VERGELIJKENDE BIOLOGIE
HOOFDSTUK 13: CIRCULATIE
SAMENSTELLING VAN BLOED
Bloed: bindweefsel met vloeibare matrix (= plasma) + cellen
Functies
• Transport
o Aanvoer O2 en voedingsstoffen
o Afvoer van CO2 en afvalproducten
• Regulatie lichaamsfuncties
o Vervoer hormonen
o Lichaamstemperatuur
• Bescherming tegen invasie en beschadiging
o Bloedstolling: bloedplaatjes
o Immuniteit: witte bloedcellen vallen ziekteverwekkers aan
Samenstelling
Plasma (= matrix)
• Water (92%)
• Nutriënten: glucose, vitamine, aminozuren
• Afvalproducten: CO2, stikstof
• Hormonen
• Ionen: natrium ionen, chloride ionen, bicarbonaat ionen (calcium- en magnesiumionen in
kleinere mate)
• Plasmaproteïnen
o Albumine: eiwit dat ervoor zorgt dat water niet uit onze bloedvaten kan lekken
o Globuline: transportfunctie (lipiden en steroïdhormonen)
o Fibrinogeen: bloedstolling
,Cellen
• Rode bloedcellen (RBC)/ erythrocyten
o Kernloze cel
o Bevatten hemoglobine: O2 transport
o Hematocriet-waarde: totale bloedvolume ingenomen door RBC
o Hematocriet-waarde laag: bloedarmoede
• Witte bloedcellen (WBC)/ leukocyten
o Wel celkern
o Groter dan RBC
o Kunnen migreren uit bloedvaten naar weefsels om ziekteverwekkers te vangen
o Granulair: bezit granules (blaasjes) met bepaalde chemische stoffen die
immunologische functie uitoefenen (Eosinophil, Basophil, Neutrophil)
o Agranulair: geen granules (Lymphocyte, Monocyte)
• Bloedplaatjes/ thrombocyten
o Celfragmenten afkomstig van megakaryocyten (= voorlopercellen bloedplaatjes) in
beenmerg
o Bloedklontering
Rode bloedcellen met veel
meer aanwezig
, Bloedstolling
1. Snee
2. Bloedvaten beschadigd
3. Bloedvat contraheert/samentrekken
4. Bloedplaatjes hechten zich vast ter hoogte van wonde in bloedvat
5. Enzymatische reacties in gang gezet
6. Lever zal Prothrombine produceren (=stollingsfactor)
7. Dit wordt in het bloed verder omgezet in Thrombine
8. Thrombine zal het fibrinogeen omzetten in fibrine
9. Fibrine is verantwoordelijk voor de vorming van een draderig netwerk rond de
opeenstapeling van de bloedplaatjes
10. Door deze draden wordt er een klonter gevormd die het gaatje in het bloedvat gaat
‘afstoppen’ zodat weefsel zich rustig kan herstellen
Anticoagulatie-systeem
1. Bloedklonter gaat niet blijven, gaat oplossen
2. Gebeurt via anticoagulatie-systeem
3. Molecule: plasminogeenactivator (tPA) gaat plasminogeen omzetten in plasmine
4. Plasmine zet fibrine om in fibrinogeen
5. Bloedklonters worden opgelost (antistolling) + zorgt ervoor dat bloed niet zomaar gaat
stollen
HOOFDSTUK 13: CIRCULATIE
SAMENSTELLING VAN BLOED
Bloed: bindweefsel met vloeibare matrix (= plasma) + cellen
Functies
• Transport
o Aanvoer O2 en voedingsstoffen
o Afvoer van CO2 en afvalproducten
• Regulatie lichaamsfuncties
o Vervoer hormonen
o Lichaamstemperatuur
• Bescherming tegen invasie en beschadiging
o Bloedstolling: bloedplaatjes
o Immuniteit: witte bloedcellen vallen ziekteverwekkers aan
Samenstelling
Plasma (= matrix)
• Water (92%)
• Nutriënten: glucose, vitamine, aminozuren
• Afvalproducten: CO2, stikstof
• Hormonen
• Ionen: natrium ionen, chloride ionen, bicarbonaat ionen (calcium- en magnesiumionen in
kleinere mate)
• Plasmaproteïnen
o Albumine: eiwit dat ervoor zorgt dat water niet uit onze bloedvaten kan lekken
o Globuline: transportfunctie (lipiden en steroïdhormonen)
o Fibrinogeen: bloedstolling
,Cellen
• Rode bloedcellen (RBC)/ erythrocyten
o Kernloze cel
o Bevatten hemoglobine: O2 transport
o Hematocriet-waarde: totale bloedvolume ingenomen door RBC
o Hematocriet-waarde laag: bloedarmoede
• Witte bloedcellen (WBC)/ leukocyten
o Wel celkern
o Groter dan RBC
o Kunnen migreren uit bloedvaten naar weefsels om ziekteverwekkers te vangen
o Granulair: bezit granules (blaasjes) met bepaalde chemische stoffen die
immunologische functie uitoefenen (Eosinophil, Basophil, Neutrophil)
o Agranulair: geen granules (Lymphocyte, Monocyte)
• Bloedplaatjes/ thrombocyten
o Celfragmenten afkomstig van megakaryocyten (= voorlopercellen bloedplaatjes) in
beenmerg
o Bloedklontering
Rode bloedcellen met veel
meer aanwezig
, Bloedstolling
1. Snee
2. Bloedvaten beschadigd
3. Bloedvat contraheert/samentrekken
4. Bloedplaatjes hechten zich vast ter hoogte van wonde in bloedvat
5. Enzymatische reacties in gang gezet
6. Lever zal Prothrombine produceren (=stollingsfactor)
7. Dit wordt in het bloed verder omgezet in Thrombine
8. Thrombine zal het fibrinogeen omzetten in fibrine
9. Fibrine is verantwoordelijk voor de vorming van een draderig netwerk rond de
opeenstapeling van de bloedplaatjes
10. Door deze draden wordt er een klonter gevormd die het gaatje in het bloedvat gaat
‘afstoppen’ zodat weefsel zich rustig kan herstellen
Anticoagulatie-systeem
1. Bloedklonter gaat niet blijven, gaat oplossen
2. Gebeurt via anticoagulatie-systeem
3. Molecule: plasminogeenactivator (tPA) gaat plasminogeen omzetten in plasmine
4. Plasmine zet fibrine om in fibrinogeen
5. Bloedklonters worden opgelost (antistolling) + zorgt ervoor dat bloed niet zomaar gaat
stollen