In dit document vind je de werkgroepopdrachten en de aantekeningen die tijdens het college zijn gemaakt. Het is mijn eigen werk, zodoende kan het een foutje bevatten. Succes!
College 1 - Inleiding
maandag 14 november 2022 10:54
I. De systematiek van het Burgerlijk Wetboek:
○ Wetboeken:
▪ Privaatrecht, Burgerlijk (proces) recht en Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
○ Het Burgerlijk Wetboek (BW) is als volgt in te delen:
▪ Boek 3 en 5 zijn het aandachtspunt bij Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht.
▪ In de komende vier weken richten we ons met name op Boek 3 en 6 (Titels 1, 2 en 5) met soms een blik op Boek 7.
▪ Boek 3 en 6 (Titels 1-4) zijn onderwerp in het tweede deel van het Privaatrecht I.
▪ Boek 7A is een restant van het oude BW, wellicht op ten duur opgenomen in boek 7.
II. Ontstaansgeschiedenis van ons Burgerlijk Wetboek:
○ Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588 - 1795):
▪ De periode van de Gouden Eeuw
▪ Juridische lappendeken: de acht gewesten en afzonderlijke steden veelal eigen recht (gewoonterecht, ordinanties (= schikking, orde), geschreven of mondeling,
aangevuld met Rooms-Hollands recht)
○ Bataafse Republiek / Gemenebest (1795 - 1806):
▪ Franse satellietstaat, een eenheidstaat
▪ 1798: 'Commissie van Twaalf', poging tot codificatie, uniform recht, waaronder BW (op basis van gewoonterecht, Rooms-Hollands recht, 'Inleydinge' van Hugo de Groot)
□ Rooms-Hollands recht --> rechtstelsel gebaseerd op het Romeins recht. Het is een variëteit van het Europees gemeen recht of ius commune.
▪ Symbolisch (immers einde pluriforme Republiek), en tegengaan willekeur rechters
▪ Mislukt, in 1800 vastgelopen
○ Ten tijde van Napoleon (1806 - 1813):
▪ Koninkrijk Holland (1806), Lodewijk Bonaparte koning, het Nederlandse recht nog steeds een lappendeken.
▪ 1809: invoering Wetboek Napoleon, ingericht voor het Koninkrijk Holland (= aangepaste versie van Code Napoleon van 1804); Verlichtingsdenken, machtscentralisatie
▪ 1810: annexatie Frankrijk, Lodewijk afgetreden, invoering Franse Code Civil (van 1807)
○ De onafhankelijke Nederlanden (vanaf 1813):
▪ Vorstendom der Nederlanden (1813), Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815), Koninkrijk der Nederlanden (1830)
▪ Code Civil nog steeds van toepassing, inspiratiebron centralisatie administratie, voorspelbaar functionerende rechterlijke macht.
▪ 1814: Willem I roept 'Codificatiecommissie' in het leven, loopt spaak.
▪ 1838: na onafhankelijkheid België (1830), klimaat van nationalisme. Na ruim 40 jaar: eerste eigen BW (wel goeddeels gebaseerd op Code Civil)
○ Het (oude) burgerlijk wetboek volstaat niet meer:
▪ Gaandeweg algemene opvatting: BW was verouderd, had ondeugdelijke systematiek en inconsistente terminologie, regelde veel onderwerpen niet:
□ Themis 1853, p. 376 --> 'Het is als had men eene proeve willen geven van den rijkdom onzer taal; maar men doe het elders dan in de wet'
□ Matthias de Vries, 1879 (grondlegger Woordenboek der Nederlandse taal) --> 'een verdrietig zondenregister'
▪ Gevolg: rechtspraak was eigen leven gaan leiden, taakverdeling wetgever en rechter willekeurig (Meijers, 1947: BW wordt 'een doode letter')
○ Het ontwerp van een nieuw - ons huidig - burgerlijk wetboek:
▪ Dan, in 1947: Eduard M. Meijers, Leidse hoogleraar, krijgt bij koninklijk besluit de opdracht een nieuw BW te ontwerpen.
▪ Meijers' ontwerp is de basis van ons huidige BW
▪ Na Meijers' plotselinge overlijden (1954), werk overgenomen door anderen in samenwerking - met coördinatieproblemen en vertragingen als gevolg
○ Ontstaan van het BW zoals we het nu kennen:
▪ Eerst:
□ 1970 --> Boek 1 (personen- en familierecht) in werking getreden
□ 1976 --> Boek 2 (rechtspersonenrecht) in werking getreden
▪ En toen, het vermogens- en verbintenissenrecht:
□ Nu nieuw vermogensrecht realiteit leek te worden, vernieuwde aandacht interesse in politiek, wetenschap, en rechtspraak
□ Echter, jaren '80:
Politieke vertraging, inspraakrondes
Kritiek op gelaagde structuur BW en nieuwe terminologie
Angst voor 'schok' voor de rechtspraktijk en (tijdelijke) rechtsonzekerheid
▪ Uiteindelijk dan toch:
□ 1 januari 1992 --> Boeken 3, 5 n 6 (en gedeelte Boek 7) in werking getreden (weer na ruim 40 jaar voorbereidingen)
▪ En daarna:
□ Gefaseerd vanaf 1991 --> Boek 8
□ 2003 --> Boek 4
P2 Verbintenissenrecht Pagina 1
, □ 2003 --> Boek 4
□ 2012 --> Boek 10
○ Vanwaar codificatie van het burgerlijk recht?
▪ Ideologisch: een eigen identiteit, soevereiniteit en nationalisme
▪ Rechtspolitiek: centralisatie van de macht, alsook herbezinnen op taakverdeling wetgever en rechter
▪ Cultureel-filosofisch: verlichtingsdenken, eenieder moet haar of zijn rechten kunnen kennen
▪ Praktisch: zekerheid verschaffen aan rechtspraktijk, meer onderwerpen regelen
▪ Wetenschappelijk (dogmatisch): ordeningsgedachte, consistente systematiek en terminologie
III. Het privaatrecht toegepast:
○ De gereedschapskist van de jurist bevat (in elk geval):
▪ De wet (met name BW)
▪ Jurisprudentie (met name HR)
▪ Rechtswetenschappelijke literatuur (zie bijv. Legal Intelligence)
○ Wat doen we met de gereedschapskist?
▪ Het juridisch duiden van de feitelijke werkelijkheid en daaruit de (juridische) gevolgen afleiden.
○ Een bekend syllogisme (= redenatievorm) vs. toegepast in juridische context:
▪ Mensen zijn sterfelijk (majorpremisse) --> rechtsregel
▪ Socrates is een mens (minorpremisse) --> rechtsfeit
▪ Socrates is sterfelijk (conclusie) --> rechtsgevolg
○ Voorbeelden:
▪ Rechtsregels:
□ Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art. 3:2 BW)
□ Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217 lid 1 BW)
□ Koop is de overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te betalen (art. 7:1 BW)
□ Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden
(art. 6:265 lid 1 BW)
▪ Rechtsfeit:
□ Deze fiets is een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object.
□ Annelies heeft Achmeds aanbod aanvaard…
□ …om heb een prijs in geld te betalen voor zijn fiets.
□ Annelies heeft Achmed niet betaald.
▪ Rechtsgevolg:
□ Deze fiets is een zaak
□ Er is tussen Annelies en Achmed een overeenkomst tot stand gekomen…
□ …waarbij Achmed Annelies zijn fiets heeft verkocht.
□ Achmed mag deze overeenkomst ontbinden.
○ Schematische weergave van het privaatrecht toegepast:
○ Privaatrecht is ook een beetje publiekrecht:
▪ Privaatrecht ziet op rechtsverhoudingen tussen burgers onderling.
▪ Maar privaatrecht is nog steeds recht: zo nodig dwingt de overheid (op verzoek) burgers tot naleving van onderlinge rechten en plichten.
▪ Handhaving van het privaatrecht is een staatstaak.
▪ Privaatrecht behelst dus ook relatie tussen overheid en burger.
○ Van materieel privaatrecht naar formeel privaatrecht:
▪ Verbintenis omvat een vorderingsrecht van de crediteur (schuldeiser) en een daar tegenoverstaande schuld van de debiteur (schuldenaar).
▪ Een vorderingsrecht geeft de crediteur een rechtsvordering; de bevoegdheid om een rechter te vragen de debiteur te veroordelen (art. 3:296 lid 1 BW). Dit noemen we
ook wel de politionele functie van het burgerlijk procesrecht.
▪ Crediteur kan dan bij debiteur 'verhaal halen' (art. 3:276 BW).
▪ N.B. Een natuurlijke verbintenis ex art. 6:3 lid 1 BW is niet afdwingbaar in de zin van art. 3:396 BW (zie HR: Goudse Bouwmeester, 1926)
▪ Een vonnis biedt crediteur de bevoegdheid het vonnis te executeren (ten uitvoer te leggen) volgens art. 430 lid 1 Rv.
□ Een gedachte-experiment: wat gebeurt er als men blijft weigeren na te komen, dat wil zeggen:
Aanmaningen negeert
Rechterlijk vonnis negeert
Deurwaarder buiten de deur houdt
Politie buiten de deur houdt
En dan?
◊ Art. 435 lid 1 Rv --> beslag leggen op alle vatbare goederen waartoe executant bevoegd is zijn vordering te verhalen.
◊ Art. 444 Rv --> wanneer opening geweigerd wordt.
◊ Art. 180 Sr --> schuldig aan wederspannigheid (zie hierbij ook art. 182 lid 2 Sr)
Aantekeningen literatuur:
Begrippen:
- Vermogen --> het geheel van op geld waardeerbare - althans in de economische sfeer liggende - rechten en verplichtingen die iemand heeft. Met andere woorden: het geheel van
zijn activa en passiva.
P2 Verbintenissenrecht Pagina 2
, zijn activa en passiva.
○ Actiefposten: eigendomsrechten en vorderingen.
▪ Tegenovergestelde van vordering is een verplichting of schuld.
○ Passiefpost: alle schulden
- Vermogensrecht --> dubbelzinnig want recht heeft dubbele betekenis. Recht kan zowel het geheel aan geldende regels als een krachtens die regel s aan iemand toekomende
bevoegdheid. Hierdoor komen we bij het onderscheid tussen objectief recht en subjectief recht.
○ Objectief recht: het geldende recht, de regels die binnen een bepaald rechtsgebied op een bepaald tijdstip gelden. In deze zin betekent het vermogensrecht alle regels met
betrekking tot de subjectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen vormen.
○ Subjectief recht: de aan iemand toekomende bevoegdheid. In deze zin betekent het vermogensrecht een aan een bepaald persoon toekomend recht d at deel uitmaakt van zijn
vermogen, bijv. een eigendomsrecht of een vorderingsrecht. Subjectieve rechten zijn te onderscheiden in:
▪ Rechten met betrekking tot goederen (goederenrecht)
▪ Rechten met betrekking tot personen (vermogensrecht)
- Goederenrecht -->het deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen een persoon en een goed, zoals een huis, auto of computer.
○ Rechten op goederen die de rechthebbende in beginsel tegenover iedereen kan inroepen. Vanwege deze derde werking noemen we een dergelijk recht een 'absoluut recht'.
- Verbintenissenrecht --> het deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen een persoon en een andere per soon.
○ Rechten die niet tegenover iedereen inroepbaar zijn, maar slechts tegenover een bepaald persoon, namelijk degene met wie men in een verbintenisrechtelijke verhouding
staat. Zo'n recht noemen we een 'relatief recht', het is slechts in relatie tot een bepaald persoon in te roepen.
Kenmerken van een verbintenis:
1) Een persoon heeft een recht op een door een andere persoon te verrichten prestatie, terwijl die ander tegenover de eerste verplicht is tot het verrichten van die prestatie.
2) Een verbintenis is dat zij vermogensrechtelijk van aard is.
- Deze kenmerken leiden tot de volgende definitie: een verbintenis is een vermogensrechtelijke verhouding tussen twee partijen krachtens welke de één (schuldeiser/crediteur) is
gerechtigd tot een gedraging (= de prestatie) die de ander (schuldenaar/debiteur) verplicht is ten opzichte van hem te verrichten.
De kern van een verbintenis bestaat uit de combinatie van een vorderingsrecht aan de actieve zijde en een schuld aan de passi eve zijde.
- Schematische samenvatting van de drie elementen van een verbintenis:
Actieve kant (schuldeiserskant) Passieve kant (schuldenaarskant)
Kern: Vorderingsrecht Schuld
Veroordelingsmogelijkheid: Rechtsvordering Aansprakelijkheid
Executiemogelijkheid: Executierecht Uitwinbaarheid
Vorderingsrecht:
- Een vorderingsrecht is een relatief recht, het is enkel te handhaven tegenover een bepaald persoon of bepaalde personen. Men noemt het recht van de schuldeiser van een
verbintenis een persoonlijk recht of relatief recht.
- Een subjectief vermogensrecht, zoals een vorderingsrecht dat uit een verbintenis voortkomt, kan slechts bestaan voor zover di t een grondslag vindt in het objectieve recht. Voor de
vraag naar de bronnen van een verbintenis vorm art. 6:1 BW de centrale bepaling: 'Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit'. Uiteindelijke bron is dus
altijd de wet.
- Vorderingsrecht:
○ In de enge zin --> bevoegdheid van de schuldeiser om van zijn schuldenaar wat te vorderen.
○ In de ruime zin --> er wordt niet uitsluiten naar de bevoegdheid van de schuldeiser gekeken, maar ook calculeert men direct in dat geen bevoegd heid denkbaar is zonder dat er
van de andere zijde een verplichting tegenover staat.
Verbintenis:
- In de enge zin --> een verplichting of schuld.
- In de ruime zin --> een verbintenis is een vermogensrechtelijke verhouding tussen twee partijen krachtens welke de één (schuldeiser/crediteur) is gerechtigd tot een gedraging (= de
prestatie) die de ander (schuldenaar/debiteur) verplicht is ten opzichte van hem te verrichten.
Uitwinbaarheid en draagplicht:
- Uitwinbaarheid --> Passieve kant: schuldenaar is uitwinbaar, indien hij niet vrijwillig aan zijn verplichting voldoet, moet hij toestaan dat d e schuldeiser verhaal zoekt op zijn
vermogen.
- Draagplicht --> iemand is draagplichtig indien hij degene is die rechtens uiteindelijk de gevolgen van de uitwinning in zijn vermogen behoo rt te voelen. Wie als debiteur aansprakelijk
is en dientengevolge ook uitwinbaar, is meestal ook draagplichtig.
Overeenkomsten:
- Obligatoire overeenkomst --> de wet neemt in art. 6:213 BW de verbintenisscheppende (obligatoire) overeenkomst als uitgangspunt. Maar overeenkomsten kunnen ook andere
rechtsgevolgen hebben dan in het leven roepen van verbintenissen. Voorbeelden zijn: de bevrijdende of liberatoire (doet verbi ntenissen tenietgaan) overeenkomst, de
familierechtelijke overeenkomst van huwelijkssluiting en de bewijsovereenkomst.
- Een overeenkomst is een rechtsfeit --> hierbij krijgt een abstracte regel door het sluiten van een overeenkomst een concreet rechtsgevolg in het ontstaan van een verbintenis tussen
partijen. Een dergelijk feit noemen we een rechtsfeit.
○ Een rechtsfeit is een feit waaraan het objectieve recht een rechtsgevolg koppelt. Het begrip rechtsfeit is geen wettelijke be grip, maar een begrip uit de rechtswetenschap
(doctrine).
Verhouding tussen rechtsregel, rechtsfeit en rechtsgevolg --> oorzaak en gevolg:
- De rechtsregel maakt een bepaalde gebeurtenis tot rechtsfeit.
- Hierdoor komt in concrete het rechtsgevolg tot stand, dat tot dat moment slechts in abstracto in rechtsregel was geformuleerd .
Rechtshandelingen:
- Rechtshandeling --> een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard ( art. 3:33 BW).
○ Meerzijdige (obligatoire) rechtshandeling: vereist samenwerking van meerdere personen.
▪ Vb. een overeenkomst (art. 6:213 BW)
▪ Overeenkomsten zijn onder te verdelen in:
□ Wederkerige overeenkomsten (art. 6:261 BW): de wet gebruikt het woord verbintenis in de enge zin. Partijen nemen over en weer verplichtingen op zich met het
oog op de verkrijging van de prestatie van de ander. Hierdoor is er sprake van wederkerigheid.
Vb. koop (art. 7:1 BW) en huur (art. 7:201 e.v. BW).
□ Eenzijdige overeenkomsten: één van beide partijen neemt een verbintenis op zich. Tegenover de verplichting van de ene bestaat geen verplichting van de andere,
er is geen sprake van wederkerigheid.
Vb. schenking (art. 7:175 e.v. BW).
○ Eenzijdige rechtshandeling: wordt door één persoon tot stand gebracht.
▪ Vb. erkenning van een kind (art. 1:203 e.v. BW) en het opmaken van een testament (art. 4:42 lid 1 BW).
▪ Eenzijdige rechtshandelingen zijn onder te verdelen in:
□ Ongerichte rechtshandelingen: een eenzijdige rechtshandeling die niet is gericht tot een bepaald persoon. Een ongerichte rechtshandeling is nietig.
Bij meerzijdige rechtshandelingen kan er geen sprake zijn van ongerichte rechtshandelingen want de aard van deze rechtshandelingen brengt juist mee dat
zij steeds tussen bepaalde personen plaatsvindt.
Vb. het maken van een testament.
□ Gerichte rechtshandelingen: een eenzijdige rechtshandeling die wel is gericht tot een of meer bepaalde personen. Zij moet de andere persoon hebben bereikt wil
de rechtshandeling geldig zijn. Een gerichte rechtshandeling is vernietigbaar.
Vb. de opzegging van de huur (art. 7:228 lid 2 en art. 7:271 lid 2 BW) en de ontslagneming door een werknemer (art. 7:667 BW).
P2 Verbintenissenrecht Pagina 3
, Vb. de opzegging van de huur (art. 7:228 lid 2 en art. 7:271 lid 2 BW) en de ontslagneming door een werknemer (art. 7:667 BW).
○ Rechtshandelingen om baat: wanneer tegenover het verrichten ervan een voordeel - een bate - staat.
▪ Vb. koop (art. 7:1 BW) en huur (art. 7:201 e.v. BW).
○ Rechtshandelingen om niet: wanneer tegenover het verrichten ervan geen voordeel - om niet - staat.
▪ Alle eenzijdige overeenkomsten zijn tegelijkertijd overeenkomsten om niet. Maar, een overeenkomst om niet is niet automatisch eenzijdig.
▪ Vb. schenking (art. 7:175 e.v. BW).
De rechtsfeiten onrechtmatige en rechtmatige daad:
- Voor het rechtsfeit rechtshandeling is kenmerkend dat het rechtsgevolg door partijen is beoogd. Maar een gedraging kan ook ee n rechtsgevolg teweegbrengen wat niet beoogd is.
○ Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) --> deze ontstaat onafhankelijk van de wil. Het plegen van een onrechtmatige daad is een rechtsfeit, maar geen rechtshandeling omdat
voor het intreden van het rechtsgevolg niet is vereist dat de dader het rechtsgevolg heeft beoogd. De verbintenis tot betalin g van de schadevergoeding ontstaat van
rechtswege, dus zonder dat de handelende persoon zijn wil daarop hoeft te hebben gericht, laat staan te hebben geuit.
○ Rechtmatige daad (titel 6.4 BW) --> hierbij blijft de wil buiten beschouwing. Anders dan bij onrechtmatigde daad is er bij een rechtmatige daad geen sprake van een
ongeoorloofde gedraging. Wel is er sprake van een gedraging die een subjectief recht heeft doen ontstaan buiten de wil van de betrokken personen om.
▪ Vb. onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW). De onverschuldigde betaling is een rechtsfeit, maar geen rechtshandeling.
Rechtsfeiten die niet uit gedragingen van personen bestaan:
- Rechtshandeling, onrechtmatige daad en rechtmatige daad bestaan uit menselijk handelen. Maar rechtsfeiten zijn niet enkel tot menselijke gedragingen beperkt. Voor rechtsfeiten
die niet bestaan uit een gedraging van één of meer personen gebruiken we de term ' blote rechtsfeiten'.
○ Vb. het bereiken van de achttienjarige leeftijd, de dood en het zijn van buren.
De bronnen van verbintenissen:
- Er zijn drie manieren waarop uit de wet kan voortvloeien dat een bepaald feit een verbintenis doet ontstaan:
○ De wet wijst rechtstreeks feiten aan als bronnen van verbintenissen. Dit kan door deze als groep aan te wijzen en te regelen of afzonderlijk.
▪ Als groep geregelde verbintenisscheppende feiten: overeenkomst en onrechtmatige daad. Deze worden in een titel geregeld.
○ De wet wijst via het ongeschreven recht bepaalde feiten aan als bronnen van verbintenissen.
▪ Los in de wet geregelde verbintenisscheppende feiten: onverschuldigde betaling, zaakwaarneming en ongerechtvaardigde verrijking.
○ De wet wijst geen directe bron aan. Het feit doet echter toch een verbintenis ontstaan, omdat dit past in het stelsel van de wet en aansluit bij de in de wet geregelde gevallen.
▪ Wettelijke verwijzing naar ongeschreven recht: het open stelsel van woorden in de wet (bijv. hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer
betaamt).
- De wet hoeft niet altijd met zoveel woorden een bron van verbintenissen aan te wijzen, wil er toch een verbintenis kunnen ont staan. Zij kan ook ontstaan indien het past in het
systeem van de wet en aansluit bij de in de wet geregelde gevallen.
○ Deze ruime uitleg is dor de HR aanvaard in het arrest Quint / Te Poel (HR 30 januari 1959, ECLI:NL:HR:1959:AI1600, NJ 1959/548). In het arrest werd de volgende rechtsregel
geformuleerd: verbintenissen die niet uit een overeenkomst voortvloeien, hoeven niet rechtstreeks voort te komen uit een wets artikel. 'Uit de wet' betekent dat in gevallen
waarin de wet geen regeling kent, een oplossing moet worden gezocht die: past in het stelsel van de wet en aansluit bij de we l in de wet geregelde gevallen.
De natuurlijke verbintenis:
- Een natuurlijke verbintenis is volgens art. 6:3 lid 1 BW een rechtens niet afdwingbare verbintenis. Dit betekent dat de 'natuurlijke' verbintenis aan haar actieve zijde een
vorderingsrecht zonder rechtsvordering is en aan haar passieve zijde een schuld zonder aansprakelijkheid.
- Een natuurlijke verbintenis bestaat in de volgende twee gevallen:
a. Wanneer wet of rechtshandeling aan een verbintenis de afdwingbaarheid onthoudt:
▪ Wet of rechtshandeling kunnen aan een verbintenis van begin af aan de afdwingbaarheid onthouden, maar haar ook later laten vervallen.
□ Vb. van verbintenis waaraan de wet van begin af de afdwingbaarheid onthoudt; de verbintenis uit spel of weddenschap (art. 7A:1825 en art. 7A:1826 BW)
□ Vb. van verbintenis waarin de wet de afdwingbaarheid later doet vervallen; de bevrijdende (extinctieve) verjaring (art. 3:306-3:310 BW)
b. Wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, alhoewel rech tens niet afdwingbaar, naar
maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt.
▪ Alleen wanneer er sprake is van dringende morele gegronde verplichtingen. De betekenis van dringend kunnen we afleiden uit art. 6:3 lid 2 sub b BW.
- Art. 6:4 BW bepaalt dat op natuurlijke verbintenissen de wetsbepalingen betreffende gewone civiele verbintenissen van overeenkomstige toe passing zijn, tenzij de wet of haar
strekking meebrengt dat een bepaling geen toepassing mag vinden op een niet afdwingbare verbintenis.
- Wanneer een schuldenaar een natuurlijke verbintenis voldoet, komt hem achteraf geen beroep toe op onverschuldigde betaling.
- Nakoming van een natuurlijke verbintenis is geen schenking of gift.
- Het verrichten van een rechtshandeling ter uitvoering van een natuurlijke verbintenis is een onverplichte handeling in de zin van de 'Pauliana'.
○ Het feit dat een schuldenaar niet een bepaalde schuldeiser vrijwillig mag voortrekken ten koste van een ander.
- De schuldeiser uit een natuurlijke verbintenis kan zijn vordering - als regel - niet verrekenen (art. 6:127 lid 2 BW).
- Art. 6:5 BW voorziet in de mogelijkheid dat schuldeiser en schuldenaar de tussen hen bestaande schuldeiser door middel van een daartoe ge richte overeenkomst omzetten in een
civiele, wel afdwingbare verbintenis.
- Net als civiele verbintenissen kunnen natuurlijke verbintenissen worden versterkt.
- Een natuurlijke verbintenis ex. art. 6:3 lid 1 BW is niet afdwingbaar in de zin van art. 3:396 BW (zie HR: Goudse Bouwmeester).
P2 Verbintenissenrecht Pagina 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentFvB. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.87. You're not tied to anything after your purchase.