3. Wat zijn de drie functee van taal?
Communicate
Greep krijgen op de werkelijkheid
Expressie
4. Welke 4 aepecten van een boodechap kunnen worden onderecheiden en wat houden
deze aepecten in?
Zakelijk aspect: Leterlijke betekenis van de zin.
Appelerend aspect: Wat je gedaan wilt krijgen.
Relatoneel aspect: Relate zender/ontvanger.
Expressieve aspect: Indruk.
5. Wat houdt de conceptualieerende functe van taal in?
Je kunt de werkelijkheid vangen in concepten die je weergeef in taal.
6. Wanneer hebben woorden een afankelijke betekenie?
Datgene waarnaar verwezen wordt is afankelijk van iets dat bekend moet zijn.
7. Wat zijn lexicale woorden?
Woorden met een eigen betekenis, die niet afankelijk zijn van een context.
8. Wat ie polyeemie?
Woorden die in verschillende contexten kunnen leiden tot een andere betekenis. Het
heef nog wel de algemene betekenis maar het geef er toch een andere nuance aan.
9. Wat zijn connotatee?
Het geheel van bijbetekenissen.
, 10. Taal heeft een eyeteem dat ie opgebouwd uit verechillende lagen. Uit welke lagen
beetaat dit eyeteem?
Fonologie.
Morfologie.
Syntax.
Teksten.
11. In welke 3 onderdelen kun je de fonemen onderecheiden?
Klinkers.
Tweeklanken.
Medeklinkers.
12.
a) Wat zijn exploeieve medeklinkere? D,K,B,P
b) Wat zijn neueklanken? M,N,NG
c) Wat zijn glijdere? W,F,S,V,Z,L
13. Wat ie het verechil tueeen een vrij morfeem en een gebonden morfeem?
Een vrij morfeem kan ook zelfstandig als woord voorkomen en gebonden morfeem niet.
14.
a) Wat ie een eamenetelling?
Een combinate van woorden die ook zelfstandig kunnen voorkomen.
b) Wat ie een afleiding?
Een woord met een voorvoegsel of achtervoegsel.
15. Taal heeft altjd zinnen. Hoe etaat een zin omechreven?
De zin vormt in ieder geval een op zichzelf staand conceptueel en formeel geheel dat uit
één of meer woorden bestaat.
16. Noem vier verechillen tueeen taal en dialect.
Een taal is rijker.
Een taal wordt meer gesproken.
Een taal komt meer voor in ofcicle documenten.
Een taal heef meer status.
Hoofdstuk 2: Taalverwerving
17. Bij de eerete taalontwikkeling zijn er verechillende vieiee te onderecheiden. Noem de
drie vieiee en licht kort toe wat deze vieiee inhouden.
Behaviorisme: Positeve feedback, imitate en conditonering.
Natvisme: Eigen taalvermogen centraal.
Interactonele benadering: Goed taalaanbod.
18. Welke periode wordt ook wel de kriteche periode genoemd?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stefaniepabo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.87. You're not tied to anything after your purchase.