Motorische ontwikkeling en motorisch leren (BWB217)
All documents for this subject (12)
Seller
Follow
anneliekewittekoek
Content preview
Motorische ontwikkeling en motorisch leren
College 1 motorische ontwikkeling – Introductie
Hoe kunnen we motorische ontwikkeling van kinderen verklaren?
Motorische ontwikkeling: veranderingen in motorisch gedrag die gedurende de kindertijd
(0-20 jaar) zichtbaar zijn
Processen die ten grondslag liggen aan deze veranderingen
Factoren die de veranderingen in gedrag beïnvloeden
> waarom vertoont een kind een bepaalde vorm van nieuw gedrag op een bepaald
moment in de tijd?
> wat veroorzaakt dit nieuwe gedrag?
Genese: het ontstaan van iets nieuws
Ontogenese: de ontwikkeling van het individu
Fylogenese: ontwikkeling van de soort
Ontwikkeling: kwalitatieve veranderingen in gedrag die in de kindertijd zichtbaar worden
Kwalitatieve veranderingen: nieuwe vorm van gedrag zichtbaar worden
Leren: individuele veranderingen in het gedrag die het gevolg zijn van exogene factoren
Exogene factoren: omgevingsfactoren
Groei (rijping): kwantitatieve biologische veranderingen (tijdens ontwikkeling)
Kwantitatieve factoren: meer spieren, groter worden, meer hersencellen
Nature-nurture:
Nature: alle eigenschappen liggen besloten in het kind (veranderingen komen van binnenuit)
Kennis ligt in genen
Vooraf bepaalde ontwikkeling
Nurture: het kind start als tabula Rasa en wordt gevormd door opvoeding en onderwijs
Kennis ligt opgeslagen in omgeving
Nieuwheid door leren
Leren is altijd mogelijk
Interactie: wederzijdse beïnvloeding van aangeboren structuren en omgevingsfactoren
Ontwikkeling: continu of discontinu
Continue ontwikkeling:
Nieuwe gedrag komt voort uit eerder gedrag
Groei en leren: kwantitatieve veranderingen
,Discontinue ontwikkeling:
Nieuw gedrag komt voort uit nieuwe interne structuren
Ontwikkeling: kwalitatieve veranderingen
Wat bepaalt of ontwikkeling continu of discontinu is?
Soort gedrag
o Bijv. lengtegroei vs functioneel gedrag
Tijdsframe waarbinnen gemeten wordt
o Meten gedurende weken/maanden: discontinue ontwikkeling
o Meten gedurende seconden/dagen: continue ontwikkeling
Theorieën overzicht:
Veld Theorie Onderzoeker
1900- 2e wereldoorlog
Ontwikkelingspsychologie Maturatietheorie/nativisme Gesell, Shirley,
McGraw
Na 2e WO – 1970
Maturatie theorie/Nativisme: Gesell, Shirley & McGraw
Ontwikkeling = rijping van CZS
Ontwikkeling wordt bepaald door endogene factoren
Alle veranderingen liggen in de genen vast
(McGraw neigde al veel naar interactionisme)
Empirisme:
Ontwikkeling wordt bepaald door exogene factoren
Ontwikkeling = leren
Informatieverwerkingstheorie
Social Learning theory (Bandura)
Interactionisme: Piaget, Rarick
Ontwikkeling wordt bepaald door wederkerige Interactie tussen tussen individu en
omgeving (nature en nurture)
Dynamische systeem theorie: Thelen, Adolph
Perception-Action benadering: Gibson
,Kennisclip 1: De rijpingstheorie (maturation theory)
Rijpingstheorie (Arnold Gesell & Mary Shirley): nature bepaalt ontwikkeling,
nurture speelt geen rol.
Bewijs voor rijpingstheorie:
1. Ontwikkelingsrichting: ontwikkeling vindt plaats in vaste richting
o Cephalo-caudale richting: van hoofd tot voeten
o Proximo-distale: van romp naar voeten
> bij embryos: eerst van hoofd naar nek en dan van romp naar benen
Armen ontwikkelen later > reikbewegingen voor baby’s moeilijk:
spierkracht ontbreken
2. Universele univariante ontwikkeling
o Univariant: ontwikkelingsvolgorde van motorische mijlpalen ligt vast
Zitten > staan > kruipen > lopen
o Universeel: Kinderen doorlopen deze stages allemaal in dezelfde volgorde
3. Tweelingenonderzoek: geen verschillen tussen eeneiige tweelingen in motorische
mijlpalen
4. Beperkte invloed van oefening/training: geen bewijs dat training motorische
ontwikkeling kan bespoedigen
5. Beperkte invloed lichamelijke stoornis:
o Blinde kinderen: omgeving niet zien > juiste volgorde van motorische mijlpalen
(dit kan niet door de omgeving komen, want niet zichtbaar)
Wat pleit tegen de rijpingstheorie:
1. Cephalo-caudale principe zegt dat baby’s arm pas ver na geboorte kunnen bewegen
Echografie: babys kunnen armen al bewegen naar hoofd na 14 weken (afwezigheid
zwaartekracht baarmoeder > minder spierkracht nodig)
Als romp van baby’s voldoende ondersteund wordt > eerdere doelgerichte
reikbewegingen kunnen maken
2. Universele invariante ontwikkeling kan regressie niet verklaren
Regressie: terugval in motorische ontwikkeling. Treedt op bij:
o Tijdens leren nieuwe vaardigheid
o Als lichaamsdelen snel groeien
o Gebrek aan inzet/motivatie
o Na falen
o Tijdens ziekte
3. McGraw: corticale inhibitie hypothese: baby’s laten na geboorte reflexen zien
(zuigreflex, stapreflex) > rijping van de cortex > inhibeert reflexen.
Wel invloed van omgeving:
o Jimmy en Johny experiment: Johnny wordt intensief getraind in motorische
vaardigheden, Jimmy niet
Geen verschil in fylogenetische vaardigheden
Johnny veel beter in ontogenetische vaardigheden
Fyolgenetische vaardigheden: vaardigheden die karakteristiek zijn voor een soort
en noodzakelijk zijn voor normaal functioneren
Ontogenetische vaardigheden: vaardigheden die ontstaat door oefening
(rolschaatsen oid)
, 4. Training heeft effect:
Afrikaanse landen: vanaf geboorte oefeningen met baby’s > baby’s gaan sneller
zitten en lopen (kruipen is gevaarlijk ivm slangen)
5. Aandoening heeft wel effect:
Blinde kinderen doorlopen stages in zelfde volgorde als niet blinde kinderen, maar
doen dit wel veel later
Deprivatie: Roemeense kinderen minder gestimuleerd en blijven daardoor meer in
bed > brein minder ontwikkelt dan brein van gezonde kinderen
Rijpingstheorie is dus geen goede theorie voor motorische ontwikkeling
Kennisclip 2: Ontwikkelingstheorie van Piaget
Piaget: rol van motorische ontwikkeling voor cognitieve
ontwikkeling. Cognitieve ontwikkeling opdelen in 4 stadia
1. Sensorimotorische stadium (0-2 jaar)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anneliekewittekoek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.78. You're not tied to anything after your purchase.