Anatomie en fysiologie MBO niveau 4, hoofdstuk 1 t/m 19
Ook te gebruiken voor HBO'er, maar inhoud kan minimaal verschillen!
ISBN van het gebruikte boek: 1915
Anatomie en fysiologie MBO niveau 4 ISBN: 9789006921915
Hoofdstuk 1 ‘’Anatomie en fysiologie’’
Anatomie- Bouw en vorm van het menselijk lichaam
Fysiologie- werking van het menselijk lichaam
Onderzoeksmogelijkheden van het menselijk lichaam:
-Inspectee buitenkant lichaam bijv; bultene kleur van de huid en soorten uitslag;
-Palpatee onderhuidse veranderingen te onderzoeken door druk op het lichaam te zeten waardoor
spieren en organen te voelen zijn;
-Percussiee toestand van het weefsel Met klopbewegingen kun je verschil in toonhoogte horen en
zo krijg je de toestand van het onderliggend weefsel te weten;
-Auscultatee luisteren naar geluiden door middel van een stethoscoop (bijv; harte longene darmen);
-Laboratoriumonderzoeke onderzoeken van vloeistofen uit het menselijk lichaam (bijv; bloede urinee
speeksel);
-Röntgenstralinge opnamen maken van boten die absorberen de straling waardoor ze zichtbaar zijn;
-CT-scane röntgenscan waarbij de weefsels zichtbaar worden hersenene organen;
-Mri-scane waterstofernen gemagnetseerd weefsels te zien die water bevaten;
-Echografee echogolven worden het lichaam ingestuurd die door organen en weefsels teruggekaatst
worden;
-Doppler sonografee hoogfrequente geluidsgolven registreren stroomrichtnge stroomsnelheid van
bloed en bloedvaten;
-Endoscopiee verzamelnaam voor alle onderzoeken waarbij je een optsche sonde gebruikt (bijv;
darmonderzoeke longonderzoek;
-Elektrische signalen van het lichaam zelf;
-ECG elektrocardiogramHartactviteit
-EEG elektro-encefalogramHersenactviteit
-EMG elektromyogramSpieractviteit
Spier= Musculuse afortng= M;
Slagader= Arteriae afortng= A;
Ader= Venae afortng= V;
Zenuw= Nervuse afortng= N;=hersenen
n;=ruggenmerg
Hoofdstuk 3 ‘’Bouw van de cel’’
Celkern= Bolletje met waterige inhoudkernplasma Kernplasma is omgeven door kernmembraam;
Openingen in kernmembraam zijn kernporiën; Draderige structuren zijn de chromosomene
chromosoom bestaat uit eiwiten waar een molecuul omgewikkeld ise dat molecuul is het DNA 46
chromosomen; In de celkern ziten ook nog kleinere structurene de kernlichaampjes; Die bevaten
RNAe speelt een rol bij de vorming van ribosoomaal RNA;
Een DNA-molecuul ziet eruit als een touwladder in spiraalvorm; De vertcale kanten bestaan uit eeen
suikermolecuul en fosfaat; De horizontale kanten worden gevormd door 2 afwisselende moleculene
dit zijn de stkstofasen;
, -A+T -Adenine (A)
Mogelijke Combi’s -Thymime (T)
- C+G -Cytosine (C)
-Guanine (G)
De stkstofasen kunnen in veel verschillende volgorden in het DNA ziten; De volgorde ligt wel vast
en vorm een codering; Deze codering is de basis voor de aanmaak van alle eiwiten die in de cel nodig
zijn;
De aanmaak van een eiwit in de cel noem je eiwitsynthesee celeiwitbehoefee signaal celkern;
Stukje DNA wordt gekopieerd voor het eiwit andere stkstofasee uracil RNA;
Aminozuren= bouwstenen van eiwiten (bevinden zich in een celplasma);
RNA zoekt ribosoome ribosoom ontcijfert het stukje RNA waardoor het juiste volgorde aminozuren
word gekoppelde zo ontstaat het gewenste eiwit;
De ribosomen- De ribosomen spelen een
rol bij de eiwitaanmaak in de cel;
Het endoplasmatssch retsulum- Het
endoplasmatsch retculum speelt een
belangrijke rol bij het aanmaken van
eiwiten en veten in een cel;
Het golgisomplex- Het golgicomplex zorgt
voor de transport van eiwiten in de cel;
De mitoschondriën- De mitochondriën
spelen een rol bij de verbranding van
suikers en eiwiten in de cel;
De lysosomen- De lysosomen zorgen voor
de afraak van de eiwitene veten en
suikers in de cel; De lysosomen kun je zien
als een afvalverwerking van de cel;
Het selmembraan- Het celmembraan vorm
de begrenzing van een cel; Het is een soort
van wand die de omgeving van de cel en
het cytoplasma van elkaar afschermt; Ook zorgt het cytoplasma voor de uitwisseling van stofen
tussen de cel en de omgeving van de cel; Dat noem je met een mooi woord osmose;
Hoofdstuk 4 ‘’Transport in en uit de cel’’
Een levende cel heef stofen nodig uit de eigen omgeving; De omgeving buiten de cel is de
extracellulaire ruimte (extra=buiten); Met intracellulaire ruimte (intra=binnen) wordt het inwendige
van een cel bedoeld;
In een cel bestaan er twee soorten transport; Actef en passief transport; Actef transport kost de cel
energie; Passief transport levert de cel energie op; Er zijn drie soorten passief transport:
Diffusie
Een proces waarbij een stof zich gelijk verdeeld over een ruimte; Bijvoorbeeld als je met een bus
deodorant spuite verdelen de moleculen van de geur zich gelijk over de ruimte zodat je overal in de
ruimte de geur kan ruiken;
, Osmose
Een proces waarbij watermoleculen zich over een membraan bewegen zodat de concentrate
opgeloste stofen aan beide kanten gelijk is; Bij dit proces komt het celmembraan weer ter sprake;
De celmembraan is een scheiding tussen de omgeving van de cel en het cytoplasma; Om de cel te
voorzien van voedingsstofen schuiven watermoleculen met daarin dus bruikbare stofen voor de cel
over het celmembraan heene en het celmembraan laat de bruikbare stofen voor de cel doore door
middel van hele kleine gaatjes in de wand van het celmembraan; En dat noemen we osmose;
Filtrate
Filtrate is verplaatsing van een vloeistof door een membraan; Sommige opgeloste deeltjes kunnen
bij dit proces niet door de kleine gaatjes die in het celmembraan ziten heene en worden er dus uit
geflterd omdat ze te groot zijn; ee kan het vergelijken met een kofeflter; ee giet heet water op de
kofe en het flter laat dan de kleine deeltjes door het flter heen en dat is dan de kofe; En dan heb
je het kofedik wat overblijf; Dat is te dik om door de kleine gaatjes van het kofeflter te komene
dus zijn eruit geflterd omdat het te groot is;
Factoren die difusie en osmose kunnen beïnvloeden zijn:
-Consentrateversschil groter concentrateverschil= sneller gaan van difusie en osmose;
-Temperatuur temperatuur hoger= sneller gaan van difusie en osmose;
-Diffusieafstand afstand kleiner= sneller gaan van difusie en osmose;
-Diffusieoppervlak oppervlak groter= sneller gaan van difusie en osmose;
-Stroperigcheid (vissositeit) hoe stroperiger des te langzamer de beweging verloopt;
Soorten actef transport
-Enzymatsche pomp
-Blaasjestransport
- Bij een enzymatsche pomp worden de deeltjes met behulp van transportenzymen de membraan
doorgesluisd: een stof bind zich aan een eiwite welke vervolgens door de membraan heen gaat; Dit
kost de cel energiee die geleverd wordt door de stof ATP;
- Bij transport met blaasjes worden stukjes van de celmembraan afgesplitst of juist met elkaar
versmolten; In de gevormde blaasjes kunnen stofen vervoerd worden; Het proces waarbij deeltjes
naar buiten worden afgegeven heet exocytose naar binnen heet het endocytose; Gaat het om
opname van vloeibare stofene dan heet het proces pinocytosee bij vaste deeltjes gaat het om
fagocytose;
Hoofdstuk 5 ‘’Celstofwisseling’’
Stofwisseling(metabolisme) is een verzamelnaam voor alle scheikundige reactes die in levende
cellen plaatsvinden; Er zijn 2 soorten stofwisselingsreactes: opbouwreactes en afraakreactes;
Opbouwreactes(assimilate): Kleinere moleculen worden samengevoegd tot grotere moleculene deze
reactes kosten energiee ze worden gebruikt bij de groei en herstel van het lichaam;
Afraakreactes(dissimilate): Dit is het omgekeerde proces van de opbouwreactese hierbij worden
grote moleculen afgebroken tot kleine en ontstaat er energie; Die kun je vervolgens gebruiken;
Een veel voorkomende afraakreacte is de verbranding; Verbranding(aerobe dissimilate) is een
chemische reacte waarbij een brandstof reageert met zuurstofe hierbij is ALTIeD zuurstof nodig;
Doelverkrijgen van energie;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Paulsch. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.