentie jongeren 5 – 18j: 8 – 13%  (2 à 3 x hoger dan in volwassen populatie)

 hoe preventief te werk gaan hier: zeer moeilijk, want jongeren zien zelf probleem niet,
maar door externaliserende stoornis merkt de omgeving het wel sterk


5) Behandelingskloof
= kloof tussen zorgbehoefte & invulling ervan door GGZ  + onbehandelde zorgbehoefte
 80% van personen met zorgbehoefte ontvangt het niet, bij ernstige stoornissen = 50%
 Unmet need = niet-ingevulde zorgbehoefte (iemand ontvangt geen hulp)
 Minimal adequate treatment = mens krijgt hulp, maar voldoet het wel aan hun nood
 Overmet need = 11% van patiënten in psychiatrische zorg voelden niet aan criteria


ONDERBEHANDELING:
- 1 op 10: stigma *zelfstigma = patiënt gelooft stigma (= negatief stereotype)
*geassocieerd stigma = ontstaat bij omgeving rond patiënt
 doen zichzelf aan, - zelfcontrole, uiting zwakte, gewelddadig,… ook bij politie
- 2 op 10: te veel kosten
- 5 op 10: er is geen probleem
- 6 op 10: zelf wel oplossen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariekedries. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.93
  • (0)
  Add to cart