In dit document vind je de werkgroepopdrachten en de aantekeningen die tijdens het college zijn gemaakt. Het is mijn eigen werk, zodoende kan het een foutje bevatten. Succes!
College 1 - Introductie van het Straf(proces)recht
maandag 14 november 2022 17:16
Strafrecht gaat over het bestraffen van personen die een strafbaar feit hebben gepleegd.
Het formuleren van strafbare feiten:
- Welk gedrag is wel/niet strafbaar?
- Wie is wel/niet strafbaar?
- Welke uitzonderingen zijn er (strafuitsluitingsgronden)?
Het opsporen van strafbare feiten:
- Wie mag opsporen?
- Wie/wat mag het onderwerp van opsporing zijn?
- Op welke manier en met welke middelen mag dat?
- Welke rechten en plichten hebben de partijen?
Vervolgen van verdachten van strafbare feiten:
- Wie mag vervolgen?
- Op welke manieren mag dat?
- Welke rechten en plichten hebben de partijen?
Berechten van verdachten
- Hoe ziet de procedure voor de rechter eruit?
- Welke rechten en plichten hebben de partijen?
Executeren van straffen en maatregelen
Strafrecht is niet:
- Het ontslaan van een medewerker na grensoverschrijdend gedrag
- Een stadionverbod van de KNVB
- Schade vergoeden
- Een bekeuring wegens geen licht op je fiets
- Een (tijdelijke) block op Tiktok, Insta etc.
- Alle kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen
- Een rode kaart
- Belasting moeten betalen
Wat is strafrecht?
- Strafrecht is publiekrecht:
○ Relatie tussen overheid en burger (verticaal)
○ Ten behoeve van de samenleving
○ Verschillen met civiel recht
- Strafrecht is sanctierecht:
○ Gericht op het opleggen straffen en/of maatregelen (zie week 7)
- Strafdoelen en effecten:
○ Vergelding, generale preventie, speciale preventie en reparatie (zie week 7)
○ Ingrijpende effecten voor verdachten en veroordeelden
○ Maar ook: de aanleiding, het strafbare feit, is ingrijpen voor slachtoffers en samenleving
- Rechtsbescherming en instrumentaliteit:
○ Bescherming van fundamentele rechten van zowel verdachte en veroordeelde als (potentiële) slachtoffers
- Strafrecht als rechtsgebied:
○ Materieel strafrecht (zie weken 4-6)
○ Formeel strafrecht oftewel strafprocesrecht (zie weken 1-3)
○ Strafrechtelijk sanctierecht (zie week 7)
- Het strafbare feit:
○ Een gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, wederrechtelijk is en verwijtbaar is aan de verdachte (zie week 4)
I. Aard en functies van het strafprocesrecht:
○ Functies van het strafproces:
▪ Hoofddoel van het strafproces --> de juiste toepassing van het materiële strafrecht op daders mogelijk maken.
▪ Nevendoelen van het strafprocesrecht --> preventie (schandpaaleffect), voorkomen eigenrichting, orde scheppen en genoegdoening.
○ Een eigen functie voor het strafprocesrecht?
▪ Het strafprocesrecht stelt (behoorlijkheids-)eisen aan de wijze van opsporing, vervolging en berechting en schept juridische waarborgen voor de justitiabele (= mensen die afhankelijk zijn
van een rechtsprekende organisatie, bijv. verdachte die voor de rechter moet voorkomen).
▪ Garandeert daarmee een zekere rechtsbescherming tegen de overheid, noemen we ook wel: secundaire controle.
▪ Kanaliseren maatschappelijke onrust
▪ A.A.G. (Toon) Peters (1936-1994) --> het rechtskarakter van het strafrecht
II. Bronnen van het strafprocesrecht:
○ Het Wetboek van Strafvordering (Sr):
▪ Zes boeken:
1) Algemene bepalingen
2) Strafvordering in eerste aanleg
3) Rechtsmiddelen
4) Rechtsplegingen van bijz. aard
5) Internationale en Europese strafvorderlijke samenwerking
6) Tenuitvoerlegging en kosten
▪ Inwerkingtreding 1926
▪ Honderden wijzigingen en aanvullingen
▪ Modernisering Wetboek van Strafvordering
○ Bijzondere wetten:
▪ Politiewet 2012
▪ Opiumwet
▪ Wet wapens en munitie
▪ Wegenverkeerswet 1994
▪ Wet economische delicten
▪ Etc.
○ Internationale rechtsinstrumenten:
▪ Mensenrechtenverdragen: EVRM
▪ Recht van de EU: richtlijnen en Grondrechtenhandvest
○ Lagere wetgeving en beleidsregels
○ Jurisprudentie
○ Ongeschreven recht --> beginselen van een goede procesorde
I. Structuur van het strafproces:
○ Vooronderzoek (art. 132 Sv) --> Getemperd inquisitoir:
Het inquisitoire proces wordt gekenmerkt door de gedachte dat de verdachte, die een strafbaar feit heeft begaan, voorwerp van het onderzoek is. Hij i s geen gelijkwaardige procespartij. De
P2 Strafrecht Pagina 1
, Het inquisitoire proces wordt gekenmerkt door de gedachte dat de verdachte, die een strafbaar feit heeft begaan, voorwerp van het onderzoek is. Hij i s geen gelijkwaardige procespartij. De
verdachte heeft geen zelfstandige rechten en bevoegdheden en ook niet dezelfde rechten als het OM. In dit proces staat de waa rheidsvinding centraal. De strafrechter is actief.
▪ Verzamelen bewijsmateriaal
▪ Voorbereiden vervolgingsbeslissing
▪ Verschillende vormen
○ Eindonderzoek --> Gematigd accusatoir:
Het accusatoire proces wordt gekenmerkt door de gedachte dat de verdachte een gelijkwaardige procespartij is. In het accusatoir proces heeft de verd achte dezelfde rechten en bevoegdheden
als het OM. De strafrechter is niet actief, maar lijdelijk. Er is sprake in NL van een gematigd accusatoir proces want beide soorten processen zijn aanwezig.
▪ Relatief belang
▪ Sepots en strafbeschikkingen (opportuniteitsbeginsel, week 3)
▪ Zitting is vooral 'bespreking' van dossier
▪ In veel gevallen n.v.t. vanwege buitengerechtelijke afdoening
○ Schematische weergave:
II. Deelnemers aan het strafproces:
III. Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel:
○ Hoe beheerst het recht nu dat strafproces?
▪ Corstens / Borgers / Kooijmans (CBK) wijzen op de 'ambivalentie van het strafprocesrecht':
□ Strafvordering maakt inbreuk op rechten en vrijheden
□ Maar 'geen blanco cheques': toedeling vs. begrenzing van bevoegdheden
□ MvT: noodzakelijk compromis tussen rechten voor 'vervolging' en 'verdediging', controle door rechter --> gematigd accusatoir
▪ Art. 1 Sv: 'Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien':
□ Art. 1 Sv bindt strafvorderlijk optreden overheidsfunctionarissen aan de wet
□ 'Wet' = wet in formele zin
○ De vereisten:
1) Wettelijke grondslag:
□ Expliciete bevoegdheid (HR Bloedproef)
□ Niet steeds in Wetboek van Strafvordering: betekenis van bijzondere wetten
□ Delegatie is toegestaan (bijv. art. 61a lid 3 Sv; art. 163 lid 10 WVW 1994)
□ Betekenis van algemene taakstelling politie (art. 3 Polw en 141 Sv; HR stille sms)
□ Betekenis van beleidsregels
□ Soms 'inlezen' in wettelijke bevoegdheid (HR Onderzoek smartphone, volgend collegejaar)
2) Toetsing van het concrete optreden:
□ Bijv. HR Braak bij binnentreden: door politie betreden woning tegen wil bewoner, door middel van braak
□ Toetsing aan geschreven recht:
Is de wet nageleefd?
--> Gerechtshof: Ja
□ Toetsing aan ongeschreven recht:
Zijn de beginselen van een goede procesorde nageleefd?
--> HR: ambtshalve niet nageleefd
IV. Ongeschreven recht: beginselen van een goede procesorde:
- Arrestenanalyse:
○ Wat wordt nu eigenlijk bedoeld met die beginselen van een goede procesorde? Wat daaronder moet worden verstaan wordt duidelij k na analyse van het arrest van de HR.
○ Hoe lees je een arrest van de HR:
▪ Relevante feiten
▪ Rechtsvraag
▪ Rechtsgang:
□ RB
□ Hof --> verweren en reactie
□ Middel(en) van cassatie
□ Conclusie Advocaat-Generaal
□ Overwegingen HR
- Kernoverwegingen HR in oudere arresten (tot ca. 1980) - schematisch:
○ Tot ca. 1980 wees de HR arresten in één lange zin (zie bijv. HR Bloedproef II en HR Braak bij binnentreden).
○ Arresten van vóór ca. 1980 bevatten meestal de volgende overwegingen:
▪ Op het beroep van cassatie tegen een arrest houdende …
▪ Gelet op het cassatiemiddel, luidende …
▪ Gehoord de AG
▪ O. (= overwegende) dat in hoger beroep bewezen is verklaard dat …
▪ O. dat de bewezenverklaring steunt op de inhoud van bewijsmiddelen …
▪ O. met betrekking tot de cassatiemiddelen …
▪ O. ambtshalve:
□ - dat …
□ - dat …
□ - dat …
▪ Verwerpt het beroep / vernietigt het arrest
▪ Verwijst de zaak naar … / wijst de zaak terug naar …
V. Voordoen: arrestanalyse HR Braak bij binnentreden:
○ HR Braak bij binnentreden - arrestenanalyse:
▪ De juridische vraag beantwoord door de Hoge Raad:
□ Vormt een belangrijk criterium voor de selectie van de relevante feiten en de bespreking van de rechtsgang
□ Vaak pas (definitief) te formuleren na lezen van het hele arrest
□ Vaak vormt een van de cassatiemiddelen, in combinatie met de daarbij behorende overweging van de Hoge Raad, een belangrijke indicatie
▪ Rechtsvraag in HR Braak bij binnentreden:
□ Is een opsporingsambtenaar die wettelijk bevoegd is tegen de wil van de bewoner een woning te betreden, daarmee gerechtigd de woning binnen te gaan door vernieling van een
ruit? (NB: rechtsvraag is ‘Ambtshalve’ door HR opgeworpen!)
□ Handelt een opsporingsambtenaar onder alle omstandigheden rechtmatig indien hij zich bij de uitoefening van een strafvorderlijke bevoegdheid houdt aan alle door de wet gestelde
vereisten?
○ Evaluatie:
▪ ‘dat (…) rekening moet worden gehouden met de beginselen van een goede procesorde welke onder meer meebrengen dat indien het belang van het onderzoek een inbreuk op het
recht van huisvrede noodzakelijk maakt (= subsidiariteit) de opsporingsambtenaar gehouden is er zorg voor te dragen dat die inbreuk niet groter is dan wordt gerechtvaardigd (=
proportionaliteit) door de omstandigheden;
Dat (…) de mogelijkheid is opengebleven dat die opsporingsambtenaar (…) de grenzen (…) van hetgeen (…) noodzakelijk was heeft overschreden, hetgeen meebrengt dat het (…) p.-v. (…)
in zoverre niet zou mogen meewerken (= bewijsuitsluiting) tot het bewijs;
▪ Aanvullende werking van beginselen van een goede procesorde en verruiming t.a.v. bewijsuitsluiting.
▪ HR Bloedproef II: grenzen van de wet respecteren, anders bewijsuitsluiting.
▪ HR Braak bij binnentreden: beginselen respecteren, anders bewijsuitsluiting (zie annotatie bij arrest)
VI. Enkele andere uitgangspunten en beginselen van strafvordering benoemen:
○ Ten aanzien van de rechter:
▪ Rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid
▪ Onmiddellijkheidsbeginsel
▪ Externe openbaarheid
○ Ten aanzien van verdachte en raadsman:
▪ Recht op informatie (art. 27c Sv)
▪ Recht op rechtsbijstand (art. 28 Sv; vanaf wanneer?)
▪ Recht op vertaling en vertolking
▪ Onschuldpresumptie en nemo tenetur
▪ Interne openbaarheid
▪ Hoor en wederhoor
○ Ten aanzien van het OM:
▪ Vervolgingsmonopolie en opportuniteitsbeginsel
▪ Beginselen van een goede procesorde:
□ Vertrouwensbeginsel
□ Gelijkheidsbeginsel
□ Beginsel van zuiverheid oogmerk
□ Subsidiariteit en proportionaliteit
Aantekeningen literatuur:
Grondtrekken van het strafrecht - Hoofdstuk 1: Inleiding:
Strafrecht --> houdt zich bezig met het bestraffen van personen die een strafbaar feit hebben gepleegd. De staat heeft het monopolie om te straffen. Het strafrecht gaat dan ook over de verhoudingen
tussen burger en overheid. Het Openbaar Ministerie (OM) meer specifiek een OvJ is verantwoordelijk voor de vervolging van een verdachte. De OvJ kan een verdachte dagvaarden, waardoor deze voor zijn
daden verantwoording moet afleggen ten overstaan van een rechter. Zo'n dagvaarding noemen we een strafrechtelijke dagvaarding en wordt dus verzonden door een OvJ om een verdachte terecht te laten
staan voor de strafrechter.
Doelen van straffen --> het opleggen van een straf dient voornamelijk twee doelen: vergelding en preventie.
- In de eerste plaats wordt het kwaad wat de dader heeft aangericht vergolden door leedtoevoeging. Dit vergeldingsaspect kan zorgen voor een morele genoegdoening: de dader heeft kwaad
afgeroepen over de samenleving en daarom roept de samenleving kwaad af over hem.
- Daarnaast hebben we de preventiegedachte: men wil geen straf krijgen, dus zal men gedrag wat leidt tot straf zoveel mogelijk voorkomen. We onderscheiden twee soortenpreventie:
○ Speciale preventie --> is gericht op de dader. Deze zal de volgende keer wel twee keer nadenken voordat hij/zij dit weer doet. Deze preventie moe t voorkomen, of ontmoedigen, dat de
gestrafte wederom in de fout gaat. Het opleggen van voorwaardelijke straffen leunt zwaar op dit principe.
○ Generale preventie --> is gericht op de maatschappij. Ook anderen dan de gestrafte trekken lering uit het feit dat er voor het plegen van een stra fbaar feit straf opgelegd kan worden. De
gestrafte moet een voorbeeld zijn dat potentiële wetsovertreders afschrikt.
Strafrecht als rechtsgebied --> dit kan worden onderverdeeld in drie delen:
- Materieel strafrecht --> hierbij heeft men het over de vraag wat een strafbaar feit is. Dit deel van het strafrecht wordt voornamelijk gevonden in het Wetboek van Strafrecht (Sr). Onder materieel
strafrecht vallen: strafbepalingen, de algemene leerstukken (vb. noodweer) en uitbreiding van strafbaarheid (vb. poging en medeplichtigheid).
- Formeel strafrecht (strafprocesrecht of strafvordering) --> bepaalt welke regels moeten worden gevolgd wanneer een norm van het materiele strafrecht (vermoedelijk) is overtreden. Dit deel van het
strafrecht is voornamelijk te vinden in het Wetboek van Strafvordering (Sr). Maar, art. 68 Sr (= ne bis in idem) is een onderwerp met een sterk formeelstrafrechtelijk karakter van eigenlijk in het boek
van materieel recht staat.
- Sanctierecht --> heeft betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden opgelegd en ten uitvoer gelegd. Het gaat hier dan bijv. om de vraag of voor een bepaald strafbaar
feit een taakstraf mag worden opgelegd en welke voorwaarden de rechter precies mag stellen bij een voorwaardelijke straf. Ditdeel van het strafrecht is zowel in het Wetboek van Strafrecht als in het
Wetboek van Strafvordering te vinden.
In art. 107 Gw draagt de wetgever op om de regels van het strafrecht en strafprocesrecht in wetboeken op te nemen.
- Het strafrecht wat in wetboeken is opgenomen noemen we ook wel het commune strafrecht.
- De strafbepalingen die in andere wetten zijn opgenomen noemen we ook wel het bijzondere strafrecht.
Strafwetten heb je als wet in formele zin maar ook als wet in materiele zin.
- Vb. wet in materiële zin met strafbepalingen --> APV van een gemeente, de havenverordening van Rotterdam.
P2 Strafrecht Pagina 3
, - Vb. wet in materiële zin met strafbepalingen --> APV van een gemeente, de havenverordening van Rotterdam.
Art. 91 Sr maakt duidelijk dat de bepalingen van boek I van het Wetboek van Strafrecht ook van toepassing zijn op feiten die strafbaar zijn gesteld in bijzondere strafwetten en in lokale strafwetgeving.
Opbouw van het Wetboek van Strafrecht (1881)--> bestaat uit drie boeken:
- Boek 1 --> algemene leerstukken van materieel strafrecht. Dit noemen we algemene leerstukken omdat ze van toepassing zijn op alle delicten in het Wetboek van Strafrecht en in beginsel ook delicten
die in bijzondere strafwetten zijn opgenomen (art. 91 Sr). In dit boek staan ook veel regels m.b.t. het sanctierecht.
- Boek 2 --> misdrijven die strafbaar zijn gesteld.
- Boek 3 --> overtredingen die strafbaar zijn gesteld.
Opbouw van het Wetboek van Strafvordering (1921) --> bestaat uit zes boeken die volgen de chronologische volgorde van het strafproces:
- Boek 1 --> algemene bepalingen, de belangrijkste bevoegdheden tijdens het opsporingsonderzoek.
- Boek 2 --> strafvordering in eerste aanleg, regelt de vervolgingsbeslissing van de OvJ en de hele procedure voor de berechting van eenverdachte door de RB.
- Boek 3 --> rechtsmiddelen
- Boek 4 & 5 --> niet van belang
- Boek 6 --> tenuitvoerlegging
Internationaal recht --> het recht dat tussen staten geldt.
Supranationaal recht --> de regels die een internationale organisatie oplegt, waar de lidstaten bij die organisatie zich aan moeten houden. Hieronder behoren ook de uitspraken van het EHRM.
Grondtrekken van het strafrecht - Hoofdstuk 7: Inleiding strafprocesrecht:
Procesdeelnemers --> de personen en instanties die een rol spelen in het strafproces:
- Verdachte: op grond van feiten en omstandigheden die worden geconstateerd in een bepaald strafrechtelijk onderzoek, kan het redelijke vermoeden ontstaan dat een strafbaar feit heeft
plaatsgevonden (= de verdenking) en dat een bepaalde persoon dat feit heeft begaan (= de verdachte).
- Raadsman: een raadsman is een advocaat die de verdachte adviseert. De verdachte en zijn raadsman vormen samen de 'verdediging'.
- Getuige: getuigenverklaringen spelen dikwijls een belangrijke rol bij de veroordeling van een verdachte.
- Slachtoffer: slachtoffers hebben bepaalde rechten in het strafproces (art. 51aa - 51g Sv).
- Deskundige: de rechter kan een beroep doen op een deskundige voor onderzoek. Deskundigen die speciaal onderzoek verrichten voor een rechter worden forensische deskundigen genoemd.
- Rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad: het strafrecht kent drie soorten rechterlijke colleges (gerechten):
○ Rechtbank:
▪ Arrondissement --> het rechtsgebied van een rechtbank.
▪ In Nederland hebben we 11 rechtbanken.
▪ Enkelvoudige kamers
▪ Meervoudige kamers --> drie rechters, waarvan één voorzitter. Gaan over de ingewikkelde en ernstige strafzaken.
▪ Kantonrechter --> oordeelt over de meeste overtredingen (art. 382 Sv), is een alleensprekende rechter.
▪ Politierechter --> oordeelt over eenvoudige misdrijven (art. 368 Sv), is een alleensprekende rechter.
▪ Kinderrechter --> oordeelt over zaken met minderjarige kinderen, kan zowel een alleensprekende rechter zijn als een rechter in meervoudige kamer.
○ Gerechtshoven:
▪ Ressort --> het rechtsgebied van de gerechtshoven.
▪ In Nederland hebben we 4 gerechtshoven.
▪ Rechters --> raadsheren
○ Hoge Raad:
▪ In Nederland hebben we 1 Hoge Raad, die is gevestigd in Den Haag.
▪ Rechters --> raadsheren
▪ Advocaat-Generaal --> adviserende functie: geven hun visie over de zaken die aan de HR worden voorgelegd. Deze adviezen worden conclusies genoemd.
□ Hoofd van de AG's --> Procureur-generaal (PG).
Bij de gerechten werken ook rechters die slechts deelnemen aan het onderzoek dat aan de zitting voorafgaat. Deze noemen we re chter-commissaris en raadsheer-commissaris. Deze heeft
bepaalde eigen bevoegdheden toegekend gekregen door de wet. Daarnaast is hij onmisbaar bij de uitoefening van bepaalde opsporingsbevoegdheden
- Politie: in de wet wordt gesproken over opsporingsambtenaren (art. 141 en 142 Sv).
- Openbaar Ministerie: de instantie die de beslissing neemt om een zaak aan de rechter voor te leggen (art. 9 Sv). Leden van het OM zijn ook aangewezen als opsporingsambtenaar.
○ Hogere politiefunctionarissen die tevens hulpofficier van justitie zijn --> art. 146a Sv
○ De organisatie van het OM:
- Reclassering: heeft zowel adviserende als toezichthoudende taken, ze geven bijv. advies uit. Daarnaast zijn ze belast moet het toezicht op de naleving van voorwaarden, wanneer bijv. een verdachte
een voorwaardelijke straf heeft. Ze zijn ook belast met de tenuitvoerlegging van taakstraffen.
De verdachte:
- De onschuldpresumptie --> Iedere vermoedelijke dader wordt voor onschuldig gehouden totdat het tegendeel bewezen is in een strafrechtelijke procedure.
- Art. 27 Sv bepaalt wie er als verdachte kan worden aangemaakt. Er zijn twee criteria ter bepaling van het begrip verdachte:
○ Lid 1 --> materieel criterium
▪ Er moet sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld. Dit redelijk vermoeden moet volgen uit feiten en omstandigheden.
▪ Twee arrest m.b.t. het aanmerken van een verdachten:
□ HR: Hollende Kleurling --> vrijspraak, mocht niet aangemerkt worden als verdachte
□ HR: Stormsteeg --> veroordeling, terecht aangemerkt als verdachte
○ Lid 2 --> formeel criterium
De rechten van de verdachte:
- Zwijgrecht:
○ De verdachte mag niet gedwongen zichzelf te belasten in een strafrechtelijke procedure --> uitgangspunt 'nemo tenetur', op de verdachte mag geen ongeoorloofde druk worden uitgeoefend =
pressieverbod (art. 29 Sv). Lid 2 bepaalt dat de verdachte op de hoogte moet worden gesteld van zijn zwijgrecht, dit noemen we de cautie. Dit moet vóór ieder verhoor gezegd worden. Het
verzuim de cautie te geven kan tot gevolg hebben dat de verklaring die door de verdachte is afgelegd, niet wordt gebruikt voo r het bewijs (art. 359a Sv).
▪ HR: Plastic-boodschappentasje --> de vraag die centraal stond was op welk moment de verdenking was ontstaan en dus de cautie had moeten worden gegeven. HR oordeelde dat pas door
P2 Strafrecht Pagina 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentFvB. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.95. You're not tied to anything after your purchase.