Dit document bevat zo goed als alle examenvragen van het vak farmacologie, door uiteindelijk dit te leren behaalde ik een 18/20. Er bestaan verschillende soorten vragen en deze heb ik per categorie ingedeeld.
Ja, want ze hebben een verhoogde gevoeligheid voor bepaalde klassen geneesmiddelen, onder andere NSAID’s. Dit komt
doordat ze een verminderde klaring hebben (wegens minder hepatische en nefrotische metabolische activiteit).
Ook is er vaak sprake van polyfarmacie: mensen nemen meerdere geneesmiddelen per dag. Dit geeft meer risico op
interacties en bijwerkingen. Ook nemen ze vaker langdurig een bepaalde medicatie voor langdurige behandelingen.
Daarnaast zijn oudere mensen ook iets meer vergeetachtig, wat kan leiden tot een verminderde therapietrouw.
IEMAND NEEMT NUCHTER EEN TABLET IN, MET T M A X VAN 2 UUR EN HALFWAARDETIJD VAN
12UUR, DAT VOLLEDIG HEPATISCH GEKLAARD WORDT DOOR CYP2D6.
a) Teken het verloop van concentratie in de tijd
b) Teken op dezelfde grafiek het verloop bij inname met voedsel
c) De patiënt neemt dit in 2 maal daags. Tegen wanneer is er een stabiele plasmaconcentratie bereikt?
d) Een andere patiënt neemt dit GM ook, maar zijn leverfunctie is met 50% gedaald, wat gebeurt er met de
stabiele plasmaconcentratie?
b) Voedsel vertraagt de verblijfsduur in de maag van een geneesmiddel
oploopt van 30 minuten tot 3-4 uur
c) Na 2,5 is er een stabiele plasmaconcentratie bereikt
d) Het duurt 2x zo lang en zal hoger liggen
TCA WERKINGSMECHANISME, RECEPTOREN, FARMACEUTISCHE EFFECTEN EN BELANGRIJKE
IMPLICATIES.
A. Werkingsmechanisme:
Inhibitie noradrenaline en/of serotonine reuptake transporter (NET en/of SERT, = uptake 1 systeem)
⇒ ↑ concentratie noradrenaline/serotonine in synaptische spleet
⇒ antidepressief effect.
Er zijn stoffen die noradrenaline-opname meer blokkeren dan serotonine-opname, en vice versa. Maar nooit
volledige selectiviteit voor één van beide transmitters.
B. Farmacologisch effect
• Anti-depressief effect pas na 2-4 w
• Structuur <fenothiazine-antipsychotica à blokkeren van:
- 5-HT2- en α-receptoren: sedatie (ideaal voor geagiteerde patiënt), motorische incoördinatie
- Muscarine-receptoren: anticholinerge effecten
• Cardiale effecten:
- Daling IV(intraventriculaire)-geleidingà stijging ECG-intervallen (= cariotoxisch!!)
1
, • Orthostatische hypotensie
- ↑NA in vasomotorcentrum (centraal) à daling outflow naar OZS via presynaptische α2-receptor
>>>↑NA in orthosympatische zenuwuiteinden (perifeer)
à Vasoconstrictieà hypertensie
à hartstimulatie à tachycardie
C. Interacties
a) Antihypertensiva: deze doen BD dalen --> samen met hypotensie effect --> versterking
b) Sterk eiwitbinding aan plasma-albumine(zoals NSAID, fenylbutazone): beide meer werking omdat ze meer vrij
zijn
c) Metabole interacties: CYP: of te wel remming of te wel inductie van de afbraak van de TCA
d) Direct werkende sympaticomimetica (VC veroorzaken): hier speelt het perifeer effect wel en gaan ze samen
zorgen voor een BD verhoging
e) Indirect werkende sympaticomimmetica: stoffen die moeten opgenomen worden in het pre-synaptisch
zenuwuiteinden en dan bijvoorbeeld NA verhoogd gaan vrijzetten
--> deze indirect werkende moeten zelf ook opgenomen worden door het uptake 1 systeem
--> TCA: blokkeren van deze uptake --> effect doen dalen
• Levensbedreigen (vs. Anti-psychotica)
• Centrale effecten
- Eerst excitatie
- Dan algemene depressie, ademhalingsdepressie!!
- Anticholinerge componentà idem effect als bij atropine-vergiftinging (antidotum: fysostigmine)
• Cardiale effecten
- Daling IV-geleiding: geleidingsstoornissenà ventriculaire tachycardie, fibrillatie
- Hartblok
F. Contra indicatie
• vanwege anticholinerge effecten
• vanwege cardiotoxiteit
2
,AUTONOME EFFECTEN MORFINE, VERSCHIL MET CODEÏNE.
1. Ademhalingsdepressie:
• Al bij de normale dosis
• Bij hoge dosis kan ademhalingscentrum minder gaan werken, men ‘vergeet’ te ademen
• Minder gevoelig voor CO2.
• Het orgaan dat eerste reageert op zuurstoftekort, deze gaan zorgen voor vasodilatatie, druk in hersenen
stijgt en dat kan leiden tot een fataal herseninfarct! belangrijk effect! Vergeet het niet.
2. Miose:
• Enorme pupilvernauwing
• Door effect op oculomotor-nucleus
3. Constipatie:
• Verhoogde tonus van de spieren, stress, spanning
• Minder peristaltiek
• Effect op bewegende organen voeding blijft langer aanwezig, er kan meer water uit onttrokken worden,
men constipeert
• Kan lokaal uitgelokt worden, maar meestal komt het effect uit de hersenen.
4. Vertraagde maaglediging:
• Voeding gaat minder snel de maag verlaten
• Lijkt niet erg, maar bv. Als de persoon ook perorale geneesmiddelen neemt, dan gaan deze ook trager
werken. Moet je rekening mee houden!
5. Hoestreflex verminderen:
• Door inhibitie van het hoestcentrum
• Mindere hoestreflex
• Ten goede, bv. Hoestsiropen met codeïne
6. Braken:
• Soms, zeker niet elke patiënt
• Misselijkheid komt bij 50% voor, braken bij 20%
• Door twee tegenovergestelde effecten:
- stimulatie van chemoreceptor triggerzone, ligt kort bij braakcentrum, zorgt ervoor dat vreemde sto=en
worden uitgebraakt.
- Braakcentrum (dat wel in de hersenen ligt), wordt geïnhibeerd.
7. Cardiovasculaire effecten:
• Outflow naar orthosympatisch zenuwstelsel inhiberen
9. Uterus
• Daling contracties tijdens bevalling CAVE contra indicatie bij bevalling
10. Galblaas
• Stijging tonus à stijging druk CAVE galkolieken
3
, Verschil met codeïne:
• Codeïne heeft niet de OH-groep die zuiver morfine bevat.
• Dit zorgt ervoor dat codeïne minder sterk geglucuronideerd (geïnactiveerd) wordt door de lever.
• Zo zal het first pass effect minder uitgesproken zijn bij codeïne dan morfine.
• Met andere woorden, codeïne heeft een hogere biobeschikbaarheid en blijft langer actief.
• Codeïne is dus geschikt om per oraal te nemen, terwijl dit bij morfine zorgt voor een biobeschikbaarheid
van slechts van 20% en deze laatste dus beter parenteraal toegediend wordt.
WAT GEBEURT ER ALS JE EEN ANESTHETICUM MEERMAALS INSPUIT?
• Door herhaalde inspuiting gaat de buffercapaciteit van het weefsel naar beneden.
• Lokale anesthetica worden als hydrochloriden opgelost; deze oplossing is zuur. à zuurder milieu.
• Bijgevolg verminderen herhaalde inspuitingen het anesthetisch effect omdat het aantal geladen deeltjes
toeneemt en hierdoor het diffusieproces over de celmembraan minder efficient verloopt.
BESPREEK ALLES OMTRENT DE GENEESMIDDELEN VOOR PEPTISCHE AANDOENINGEN.
1. Antacida = NaHCO3, Mg(OH)2, Al(OH)3 of algeldraat CaCO3
A. Werking:
• neutralisatie maagzuur (pH stijging)
• Stimulatie van endogene PG productie
B. Toediening → suspensies of poeders (lage systemische bijwerkingen)
C. effecten: Snel pijnstillend en langzaam helend door remming/neutralisatie maagzuur.
D. indicaties:
• symptomatische behandeling van lichte - matige maagklachten
• GO reflux, oesophagitis
• maag -en duodenumulcus
NIET in combi met andere gnm
meermaals per dag innemen tussen de maaltijden
geeft een belangrijke zoutbelasting
E. interacties: antacida + Tetracylines/quinolonen → pH stijging en chelaatvorming (interactie absorptie)
2. H2 receptor antagonisten = cimetidine, ranitidine en nizatidine (-tidine)
A. werking: Blokkeren de H2 receptor → verminderde zuur + pepsine secretie
goede biologische beschikbaarheid
hydrofiele moleculen dus passeren de BBB nauwelijks → weinig systemische bijwerkingen
B. indicaties:
• peptische ulcera
• GO refluxziekte
• ulcera tgv NSAID gebruik
• proeftherapie dyspepsieklachten bij personen < 55 jaar + aanwezigheid van alarmsymptomen
• preventie van stress ulcera op intensieve zorgen afdelingen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkeTHK. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $27.68. You're not tied to anything after your purchase.