Populatie: de volledige groep die in aanmerking komt voor het
onderzoek en de bekomen resultaten
Steekproef: een kleinere groep waarbij je het onderzoek effectief
gaat uitvoeren; een goede steekproef = resultaten kunnen
veralgemeend worden voor de populatie
Representatieve steekproef: hierbij worden er willekeurige
onderzoeken gedaan binnen de populatie (als er bijvoorbeeld 1000
mensen in aanmerking komen voor het onderzoek dan moeten er 50
willekeurig genomen worden)
2. Variabelen in een experiment
Onafhankelijke variabele: onderzoeker kan dit zelf aanpassen
Afhankelijke variabele: de variabele die gemeten moet worden
3. De juiste waarde
Doel van onderzoek = door zoveel mogelijk analyses te doen voor
hetzelfde experiment de ‘juiste’ waarde proberen benaderen
4. Centrummaten
Gemiddelde; wordt gebruikt als er veel meetresultaten zijn
Mediaan; wordt gebruikt als er weinig meetresultaten zijn
Modus; dit is het getal die het meest voorkomt in de
meetresultaten, soms kan je ook 2 modi hebben
5. Spreidingsparameters
Variantie; geeft info over de spreiding van de bekomen resultaten
Standaarddeviatie; de wortel van de variantie
!je mag de varianties van 2 verschillende groepen metingen niet
vergelijken!
6. Normaalverdeling
Het opstellen van een frequentietabel
Spreidingsbreedte bepalen = R
Het aantal klassen bepalen = k
De klassenbreedte bepalen = b = R/k
Normaalverdeling = 68-95-99,7 regel
Hoofdstuk 2: meetonzekerheid bij kwantitatieve testen/methoden
,1. Meetonzekerheid bij kwantitatieve methode
Nagaan of er fouten werden gemaakt, welke? (Blunders,
systematische of toevallige fouten)
1.1 Toevallige fout
= niet te voorspellen en te vermijden
Doen resultaat afwijken maar niet in een bepaalde richting
Hangen samen met spreiding
Hoe groter de toevallige fout hoe kleiner de precisie
Berekenen:
Aan de hand van de standaarddeviatie s en variatiecoëfficiënt
CV
Een kleine S en kleine CV = kleine toevallige fout en
grote precisie
2. Bepalen van de precisie – toevallige fout
Herhaalbaarheid Reproduceerbaarheid
= within- run precision = between-run precision
- Condities identiek (zelfde - Andere condities (kan ook
staal, machine,…) tussen verschillende
- Spreiding rond ‘ware labo’s)
waarde’ - Spreiding rond ‘ware
- Gemiddelde, CV en s waarde’
bepalen - Gemiddelde, CV en s
bepalen
Grote reproduceerbaarheid = kleinere spreiding = kleinere CV
2.1 Staal kiezen
Als er een referentiestaal is gebruik je deze
Voordeel: bias te bepalen
Nadeel: matrix minder complex dan patiëntenstaal
Geen referentiestaal = gebruik een patiëntenstaal van een
gezonde persoon
Voordeel: heeft een complexe matrix
Nadeel: geen bias te bepalen
Statistische relevantie = je doet meer dan 20 stalen
Niet mogelijk = vermeld dit en reken verder met minder
stalen
2.2 Berekeningen
Histogram: normaalverdeling
Gemiddelde en s
, CV => kleiner dan 5 = aanvaardbare fout
3. In duplo onderzoeken
= het testen van een staal in een oude en een nieuwe machine
Herhaalbaarheid nagaan: analyse stalen onder zelfde
omstandigheden
Reproduceerbaarheid nagaan: analyseren in verschillende
omstandigheden
4. Bepalen van de accuraatheid – systematische fout
= beïnvloeden resultaten in 1 bepaalde richting
4.1 Mogelijke oorzaken
Instrumentele fouten: bv. lek in pomp
Methode fouten: bv. een verschillende temperatuur bij
het kalibreren en het uitvoeren van het onderzoek
Persoonlijke fouten: bv. Iedereen leest buret stand
anders af
4.2 Soorten systematische fouten
Constante systematische fout: systematisch te veel
(grote positieve bias) of te weinig (grote negatieve bias)
Proportionele systematische fout: bij kleine concentratie
klein verschil en bij grote concentratie groot verschil of
omgekeerd
4.3 Bepaling juistheid
Gecertificeerd referentiemateriaal
Rondzendmonsters met consensuswaarde
Materiaal met referentiewaarde, zo afh mogelijk van te
valideren systeem
5. Bepalen van juistheid en accuraatheid
5.1 Ee vergelijkend experiment
= het vergelijken van 2 methoden, kan gedaan worden op
verschillende manieren
Verschilgrafiek of ‘difference plot’
= verschil in resultaat beide methoden tov referentiemethode
Ideaal = resultaten verspreid rond nullijn
Wat we terugvinden op de grafiek:
Eventuele outliers: worden gecontroleerd met Hample,
Grubbs of dixon; kijken of het een significante (= berust
niet op toeval) fout is
Verticale lijn: zegt iets over de spreiding van de resultaten
Eventueel een trendlijn => wijst op een bepaald interval,
willen we niet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amber50. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.