100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Zwaartepunt van het vermogensrecht - Deel 1 Goederenrecht H1-12, ISBN 9789013121629 $9.13
Add to cart

Summary

Samenvatting Zwaartepunt van het vermogensrecht - Deel 1 Goederenrecht H1-12, ISBN 9789013121629

1 review
 39 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

-Samenvatting deel 1 Goederenrecht -alle wetsartikelen en voorbeelden uitgewerkt -To the point -Overzichtelijk

Preview 4 out of 53  pages

  • September 5, 2018
  • 53
  • 2017/2018
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: lilybeckers1 • 2 year ago

avatar-seller
Samenvatting Goederenrecht H1-12
Hoofdstuk 1 Inleiding
1 De jurist verstaat onder ‘vermogen’: het geheel van op geld waardeerbare rechten en verplichtingen die iemand heeft, dus geheel van activa
en passiva.

-Actiefposten (alle bezittingen) vormen bijv al zijn eigendomsrechten, maar ook al zijn vorderingen.
-Passiefposten zijn alle schulden bijv een schuld uit een hypothecaire lening of uit leverantie van energie.

2 het begrip ‘vermogensrecht’ is dubbelzinnig. Dit zit hem in het woordje ‘recht’. Het kan zowel betekenen: het geheel aan geldende regels,
als een krachtens die regels aan iemand toekomende bevoegdheid. Daarmee komen we tot een onderscheid tussen ‘objectief’ en subjectief’
recht.

-het objectief recht (law) = het geldend recht. De binnen een bepaald rechtsgebied op een bepaald tijdstip geldende regels.
-art. 6:1 = verbintenissen ontstaan slechts indien dit uit de wet voortvloeit.
-art.5:2 = een eigenaar van een zaak is bevoegd haar op te eisen van eenieder die haar zonder recht houdt.
-subjectief recht (i have a right)= een aan iemand toekomende ‘bevoegdheid’. Een vermogensrecht betekent hier een aan een bepaalde
persoon toekomende recht dat deel uitmaakt van zijn vermogen bijv een vermogensrecht of een vorderingsrecht.
-art.3:83 lid 1 vorderingsrechten zijn overdraagbaar.

3 de subjectieve vermogensrechten zijn te onderscheiden in rechten mbt goederen en rechten mbt personen.
-Goederenrecht= dat deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen een persoon en een goed.
Aan wie behoort een goed toe? Wie mag over een goed beschikken?
-Verbintenissenrecht= dat deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen een persoon en een
andere persoon. De een heeft een subjectief recht tegenover de ander en die ander een verplichting tegenover de eerste. Het subjectieve recht
noemt men ‘vordering’ (verbintenissenrecht). De verplichting heeft ‘schuld’.

4 in het goederenrecht hebben we telkens te maken met rechten op goederen die de rechthebbende in beginsel tegenover iedereen kan
inroepen. Vanwege deze ‘derdenwerking’ noemen we een dergelijk recht een ‘absoluut recht’.
-In het verbintenissenrecht hebben we in beginsel te maken met rechten die niet tegenover iedereen inroepbaar zijn, maar slechts tegenover
een bepaalde persoon, nl degene met wie men in een verbintenisrechtelijke verhouding staat. Een dergelijk recht heet een ‘relatief recht’; het
is slechts in relatie tot een bepaalde persoon tot gelding te brengen. In nr 27 gaan we dieper in op het absoluut en relatief recht.

-A. eigenaar van een auto. B steelt de auto van A waarna hij haar verkoopt aan heler C. A kan zijn eigendomsrecht op de auto inroepen tegen
C.
-X heeft een opeisbare vordering uit een geldlening op Y. X kan alleen van Y terugbetaling vorderen, niet bijv van Z.
-de absolute rechten in het goederenrecht heeft een heel ander betekenis dan in het verbintenissenrecht. De absolute rechten kenmerken zich
door hun derdenwerking. Juist omdat zij rechtstreeks de positie van derden raken, kent de wet een ‘gesloten systeem’ van absolute rechten
het objectieve recht erkent slechts de in de wet geregelde absolute rechten.
-het verbintenissenrecht kent een ‘open systeem’ van verbintenissen. Het staat partijen vrij om verbintenissen in het leven te roepen die zij
zelf willen. Zij bepalen zelf in welke rechtsverhouding zij tegenover elkaar willen staan.
-Het goederenrecht bevat in overgrote mate dwingend recht dwz dat partijen er niet van kunnen afwijken.
-in het verbintenissenrecht is in vergaande mate sprake van regelend recht dwz dat partijen vrij zijn om van de wettelijke bepalingen af te
wijken. Uitzonderingen bestaan voor gevallen waarin een van de partijen te zeer in het nauw dreigt te komen of als de positie van derden in
gedrang komt.

5 het goederenrecht en verbintenissenrecht zijn niet van elkaar te scheiden. Het maken van onderscheid kent zijn nut, maar beide
rechtsgebieden zijn niet los van elkaar te zien. Ze zijn als onderdelen van het vermogensrecht onlosmakelijk met elkaar verbonden.

6 het eerste deel van het boek beschrijft het goederenrecht. Wat is een absoluut recht op een goed? Wat is bezit? Hoe verkrijgt iemand een
goed? Welke absolute genots- en zekerheidsrechten op goederen kennen we?
Het tweede deel beschrijft het verbintenissenrecht. Wat is een verbintenis? Wat zijn de vereisten voor een verbintenisscheppende ovk? Welke
rechtsmiddelen heeft iemand wanneer zijn wederpartij haar verbintenis niet nakomt? Wanneer ontstaat er een verbintenis tot
schadevergoeding? Op welke wijzen gaan verbintenissen teniet?

7 Boek 1 en 2 zijn respectievelijk in 1970 en 1976 ingevoerd. De boeken 3,5 en 6 alsook een gedeelte van boek 7 zijn op 1-1-1992 in
werking getreden. Boek 4 op 1-1-2003. Boek 8 vanaf 1-4-1991. Boek 10 op 1-1-2012. Overigens is niet het gehele vermogensrecht in het
BW te vinden.

8 Boek 3 draagt als opschrift: Vermogensrecht in het algemeen en bevat bepalingen die voor alle subjectieve vermogensrechten van belang
kunnen zijn. In art.3:6 treft men het (subjectief) vermogensrecht.
Boek 5 is getiteld: zakelijke rechten en regelt het zakenrecht, dwz de absolute rechten die slechts zaken tot object kunnen hebben. Het
zakenrecht is een onderdeel van het goederenrecht. Het object van een zakelijk recht is een zaak. Een zaak is een voor menselijke beheersing
vatbaar stoffelijk object, aldus art.3:2.
Goederen zijn alle zaken en alle (subjectieve) vermogensrechten, zo bepaalt art.3:1. Aldus omvat het goederenrecht niet alleen een regeling
mbt absolute rechten op zaken, maar ook mbt goederen die geen zaken zijn.
Boek 6 draagt het opschrift: verbintenissen in het algemeen en bevat bepalingen die voor alle verbintenissen van belang zijn. Verbintenissen
bestaan niet alleen uit de wet, maar ook uit ovk – partijafspraken. Een bijzonder onderdeel is dan ook het overeenkomstenrecht.
Boek 7 bevat een regeling van een aantal bijzondere ovk. Bijzonder omdat de wet een nadere regeling geeft. Men vindt een groot aantal
frequent voorkomende overeenkomsten zoals koop en rul, schenking, huur, opdracht, reisovk, bewaarneming, arbeidsovk, aanneming van
werk, borgtocht en verzekering. Enkele bijzondere ovk zoals huurkoop en bruikleen zijn geregeld in Boek 7A.

9 de wetgever heeft bij de indeling van het vermogensrecht gekozen voor een gelaagde structuur – van algemeen naar bijzondere delen. In
Boek 3 vindt men het meest algemene deel zoals goed, zaak, vermogensrecht, registergoed, goede trouw, rechtshandeling, verkrijging van

,goederen en rechtsvorderingen. Boek 5 vormt een meer bijzonder deel met de regeling van de zakelijke rechten zoals eigendom, erfpacht en
enkele andere absolute rechten op zaken.
-de algemene vereisten voor (eigendoms)overdracht staan in art.3:84 lid 1. De daarvoor vereiste levering is geregeld in art.3:90 lid 1.
Boek 6 is zowel een bijzonder als ene algemeen deel. Een bijzonder deel omdat het verbintenissenrecht tot het vermogensrecht behoort
waarvan Boek 3 het algemeen deel vormt, omdat het voor alle verbintenissen gemeenschappelijke regels geeft. Van een meer algemeen
gestelde basis laag via een of meer tussenlagen naar een meer specifiek gestelde regeling.

De koopovk is een bijzondere ovk uit Boek 7. Zij roept twee verbintenissen in het leven, een tot eigendomsoverdracht en een tot betaling van
de koopprijs, zie art.7:1. Over de wijze waarop een koopovk tot stand komt zegt het BW niets. Daarvoor moeten we naar Boek 6. Titel 6.5
bevat een algemeen gedeelte voor verbintenisscheppende ovk. Daar zien we in art.6:217 dat een ovk tot stand komt door een aanbod en
aanvaarding daarvan.
Art.6:213 definieert de ovk als een (meerzijdige) rh. De rh kent op haar beurt een algemene regeling in Boek 3. In titel 3.2 vindt bij koopovk
bijv toepassing wanneer bij haar totstandkoming sprake is van bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden art.3:44 of bij de vraag of
een buurman de verkoper geposte aanvaarding door de koper de ovk tot stand doet komen art.3:37.

10 schakelbepalingen= alternatief systeem voor het creëren van algemene delen. Zij ontlenen hun naam dat zij andere wetsbepalingen
inschakelen door deze van overeenkomstige toepassing te verklaren. Het bereik van schakelbepalingen is verschillend. Titel 3.2 verklaart dat
een vermogensrechtelijke rechtshandeling ook buiten het vermogensrecht van overeenkomstige toepassing is. Vereist is wel dat de aard van
de rh of van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
Minder vergaand is die een specifieke regeling tot een algemeen deel voor het gehele vermogensrecht maakt. Een voorbeeld is art.6:216. Ver
verklaart een aantal belangrijke bepalingen aangaande verbintenisscheppende ovk van toepassing op andere meerzijdige rh op
vermogensrechtelijk terrein.
Een derde soort vormt die geen algemeen deel schept, maar een bepaalde materie regelt door naar andere bepalingen te verwijzen. Een van
de in Boek 5 geregelde absolute rechten is erfpacht. Art.5:85 definieert haar als zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft
andermans onroerende zaak te houden en te gebruiken. Over de wijze meldt Boek 5 echter niets. Daarvoor moeten we naar boek 3. Hier is
art.3:98 illustratief dat verklaart dat op de vestiging van erfpacht de bepalingen van afdeling 3.4.2 van overeenkomstige toepassing zijn. Dat
betekent dat voor vestiging van erfpacht op een onroerende zaak dezelfde vereisten van art.3:84 lid 1 gelden als voor overdracht daarvan,
terwijl de daarvoor vereiste levering langs de weg van art.3:89 dient te geschieden.

Art.3:84 (vereisten voor overdracht)
Art.3:89 (levering van onroerende zaken)voor overdracht van onroerende zaken vereiste levering geschiedt door een daartoe bestemde,
tussen partijen opgemaakte notariele akte gevolgd door inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers. Lid 4 meldt het in dit artikel
bepaalde vindt overeenkomstige toepassing op de levering, vereist voor de overdracht van andere registergoederen.
Art.3:98 (beperkte rechten; vestiging, overdracht, afstand. Tenzij de wet anders bepaalt, vindt al hetgeen in deze afdeling omtrent de
overdracht van een goed overeenkomstige toepassing op de vestiging, de overdracht en de afstand van een beperkt recht op een zodanig
goed.

Hoofdstuk 2 absolute rechten op goederen
11 Eigendom= het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben art.5:1. Dit deel gaat over absolute rechten op goederen.
Eigendom is geregeld in Boek 5.

12 de eigenaar kan anderen van het genot van zaken uitsluiten. Art.5:1 lid 2 bepaalt dat de eigenaar vrijstaat met uitsluiting van eenieder van
de zaak gebruik te maken.

13 de eigenaar kan ook het genot van de zaak toestaan. De eigenaar is vrij een ander van zijn zaak gebruik te laten maken. Hij kan daarvoor
een tegenprestatie vragen. Hij kan de zaak ook om niet verschaffen.

14 de eigenaar komt de bevoegdheid toe om over de zaak te beschikken. Naast het vrije genot komt de eigenaar met uitsluiting van eenieder
het recht toe om over zijn zaak te beschikken. Aldus kan hij een ander tot eigenaar van die zaak maken.

15 de eigenaar kan het beschikkingsrecht ook door een ander laten uitoefenen. Ook het recht te beschikken over datgene waarvan men
eigenaar is, kan men door een ander laten uitoefenen. Soms geeft de wet een ander de bevoegdheid om over andermans zaak te beschikken.

16 het genots- en beschikkingsrecht van de eigenaar is niet onbeperkt art.5:2 lid 2. Het stelt weliswaar voorop dat de eigenaar het vrije
gebruik van zijn zaak toekomt, maar laat daarop onmiddellijk volgen ‘mits dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijk
voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen in acht worden genomen’.

17 beperking van het recht van de eigenaar door rechten van anderen. Hebben ook anderen tegenover de eigenaar recht op gebruik van de
zaak, dan beperkt dit het vrije gebruik door de eigenaar. In het bijzonder is te denken aan door de eigenaar aan anderen gegeven
gebruiksrechten mbt de zaak.

Wanneer A eerder terugkomt uit Amerika, kan hij B niet altijd direct het gebruik van de bungalow ontzeggen, bijv indien hij B heeft
toegezegd dat deze de bungalow tegen een vergoeding een jaar lang mag bewonen. Voor het verstrijken van de uitleentermijn heeft de
universiteitsbibliotheek niet de bevoegdheid een uitgeleend boek bij de lener op te halen. De beperking van de eigenaarsbevoegdheden ligt in
beide gevallen in een door de eigenaar zelf aan een ander gegeven recht.

18 beperking van het recht van de eigenaar door de wet. Er zijn tal van wettelijke regelingen die de eigenaar in zijn genots- en
beschikkingsrecht beperken.

19 beperkingen van het recht van de eigenaar door de ongeschreven recht. Ook begrenst het ongeschreven recht het vrije genotsrecht van de
eigenaar. In het bijzonder stellen de niet wettelijke vastgestelde regels van betamelijk gedrag grenzen aan de uitoefening van zijn
eigendomsrecht. Zij mag niet maatschappelijk onaanvaardbaar zijn. Dit vindt illustratie in de hieronder kort te bespreken leerstukken
‘misbruik van (eigendoms)recht’ en ‘hinder’.

20 misbruik van (eigendoms)recht. De eigenaar die zijn eigendomsbevoegdheden op zodanige wijze uitoefent dat tegenover zijn belang een
onevenredige grote schade bij de ander staat, schendt een betamelijkheidsregel, die ‘misbruik van de eigendomsrecht oplevert.

,Art.3:13 geeft mbt misbruik van bevoegdheid een algemene bepaling: ‘degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen,
voor zover hij haar misbruikt. Een bevoegdheid kan onder meer misbruikt worden door haar uit te oefenen:
-met geen ander doel dan een ander te schaden of
-met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of
-ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang ij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad,
naar redelijkheid niet tot uitoefening had kunnen komen.

Indien B een flatgebouw wil bouwen op zijn grond dat nadelig is voor het uitzicht van A, kan A daar niets tegen doen tenzij B misbruik
maakt van zijn eigendomsrecht tegenover A die geen ander doel heeft dan om A te schaden.
In een ander arrest besliste de HR in de geest van art.3:13 lid 2. A heeft bijv 70 cm op de erfscheiding van de buren. Hier staan twee
belangen tegenover elkaar: enerzijds het belang bij B bij een vrij genot van zijn gehele terrein en anderzijds het belang van A bij de volledige
instandhouding van zijn nieuwe garage. De HR oordeelde dat een eigendomsuitoefening als deze, bestaande in het eisen van afbraak onder
de gegeven omstandigheden, misbruik van (eigendoms)recht kan zijn, indien het nadeel dat A zou lijden, zo groot is dat B redelijkerwijze
niet tot een vordering tot afbraak had kunnen komen (en zo moet B genoegen nemen met een redelijke schadevergoeding. Voor overbouw
geeft art.5:54 een vergelijkbare regel. Zij geldt krachtens lid 3 niet wanneer de overbouw te kwader trouw, of ten gevolge van grove schuld
van de bouwer is geschied. In dat geval dient hij het zonder meer af te breken.

21 hinder. Bij misbruik van recht ligt de nadruk op de uitoefening van een subjectief recht bij ‘hinder’ gaat het erom dat de een de ander
zodanig in de uitoefening diens subjectieve recht belemmert dat die ander dat niet hoeft te accepteren . voor het veel voorkomende geval van
hinder, toegebracht aan de eigenaar van een erf door die van een nabij gelegen erf is dit vervat in art.5:37. Dit artikel meldt dat de eigenaar
van een erf mag niet in een mate of op wijze van art.6:162 hinder toebrengen door verspreiding van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen,
door het onthouden van licht, lucht of door het ontnemen van steun.
Te denken valt aan het geluid van het doortrekken van de wc, de stank van een verbrande erwtensoep uit de keuken, de herrie van de
spelende kinderen in de tuin etc. Een zekere (over) last door gedragingen van de burgen moet de eigenaar dulden, zolang die binnen
maatschappelijke normaal geachte grenzen blijft. Maar de buren kunnen ook te ver gaan. Dan wordt de grens overschreden die ligt tussen een
rechtmatige inbreuk op het genot van een zaak en onrechtmatige hinder.

22 misbruik van eigendomsrecht en hinder kennen dikwijls ook een verbintenisrechtelijk aspect. Bij misbruik van eigendomsrecht en hinder
kennen dikwijls ook een verbintenisrechtelijk aspect. We hebben nu misbruik van eigendomsrecht en hinder besproken vanuit een
goederenrechtelijke invalshoek. In de verbintenissenrecht kan misbruik van recht tegenover de benadeelde een od art.6:162 opleveren. Indien
de overbouw wel zou moeten worden afgebroken op basis van misbruik van eigendomsrecht, brengt dit nog geen od tegenover A met zich
mee. Dat is wel eht geval bij de watertoren-arresten (zie nr 20). Stel dat A een hotelbedrijf, waarvan B met nodeloze bouwsels het uitzicht
verpest, waardoor het aantoonbaar minder gasten heeft. In dat geval is de bouwer op grond van od tot schadevergoeding verschuldigd. Omdat
art.5:37 voor onrechtmatige hinder als maatstaf neemt, levert hinder wel steeds een od op. Onrechtmatige hinder is echter niet beperkt tot dit
artikel genoemde geval dat het wordt toegebracht door de eigenaar van een naburig erf.

23 tegenover wie kan de eigenaar zijn eigendomsrecht handhaven?
De casus uit nr 12 wordt nader uitgewerkt. De naar Amerika vertrokken A had zijn bungalow, fiets en versterker toevertrouwd aan
echtereenvolgens B,P en X. Na zijn terugkeer ontdekt A tot zijn schrik de volgende feiten:
-B is in zijn huisbewaarderstaak tekortgeschoten. De buurkinderen maken zonder toestemming gebruik van het bij A’s bungalow behorende
privezwembad via een door hen gemaakt gat in de heg.
-P heeft A’s fiets die in de nacht in een cage voor 20 euro overgedaan aan Q.
-X, waar A’s versterker ter reparatie staat is failliet.

24 absolute werking. Uitgangspunt van art.5:1 lid 2 is dat de eigenaar met uitsluiting van eenieder de bevoegdheid toekomt tot het vrije
gebruik van de zaak. Daarmee kent het eigendomsrecht een exclusief karakter. Dit betekent dat de eigenaar zijn recht kan handhaven
tegenover derden die hem beletten in de rechtmatige uitoefening van zijn recht. Het recht van de eigenaar heeft aldus absolute werking. Niet
de wet, maar de wetenschap noemt daarom het eigendomsrecht een ‘absoluut recht’

A hoeft op grond van het exclusieve karakter van zijn eigendomsrecht het gebruik van zijn zwembad door de buurkinderen niet te dulden. Hij
kan ze wegsturen en zo nodig ontruiming van zijn privezwembad gerechtelijk afdwingen.

25 droit de suite. Art.5:2 geeft de eigenaar de bevoegdheid izjn zaak van eenieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. Deze bevoegdheid
staat bekend onder de naam van haar Romeinsrechtelijke voorvader, te weten ‘revindicatie’. Aldus kan de eigenaar zijn recht ook handhaven
tegenover iedereen die de zaak onrechtmatig onder zich heeft verkregen. Dit is een consequentie van de regel dat een eigenaar zijn recht
tegen eenieder kan inroepen. Indien de zaak uit zijn macht raakt, volgt zijn recht de zaak. Deze speciale toepassing van de absoluutheid van
het recht van de eigenaar noemt men ‘droit de suite’ of ‘zaaksgevolg’.

26 droit de preference/ in faillissement. Een andere toepassing van de regel dat het recht van de eigenaar tegen iedereen werkt, is dat de
eigenaar zijn zaak ook als zijn eigendom kan opeisen indien zij zich onder een failliet bevindt. De eigenaar is op grond van de absolute
werking van zijn recht ‘separatist’. Een andere, minder duidelijke term is dat hij een ‘droit de preference’ heeft.

Wanneer een schuldenaar niet aan zijn verplichting tot betaling van een geldsom voldoet, geeft art.3:276 de schuldeiser de bevoegdheid om
op diens vermogen verhaal te zoeken. Zijn er meerdere niet-betaalde schuldeisers, dan kan een of meer van hen bij de rb het faillissement van
de schuldenaar aanvragen. Het faillissement is niet in het BW geregeld, maar in de Fw. Door het uitspreken van het faillissement komt op het
vermogen van de schuldenaar een algemeen beslag te liggen. Door dit faillissementsbeslag verliest de schuldenaar de mogelijkheid om nog
langer over de individuele vermogensbestanddelen te beschikken. Het bevriest als het ware het vermogen tbv verhaal door de gezamenlijke
schuldeisers. De rb stelt een curator aan die onder toezicht van een r-c de vermogensbestanddelen te gelde maakt, waarna de opbrengst volgt
onder de gezamenlijke schuldeisers (dus niet alleen de faillissementaanvrager(s)).
Op grond van art.3:277 geschiedt de verdeling naar evenredigheid vna de omvang van ieders vordering. Indien er beslag is gelegd bij X,
komt hij niet als schuldeiser op, maar als eigenaar van de versterker. Dit valt niet onder de failliete boedel van X.

27 het recht van de eigenaar is een ‘absoluut subjectief vermogensrecht’, het recht van de schuldeiser uit een verbintenis een relatief
subjectief vermogensrecht. Dit kan de vorderingsrecht tot eigendomsoverdracht van de koper zijn op een gekochte zaak waartoe de verkoper
wordt verplicht. Koper en verkoper zijn over en weer elkaars schuldeiser en schuldenaar.

, 28 het recht van de eigenaar is een subjectief recht. Ter onderscheiding van het objectieve (het geldende recht) noemen we het recht van de
eigenaar een subjectief recht. Het objectieve recht verschaft aan de eigenaar het subjectieve recht – de bevoegdheid om over de aan hem
toebehorende zaak te beschikken en daarvan met uitsluiting van anderen gebruik te maken.
Het objectief recht geeft ook aan de schuldeiser uit een verbintenis een subjectief recht: te weten het recht op nakoming van een door de
schuldenaar te verrichten prestatie en daaraan verbonden de bevoegdheid om van de schuldenaar ook nakoming te vorderen. Dat laatste
wordt uitgewerkt in nr 323 e.v.

29 het recht van de eigenaar is een vermogensrecht. Zowel het recht van de eigenaar als het recht van de schuldeiser zijn (subjectieve)
vermogensrechten. Vermogensrechten zijn kort gezegd op geld waardeerbare rechten, althans rechten die in de economische sfeer liggen.
Art.3:6 geeft een omslachtiger omschrijving.

Art.3:6 luidt dat rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe strekken rechthebbende
stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn
vermogensrechten.

Elke van de in dit artikel genoemde kenmerken kan afzonderlijk een recht tot een vermogensrecht maken. Die kenmerken zijn:
-overdraagbaarheid: in de regel kan men een vermogensrecht desgewenst aan iemand anders overdragen en hem aldus tot opvolgende
rechthebbende maken. Niet alleen eigendom, maar ook een vorderingsrecht is overdraagbaar. Is een recht niet overdraagbaar, dan kan het
toch een vermogensrecht zijn als het voldoet aan een van de andere twee criteria van dit artikel.
-het strekt ertoe de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen. Op grond van dit criterium is bijv het op grond van art.3:226 lid 4 niet
overdraagbare ‘recht van gebruik en bewoning’ een vermogensrecht (zie nr 278).
-het is verkregen in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.

30 het recht van de eigenaar is een absoluut recht. Het recht van de eigenaar en het recht van de schuldeiser uit een verbintenis zijn beide
subjectieve rechten en bovendien vermogensrechten. Er bestaat echter een groot verschil in werking tussen beide rechten.
De schuldeiser uit een verbintenis kan zijn daaruit voortvloeiende vorderingsrecht uitsluitend uitoefenen tegen een bepaalde person, zijn
schuldenaar. Het recht van de schuldeiser heet dan ook een ‘persoonlijk’ of ‘relatief’ recht.
De eigenaar kan zijn recht niet slechts tegen een of meer bepaalde personen uitoefenen, maar in beginsel tegen iedereen die op een of andere
wijze met zijn eigendomsrecht in aanraking komt. Om deze reden het het recht van de eigenaar een ‘onpersoonlijk’ of ‘absoluut’ recht. Die
absoluutheid uit zich in het ‘droit de suite’ (zaaksgevolg) en het ‘droit de preference (separatis in faillissement.

31 het recht van de eigenaar (eigendomsrecht) heeft een zaak als object. Niet alleen in werking, ook in het object van het recht bestaat er een
groot verschil tussen een vorderingsrecht en een eigendomsrecht.
Bij een vorderingsrecht heeft de schuldeiser recht op een door de schuldenaar te verrichten prestatie.
-Object van een vorderingsrecht is altijd een prestatie, bijv het betalen van de koopprijs of het zich onthouden van concurrentie.
Art.5:1 lid 1 definieert eigendom als: ‘het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben’. ------Object van een
eigendomsrecht is dus altijd een zaak.

Eigendom is een ‘recht op een zaak’. Een vorderingsrecht is dat nooit, ook niet wanneer zij mbt een zaak bestaat. Stel, A. Verkoopt zijn
bungalow aan K. Er bestaan een tweetal vorderingsrechten: een van A op K tot betaling van de koopprijs en een van K tot
(eigendoms)overdracht door A van de bungalow. Dit valt niet onder ‘recht op een zaak’. Het object van een vorderingsrecht is steeds een
prestatie (een gedraging van de schuldenaar). Een recht op een gedraging zoals dat van K is echter geen recht op een zaak. Bij het
vorderingsrecht van K is slechts indirect een zaak betrokken, primair gaat het om een door A te verrichten prestatie, nl de bungalow aan K in
eigendom over te dragen. Het object van het vorderingsrecht van K is deze prestatie, niet de bungalow.
Dus een vorderingsrecht heeft steeds een prestatie- een gedraging van een bepaalde schuldenaar tot object. Object van die prestatie kan op
zijn beurt soms een zaak zijn. Kan, maar hoeft niet, zoals bij een vorderingsrecht op een muziekschool tot het krijgen van muziekles.
Eigendom echter heeft steeds rechtstreeks een zaak tot object en is daarom in juridische zin een ‘recht op een zaak’.

32 het recht van de eigenaar is een zakelijk recht. Eigendom is een absoluut subjectief recht, daarnaast is het een vermogensrecht en tot slot
heeft het een zaak tot object. Een subjectief recht dat deze drie kenmerken vertoont , het een ‘zakelijk recht’.

33 het begrip zaak. Eigendom is een absoluut recht dat een zaak als object heeft. Art.3:2 definieert ‘zaken’ als de voor menselijke beheersing
vatbare stoffelijke objecten.

Een bungalow, fiets of versterker zijn dus zaken. Ene vordering is geen stoffelijk object en dus nooit een zaak, ook niet wanneer als bewijs
daarvan een papier is opgemaakt.
Op basis van art.3:2a lid 1 is een dier geen zaak. Hoewel art.5:1 het begrip eigendom beperkt tot zaken, kunnen we toch van art.3:2a lid 2
spreken van eigendom op dieren.
Het zijn van eigenaar van een dier brengt niet met zich mee dat hij daar alles mee mag doen wat hij maar wil. Op grond van art.5:2 lid 2
geldt dat e eigenaar bij zijn gebruik de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen in acht dient te
nemen. Met het oog op het bovenstaande maken we in navolgende geen onderscheid tussen zaak en dier; onder een zaak wordt in beginsel
mede een dier begrepen.
Het zaaksbegrip van art.3:2 illustreert dat de juridische terminologie niet hoeft samen te vallen met het dagelijkse spraakgebruik.

34 zaak is onderdeel van het begrip goed. Het begrip ‘zaak’ maakt op haar beurt deel uit van de omschrijving van het begrip ‘goed’ in
art.3:1. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten. In art.3:6 staat wat ene vermogensrecht is. Een eigendomsrecht, maar ook een
vordering uit een verbintenis zijn beide voorbeelden van vermogensrechten en zijn dus beide goederen.

35 in eigendom hebben en toebehoren aan, eigenaar en rechthebbende. Men kan slechts een zaak in eigendom hebben. Dit komt omdat
art.5:1 lid 1 het begrip eigendom uitsluitend voor zaken reserveert. In plaats van eigenaar van een goed, spreken we van rechthebbende op
een goed.
Het ‘toebehoren aan’ en ‘ in eigendom hebben’ is een overkoepelend begrip van een zaak.

36 de rechthebbende heeft een absoluut recht op een goed. Dit recht kan hij tegen iedereen inroepen. Ook wanneer het goed geen zaak
betreft. Het recht van de rechthebbende op een goed dat geen zaak is, is even absoluut als het recht van de eigenaar op een zaak.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Anh1988. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.13. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.13  2x  sold
  • (1)
Add to cart
Added