100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Klinische Forensische Psychologie - Literatuur (Master) $9.04
Add to cart

Summary

Samenvatting Klinische Forensische Psychologie - Literatuur (Master)

4 reviews
 327 views  13 purchases
  • Course
  • Institution

Voor de master 'Klinische Forensische Psychologie' aan Tilburg University wordt de cursus Klinische Forensische Psychologie gegeven. Deze samenvatting bevat een uitgebreide samenvatting van al de verplichte (en enkele optionele) literatuur voor het vak Klinische Forensische Psychologie. De antwoord...

[Show more]

Preview 10 out of 99  pages

  • September 16, 2018
  • 99
  • 2018/2019
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: cenaidayalaju • 6 year ago

review-writer-avatar

By: Melanie__ • 6 year ago

review-writer-avatar

By: nicolemanders • 6 year ago

review-writer-avatar

By: hannavermeer • 6 year ago

avatar-seller
Master Psychologie en Geestelijke Gezondheid: Klinische Forensische
Psychologie




Tilburg University
Collegejaar 2018 – 2019
Blok 1
Vak klinische forensische psychologie
Literatuur Klinische Forensische Psychologie

,INTRODUCTIE (hoorcollege 1)
De relevante artikels behorende tot hoorcollege 1 bedragen:
1) Schirmann, F. (2013). Badness, madness, and the brain – the late 19th-
century controversy on immoral persons and their malfunctioning brains.
History of the Human Sciences, 26(2), 33-50.
1. Leg het model van heredity uit.
2. Wat was het probleem bij 'brain-based insanity'?
3. Wat wordt in het artikel bedoeld met het begrip ‘degeneratie’?
4. Noem de 3 verschillende biologische theorieën mbt mentale stoornissen.
5. Welke verandering vond er plaats in de biologische theorieën?
6. Wat houdt ‘moral insanity’ in volgens Tuke?
7. Wat voor impact had het ontstaan van medische verklaringstheorieën in de 19e
eeuw op crimineel strafrecht?
8. Leg uit wat de verbreding van het begrip ‘insanity’ inhield rond het begin van de 19e
eeuw.
9. Wat wordt er bedoeld met het materialistische klimaat in de psychiatrie?
10. Leg uit wat er wordt bedoeld met de volgende uitspraak over de ontwikkelingen in
de psychiatrie in de 19e eeuw: ‘badness framed as madness and madness as brain
defectiveness’.

2) Nieuwenhuizen, Ch. van, Bogaerts, S., Ruijter, E.A.W. de, Bongers, I.L.,
Coppens, M.M., & Meijers, R.A.A.C. (2011). TBS-behandeling geprofleerd: Een
gestructureerde casussenanalyse. Eindhoven: GGZe. (alleen hoofdstuk 6)

1. Wat is het doel van het indelen van patiënten in verschillende profelen?
2. Op basis van welke variabelen worden in dit artikel tbs-gestelden ingedeeld in
klassen en waarom is gekozen voor deze variabelen?
3. In welke vijf profelen worden de tbs-gestelden in dit artikel ingedeeld en hoe scoren
zij op bovengenoemde variabelen?
4. Benoem voor elk van de vijf profelen of de tbs-gestelden eerder een generalist of
een specialist zijn.
5. Wat zijn de verschillen in gegeven behandelingen tussen de vijf profelen?
6. In hoeverre zijn de bevindingen over de vijf profelen te generaliseren naar
populaties in andere FPC’s?


3) Dienst Justitiële Inrichtingen (mei 2015). Forensische zorg in getal 2010-2014.
Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie.

,Forensische psychologie: artikel 1.
Badness, madness and the brain – the late 19th-ceentury controversy on immoral persons
and their malfunctioning brains.
In de late 19e eeuw is de relatie tussen hersenbeschadiging en moreel ongepast gedrag
besproken. Hierbij werd immoraliteit gezien als het resultaat van beperkingen/storingen
in het brein. Neurobiologische verklaringen volgden m.b.t. immoreel gedrag.
Medisch getrainde experten pasten neurobiologische modellen van mentale stoornissen
toe om te kunnen doen aan assessment, interpretatie en behandeling van immoraliteit.
Deze beweging had als grote gevolg dat mensen die afwijkend gedrag vertoonden
begrepen konden worden in termen van immoraliteit, gek, crimineel, maar ook als
iemand met een neurologisch verstoorde basis.
Bad brains, bad persons: historical background.
In het begin van de 19e eeuw werd de range van ‘insanity’ verbreedt. Pinel introduceerde
bijvoorbeeld de manie sans délire: mentale stoornissen die een invloed hebben op
emoties. ‘Insanity’ staat nu niet meer enkel voor intellectuele gebreken, maar ook
affectieve verstoringen gingen een rol spelen een.
Vanaf midden 19e eeuw speelde neurobiologie een signifcante rol in het verklaren van
mentale stoornissen. Immoraliteit werd niet meer gezien als zijnde bezeten zijn door de
duivel en veroorzaakt zijnde door sociale aspecten, maar eerder als een mentale stoornis.
Immoraliteit werd nu niet meer gezien als een zonde, maar als een aanpassing van de
geestelijke gezondheid. Een immoreel persoon werd gezien als ziek, en niet puur als een
onethisch individu.
Theorieën en verklaringen.
Biologische theorieën met betrekking tot mentale stoornissen:
1. In de psychiatrie: erfelijkheid (heredity) erfelijke transmissie van criminele
tendenties; psychologische tendenties worden overgedragen van grootouders op
(klein)kinderen.
2. De theorie van degeneratie: mentale stoornissen en criminaliteit zijn erfelijk, maar
degeneratie stelt dat deze verergeren over elke generatie heen; onze genen m.b.t.
moraliteit verslechteren progressief.
3. De theorie van Darwin: moraliteit evolueerde zich over de mens heen. Moraliteit
zou een teken zijn van hogere en complexe ontwikkeling van een soort.
Naast biologische theorieën waren er ook aparte brain-based verklaringen:
- Gall en Spurzheim: identifceerde morele gebieden in de schedel o.b.v. craniale
uitstulpingen  frenologie.
- Psychiater Benedikt schreef mortaliteit toe aan de occipitale kwabben, na het
bestuderen van overleden criminelen.
Materialistisch klimaat in psychiatrie: mentale stoornissen werden toegeschreven
aan hersendisfunctie. Een verstoorde neurale functionering kon leiden tot een verstoorde
morele functionering. Veel dachten dat de hersenen externe oorzaken medieerde, zoals
sociale invloeden en de omgeving.
Exemplary cases of immoral persons.
William Bigg martelde dieren en zijn broertje en zusje, stal en verkrachtte. Werd
herhaaldelijk opgenomen in een assylum en werd in een gevangenis opgenomen. Hij
werd door Tuke gediagnosticeerd met moral insanity.
 Moral insanity: werd door Prichard geïntroduceerd, en werd initieel gezien als
emotionele krankzinnigheid, zonder dat er sprake was van onethisch gedrag. In de
loop van de 19e eeuw veranderde de betekenis van de term en kreeg het een ethische
connotatie. Tuke stelde dat een lichamelijke oorzaak aan de basis ligt voor immorele/
onheilspellend gedrag van een persoon. Deze fysieke oorzaak was erfelijk, namens
Tuke. De hogere functies van ons brein zouden verantwoordelijk zijn voor het

, immorele gedrag. Hij suggereerde: onweerstaanbare impulsen sturen immorele
personen.
 Dus namens Tuke: immoreel gedrag lijkt af te stammen uit emoties, maar het is
vaak het gevolg van een verzwakking van 'hogere centra' van de wil.
In de visie van Tuke op immoraliteit zijn verschillende verklaringen zichtbaar: het idee
van Darwin neemt hij over, maar ook degeneratie.
Charles J.Guiteau schoot een president neer. Spitzka voerde onderzoek op hem uit.
Tijdens het onderzoek vond hij aanwijzingen van een abnormaal brein: “the shape of his
head and his face, and certain indications of imperfect brain development which I found,
those being a defective innervation of the facial muscles, asymmetry of the face, and
pronounced deviation of the tongue tot he left”. Zijn gedrag werd toegeschreven aan
‘disordered brain action’. Echter was er helemaal niets mis met het brein, wat bleek uit
de vervolging. Volgens een groep van experten bleek wel dat er microscopische
afwijkingen waren in de bloedvaten en in de cellulaire opmaak.
Jane Toppan was een verpleegster die enkele werknemers vergiftigde. Ze ervaarde geen
berouw na haar daden. Ze werd niet schuldig bevonden, wegens krankzinnigheid. Een
craniometrisch onderzoek liet geen brein abnormaliteiten zien. Wel zou er een genetische
component zijn.
Patiënt E.: nakomeling van een pastoorsfamilie, dus geen teken van erfelijke last. Hij was
niet communicatief, loog veel, straffen veranderde zijn immoreel gedrag niet. Hij werd
opgenomen. Hij had geen geweten of compassie, en was manipulatief. Hij zou defectieve
functies van de cortex hebben.
Christina Edmunds: veroordeeld voor de moord op een jongetje. Ze vergiftigde chocolade
die bedoeld wat voor de vrouw van de man waarvan ze gefascineerd was. Haar brein zou
aangepast zijn.
Bad brains, bad persons: late 19th-century controversies.
Brain-based explanations for immorality.
De biologische verklaringsmodellen van de 19 e eeuw (erfelijkheid, degeneratie,
evolutionaire reversie, en brain-based modellen) waren niet onderling uitsluitend.
Sommige experts baseerde bijvoorbeeld hun diagnose op erfelijkheid en zochten naar
‘morele verdorvenheid’ in de familiegeschiedenis van de patiënten. Indien experten
abnormaliteiten in de hersenen aanduidde als oorzaak voor immoreel gedrag, bleef
gedetailleerde anatomische termen van hoe moraliteit aangetast wordt in de patiënt,
vaak weg. Pogingen om moraliteit in de hersenen te lokaliseren waren schaars. Bleuler
identifceerde de cortex als de zetel van moraliteit, maar de anatomische details bleven
weg. Op het einde van de 19 e eeuw was het onbekend hoe en waar hersenmalfuncties
zorgen voor immoraliteit. Experten waren het overigens niet eens over de mate van
cerebrale determinatie.
Evidence for immoral brains.
In het geval van Phineas Gage was er een duidelijke link tussen hersenschade en
verandering in gedrag, in tegenstelling tot de bovenstaande casussen. Technologieën van
die tijd verzorgde ook geen goede toegang tot het levende brein. Na het overleiden kom
het brein wel geanalyseerd worden tijdens een autopsie, maar de resultaten waren
ambigue. Bijvoorbeeld: het niet kunnen lokaliseren waar de schade zich bevindt. Een
hersenstoornis werd in deze tijd nog verondersteld i.p.v. geobserveerd.
Immorality as mental disorder.
Niet enkel waren de oorzaken van brein-gebaseerde immoraliteit obscuur, immoraliteit
als een medische conditie was ook gewoon vaag. Morele stoornissen werden
toegeschreven aan een heterogene groep waarbij immorele kenmerken sterk
verschilden. Een hot topic op dat moment: de vraag of gevoelens en moraliteit in isolatie
kunnen worden aangetast of dat het intellect ook altijd beïnvloed was. Experten waren
het overigens niet eens of immoraliteit nu een bijverschijnsel of een algemeen symptoom
van brain-based insanity was.

,Immortality versus criminality.
Als immoraliteit en uiteindelijk criminaliteit neurologische aandoeningen zijn en als de
ziekte vergeven moest worden, dan zouden alle criminelen aanspraak kunnen maken op
de genade van hun hersenen om de straf te vermijden. Tijdgenoten waren bang voor een
dreigende massa vrijstelling als gevolg van de ontoerekeningsvatbaarheid in het
algemeen. Tuke was van mening dat men rekening moest houden met persoonlijke
omstandigheden wanneer men morele waanzin wilt aantonen. Andere experten
verworpen het onderscheid tussen ‘badness’ en ‘madness’. Bleuler gebruikte de casus
van E. om het idee van de scheiding van criminaliteit en krankzinnigheid te verwerpen.
Volgens hem was er dus geen onderscheid tussen de twee.
In de late 19e eeuw: de bijbehorende prioriteit van de hersenen maakte een specifeke
groep van deskundigen in staat die de eenheid van neurobiologie, geestelijke stoornis en
immoraliteit bekend maakte om de morele status van een persoon te beoordelen.
Bijgevolg kan de immorele persoon als beide worden gezien of geframed: een persoon en
een boosdoener, evenals een organisme en een patiënt.
Rethinking immoral persons in terms of bad brains.
Immorele personen waren interessant op vlak van wetenschap, hersenen, psychiatrie en
medicijnen. Experten zochten een verklaringen voor hun fout gedrag in hun
neurobiologie. Biologie werd dus gezien als een potentiële beïnvloedende factor op de
morele aard van een persoon.
Overweging van het idee dat immoreel gedrag het gevolg is van een krankzinnig brein
ontzegde immorele personen van verantwoordelijkheid op een dubbele manier:
- Brain kan niet verantwoordelijk gehouden worden.
- Personen die aan een ziekte onderworpen zijn, zijn niet aansprakelijk.
De aard (brein) en ziekte zorgden voor een preventie van toeschrijving van
verantwoordelijkheid en schuld aan de immorele personen. Het beschuldigen van een
zieke of van het brein was dus eigenlijk nutteloos.
Het brein werd dus gezien als een nieuwe persoonlijke risicofactor. Een aandoening aan
het brein zou kunnen leiden tot een verstoring van de moraliteit van een persoon. Indien
de verstoring permanent is, zijn potentiële veranderingen gelimiteerd of niet bestaand.
Deze personen waren als het ware gedoemd tot de dood.
Gevolgen voor het strafrechtelijk systeem volgden. Als immoraliteit een kenmerk is van
een brein, en dus buiten de controle van een immoreel persoon ligt, dan moest er
verandering komen in de institutionele beslissing qua gevangenisstraffen en
behandelingen.
A new controversy: a contemporary case.
Brian Dugan: ontvoerder, verkrachter en moordenaar. Zijn brein werd onderzocht met
een fMRI en er werd aangetoond dat de patronen van activatie vergelijkend zijn met die
van andere psychopaten. Verplaetse stelde dat brain-based theorieën over moraliteit
aanleiding gaf voor meer psychologische kijken, rond 1930, door aanhoudende kritiek en
onopgeloste controversie.
Tegenwoordig zijn erfelijke verklaringen voor mentale stoornissen of immoreel gedrag
minder belangrijk. Daarnaast bieden moderne methodes en technologieën, zoals
neuroimaging, de mogelijkheid tot assessment van het levende brein. Eerder in de tijd
kon men pas iets vaststellen over de staat van iemand zijn brein door het uitvoeren van
een autopsie.
Er zijn verschillende kijken op morele en immorele personen; immorele personen zijn dus
complex: ze zijn geen ‘fat characters’ in termen van hun brein. Daarnaast blijven de
neurale fundamenten van de moraliteit ongrijpbaar. Tevens is er nog geen consistente,
overkoepelende theorie over de neurobiologie van im-/moraliteit. Vandaag de dag wordt
er verondersteld dat het brein functioneert als een netwerk, waarin verschillende
gebieden interacteren bij het bijdragen aan moraliteit.

,Voorbeeldvragen.
1. Leg het model van heredity uit.
2. Wat was het probleem bij 'brain-based insanity'?
3. Wat wordt in het artikel bedoeld met het begrip ‘degeneratie’?
4. Noem de 3 verschillende biologische theorieën m.b.t. mentale stoornissen.
5. Welke verandering vond er plaats in de biologische theorieën?
6. Wat houdt ‘moral insanity’ in volgens Tuke?
7. Wat voor impact had het ontstaan van medische verklaringstheorieën in de 19e eeuw
op crimineel strafrecht?
8. Leg uit wat de verbreding van het begrip ‘insanity’ inhield rond het begin van de 19e
eeuw.
9. Wat wordt er bedoeld met het materialistische klimaat in de psychiatrie?
10. Leg uit wat er wordt bedoeld met de volgende uitspraak over de ontwikkelingen in de
psychiatrie in de 19e eeuw: ‘badness framed as madness and madness as brain
defectiveness’.

,Forensische psychologie: artikel 2.
TBS-behandeling geprofleerd: Een gestructureerde casussenanalyse (hoofdstuk 6).

Doel van het opstellen van profelen: het algemene doel is om te kijken naar het
functioneren van het tbs-systeem. Tevens zou men kijken of er profelen te
onderscheiden zijn, en of de behandeling hieraan afhankelijk is. Men wou met het
betreffende onderzoek dus gaan kijken naar de praktische relevantie van specifeke
profelen.
Klinische profelen op basis van DSM-IV criteria en type indexdelict.
Onderzoeksvragen:
- Onderscheidbare profelen van tbs-gestelden? Uitgaande van psychopathologie,
delictkenmerken, risicofactoren en achtergrondkenmerken.
- Behandeling afhankelijk van de profelen?
- Wat gebeurt tijdens behandeling afhankelijk van profel?
- Zijn profelen geschikt voor behandelindicatie en zijn ze repliceerbaar?
Tbs-gestelden vormen een heterogene groep; ze verschillen op vlak van
psychopathologie en type delict. Dit heeft gevolgen voor indicatiestelling, behandeling en
resocialisatie. Latente klasse analyse wordt gebruikt om differentiaties en individuele
patronen van factoren te detecteren binnen de groep tbs-gestelden; er worden dus
verschillende categorieën mensen gemaakt. In het betreffende onderzoek wordt latente
klasse analyse uitgevoerd op basis van de variabelen psychopathologie en indexdelict.
Vijf klassen zijn onderscheidde. Twee klassen hebben een hoofddiagnose schizofrenie of
een andere psychotische stoornis, twee klassen hebben een hoofddiagnose aan middelen
gebonden stoornissen, en één klasse heeft een hoofddiagnose seksuele stoornis of
genderidentiteitsstoornis.
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen (klasse 1 en 3).
Klasse 1 is gevuld met 22.7% van de tbs-gestelden. Hierbij is geen eenduidig indexdelict,
maar ze worden wel gekenmerkt door geweld. Denk aan diefstal, bedreiging, ernstig
geweld/mishandeling, brandstichting en seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Klasse 3 bestaat uit 25% van de tbs-gestelden. Deze wordt gekenmerkt door een (poging
tot) moord/doodslag.
Aan middelen gebonden stoornissen (klasse 2 en 5).
Klasse 2 bestaat uit 28.4% van de tbs-gestelden. Vaak speelt hier een
persoonlijkheidsstoornis van cluster B.
Klasse 5 is gevuld met 11.4% van de tbs-gestelden. Hier wordt primair de
persoonlijkheidsstoornis NAO aangetroffen.
De meerderheid van de personen in beide klassen hebben (poging tot) moord/doodslag
als indexdelict.
Seksuele stoornissen en genderidentiteitsstoornissen (klasse 4).
Klasse 4 bestaat uit 13% van de tbs-gestelde. Binnen deze klasse komt een seksueel
delict met een minderjarige met name voor als indexdelict. De meerderheid heeft tevens
een persoonlijkheidsstoornis NAO, en een persoonlijkheidsstoornis uit cluster B is veel
voorkomend.
De vijf klassen in beschrijvende zin.
De psychotische patiënt met meervoudige problematiek (klasse 1).
- Dubbele diagnose/meervoudige problematiek.
- Schizofrenie/psychotische stoornis.
- Persoonlijkheidsstoornis cluster B, in mindere mate NAO.
- Diverse gepleegde delicten; generalisten in plaats van specialisten.
- Piek op gebruik van (seksueel) geweld.
- (Eerdere) antisociale levensstijl.
- Enige klasse waarin ontwikkelingsstoornissen een rol spelen.
- Zijn in het verleden vaak opgenomen of hebben ambulante hulp ontvangen.

,- Kortste tijd in detentie in vergelijking met de andere klassen.
- Behandeling d.m.v. antipsychotica.
De typische psychotische patiënt (klasse 3).
- Lijdt primair aan schizofrenie/andere psychotische stoornis.
- Indien er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, is die in mindere mate aanwezig
in vergelijking met de andere klassen.
- Zeer ernstig delict: (poging tot) moord/doodslag.
- Delict vanuit een psychotische waan of onder invloed van hallucinaties.
- Gemiddeld hogere opleiding in vergelijking met de andere klassen.
- Behandeling d.m.v. antipsychotica.
- In behandelplan staat medicatie vaak als expliciet behandeldoel.
- Volgen vaak een vaardigheidstraining gericht op psycho-educatie.
De antisociale patiënt (klasse 2).
- Vooral een persoonlijkheidsstoornis cluster B.
- Antisociaal gedrag in relatie tot ernstig middelenmisbruik.
- Ernstig levensfeit en andere delicten; eerder een generalist dan specialist.
- Hebben vaker kinderen in vergelijking met de andere klassen.
- Behandeldoelen hebben vaak betrekking op onderwijs.
- Volgen vaak een vaardigheidstraining ten behoeven van agressiehantering.
De onder invloed verkerende patiënt (klasse 5).
- Niet makkelijk te typeren.
- Aan middelen gebonden stoornis en persoonlijkheidsstoornis NAO.
- Diverse delicten; eerder een generalist.
- Zeer ernstig delict (poging tot) moord/doodslag.
- Delicten mogelijk vooral druggerelateerde misdrijven.
- Vrouwen niet van toepassing.
- Individuele afspraken omtrent druggebruik worden regelmatig geschonden.
De patiënt met seksuele problematiek en delictgedrag (klasse 4).
- Seksuele stoornis of genderidentiteitsstoornis.
- Vooral seksueel grensoverschrijdend gedrag bij minderjarigen, in mindere mate bij
meerderjarigen.
- Vooral specialist.
- Klein aantal schuldig aan brandstichting en gewelddadig gedrag.
- Meer autochtonen in verhouding met allochtonen.
- Gemiddelde leeftijd het hoogst.
- Vaak gepest en seksueel misbruik.
- Mindere problemen met middelen.
- Minder verleden met eerdere hulpverlening.
- Beschikten over werk tijdens indexdelict (vaak meerdere delicten uit één categorie
met een strafdreiging van meer dan vier jaar).
Persoonsgegevens.
In de tbs-populatie is er sprake van een oververtegenwoordiging van mannen. De vijf
klassen verschillen niet signifcant in de verdeling man vrouw. In klasse 5 werden er geen
vrouwen gevonden. Allochtonen zijn vervolgens licht oververtegenwoordigd binnen de
tbs-populatie, maar dit geldt niet voor alle klassen.
De meerderheid heeft een voortgezet onderwijs gevolgd. Klasse 3 heeft gemiddeld een
hogere opleiding gevolgd dan patiënten uit klasse 1 en 2. Niet iedere patiënt heeft de
opleiding afgerond met een diploma. 17.2% van de sample werkte ten tijde van het
indexdelict. Patiënten in klasse 4 hadden gemiddeld vaker werk dan patiënten in klasse 1
en 5.
Er was geen signifcant verschil tussen de klassen met betrekking tot de burgerlijke staat,
maar wel wat betreft het hebben van kinderen; de patiënten in klasse 2 hebben
gemiddeld vaker één of meerdere kinderen dan de patiënten van klasse 1.

,De patiënten in de sample hebben gemiddeld negen negatieve life-events meegemaakt.
In klasse 4 kwam vaker seksueel misbruik plaats in vergelijking met 1 en 5. Deze
patiënten werden ook vaker gepest, in vergelijking met klasse 2 en 3. Problemen met
alcohol komt met name voor binnen klasse 1, 2 en 5.
De meerderheid van de patiënten zijn voor de tbs-oplegging een of meerdere keren met
een hulpverlening instantie in aanraking geweest. Daarnaast is een groot deel, met
uitzondering van klasse 4, eerder opgenomen geweest of ambulante hulpverlening
gehad.
De gemiddelde leeftijd bij de eerste veroordeling van de groep recidivisten is 22.1 jaar.
Patiënten uit klasse 4 hebben vaker een eerder zedendelict gepleegd. Bedreiging komt
vaker voor binnen klasse 2, net zoals diefstal.
De gemiddelde leeftijd tijdens de oplegging van de tbs-maatregel is 32.1 jaar. Patiënten
uit klasse 4 zijn gemiddeld ouder dan klasse 1.
Opnamefase, diagnostisch onderzoek en risicotaxatie.
Na oplegging van de tbs-maatregel verblijven patiënten meestal eerst in detentie voordat
ze in een tbs-kliniek opgenomen worden. Patiënten in klasse 2 verblijven gemiddeld
langer in detentie dan klasse 1 patiënten.
Sociotherapeutisch milieu en arbeid, vrije tijd en scholing.
Er vonden geen signifcante verschillen plaats op vlak van arbeid, vrije tijdsbesteding en
scholing, tussen de klassen. Wel waren er verschillen m.b.t. scholing binnen de klassen.
Opgestelde behandeldoelen.
De doelen die signifcant van elkaar verschilden waren die m.b.t. onderwijs (vaker
opgesteld bij patiënten uit klasse 2) en medicatie (vaker opgesteld bij patiënten uit klasse
3).
Behandelaanbod en fasering.
Bepaalde behandelinterventies werden met name aan specifeke klassen toegekend:
- Klasse 3: vaardigheidstraining m.b.t. psycho-educatie.
- Klasse 4: dadergroepen.
- Klasse 5: schemagerichte therapie.
Behandeling komt tevens vaker voor bij patiënten uit klasse 4, dan bij patiënten uit klasse
2. Daarnaast gebruiken patiënten uit klasse 1 en 3 vaker antipsychotica, terwijl met name
patiënten uit klasse 4 hormonale libidoremmers toegediend krijgen.
Validering en repliceerbaarheid van de vijf klassen.
De vijf klassen zijn besproken met de leden van het LBHIV (landelijk beraad inhoudelijk
hoofst verantwoordelijken), een groep behandelaren en een groep onderzoekers. Bij twee
van de drie focusgroepen waren de vijf klassen heel herkenbaar voor de forensische
praktijk. Ook blijkt de verdeling van de klassen over verscheidene klinieken signifcant te
verschillen; niet alle klinieken hebben patiënten uit klasse X, of hebben relatief minder
patiënten uit klasse Y.
Een later onderzoek vond drie profelen die overeenkomen met klasse 3, 1 en 2 van het
huidige onderzoek. In het nieuwe onderzoek waren de profelen als volgt:
- Zuivere psychotisch profel: patiënten in deze groep hebben nauwelijks een
gerechtelijk verleden gehad, hebben weinig te maken met middelenmisbruik,
hulpverlening en gedragsproblemen voor het 12 e levensjaar. Er is geen sprake van
een antisociale driehoek (cluster B persoonlijkheidsstoornissen, impulsiviteit en
vijandigheid).
- Gemengde profel: combinatie van schizofrenie en een cluster B
persoonlijkheidsstoornis. Criminele antecedenten, gedragsproblemen voor het 12 e
levensjaar, contacten met hulpverlening en middelenmisbruik komen vaker voor. Er is
sprake van een antisociale driehoek, maar in mindere mate dan het derde profel.
- De antisociale patiënt: problematische cluster B persoonlijkheidsstoornissen,
impulsiviteit en vijandigheid. Vertoonden ernstige gedragsproblemen voor het 12 e

, levensjaar, kwam geregeld in contact met hulpverlening en had veel problemen met
middelenmisbruik.
De groep zedendelinquenten werd in deze studie niet onderzocht.
Onderzoeksvragen beantwoord.
Onderscheidbare profelen van tbs-gestelden? Ja, er zijn vijf te onderscheidden klassen
binnen de onderzoekspopulatie.
Is de behandeling afhankelijk van de profelen? Dit lijkt niet het geval te zijn, maar er zijn
wel bepaalde patronen herkenbaar.
Wat gebeurt tijdens behandeling afhankelijk van profel? Patiënten met een psychotische
meervoudige problematiek verblijven gemiddeld korter in detentie voordat ze worden
overgeplaatst naar een tbs-kliniek.
Zijn profelen (beter) geschikt voor behandelindicatie en zijn ze repliceerbaar? Deze vraag
kan op basis van de gegevens niet goed beantwoord worden. De gevonden profelen zijn
wel repliceerbaar. Voor de drie groepen typisch psychotische patiënten, patiënten met
meervoudige problematiek en antisociale patiënten zijn overeenkomsten gevonden in
ander onderzoek.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MelissaBerben. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.04. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52355 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.04  13x  sold
  • (4)
Add to cart
Added