In deze samenvatting bevinden zich hoofdstuk 3 tot en met 11 van het boek Basiskennis Nederlands. Dit zijn alle hoofdstukken die je nodig hebt voor het leren voor de kennisbasistoets Nederlands. Deze toets wordt op de PABO afgenomen.
1. Iets te weten willen komen
2. Een bepaald gevoel willen ondergaan
3. Zich een mening willen vormen
4. Een bepaalde handeling willen uitvoeren
5. Een spel mee willen spelen
Soorten luisterstrategieën:
1. Intensief luisteren goed beeld krijgen (details)
2. Globaal luisteren informatie begrijpen
3. Kritisch luisteren beoordelen, mening geven
4. Gericht luisteren interesse, wat willen weten
1. Oriënteren op het
- Spreekdoel
- Onderwerp en het inzetten van eigen kennis
- Soort spreektaak
- Publiek of de gesprekspartners
2. Reflecteren op de spreektaak
3. Monitoren van de spreektaak
4. Evalueren van de spreektaak
Soorten sociale taalfuncties:
1. Zelfhandhaving
2. Zelfsturing
3. Sturing van anderen
4. Structurering van het gesprek
Soorten cognitieve taalfuncties: + uitleg
1. Rapporteren
2. Redeneren
3. Projecteren
,Je hebt verschillende niveaus van taal, deze worden onderverdeelt in de volgende taalniveaus:
1. Fonologisch uitspraak
2. Morfologisch opbouw van woorden (hoed)
3. Syntactisch volgorde van woorden (recursiviteit, lepel hebben)
4. Pragmatisch het gebruik van woorden en de daarbij horende regels (mag ik een koekje)
5. Orthografisch spelling (jazzzanger)
6. Semantisch betekenis (herinterpretatie)
Er bestaan twee theorieën over de taalverwerving.
1. Creatieve constructietheorie je eigen aangeboren taalvermogen
2. Interactionele benadering de omgeving is belangrijk voor het taalvermogen
Naast deze twee theorieën over de taalverwerving, heb je ook nog het Behaviourisme leerlingen
leren de taal d.m.v. immitatie
Je hebt de eerste en de tweede taalverwerving. Hiervan moet je het verschil weten (zie hierboven).
Daarnaast heb je ook nog de tweetaligheid, deze is verdeelt in twee soorten:
1. Simultane tweetaligheid leerlingen beginnen voor hun 3e levensjaar met het leren van de
tweede taal.
2. Successieve tweetaligheid leerlingen leren een tweede taal, nadat ze de eerste taal
geleerd hebben.
De taalontwikkeling is ingedeeld in twee verschillende soorten taalontwikkelingsfasen:
1. Prelinguale fase
A. Huilen
B. Vocaliseren
C. Vocaal spel
D. Brabbelen
2. Linguale fase
A. Vroeglinguale fase
B. Differentiatie fase
C. Voltooiingsfase
Interverentiefout fouten die voorkomen uit de verschillen tussen een eerste en tweede
taal.
Soorten competenties:
1. Grammaticale competentie de kennis van de taal en de taal regels die nodig zijn om te
kunnen communiceren.
2. Tekstuele competentie vermogen om de kennis van de gesproken en geschreven teksten
te gebruiken in verschillende communicatieve situaties.
3. Strategische competentie vermogen strategieën te hanteren om doelen te bereiken.
4. Functionele competentie het vermogen van de taalgebruiker om zijn taalgebruik aan te
passen aan een specifieke situatie.
, Deze vier competenties zijn allemaal deel van de communicatieve situatie.
Hoofdstuk 4: Woordenschat
Receptieve woordenschat De woorden die je begrijpt of waarvan je de betekenis herkent,
ook wel passieve woordenschat genoemd.
Productieve woordenschat De woorden die je gebruikt om met anderen te
communiceren, ook wel actieve woordenschat genoemd.
Er bestaan vier strategieën om de woordbetekenis van een woord te achterhalen:
1. Woord analyseren
2. Gebruik maken van verbale en non-verbale context
3. Gebruik maken van een bron in de eerste of tweede taal
4. Letten op overeenkomsten tussen de eerste of tweede taal
Label De klankvorm van een woord. De relaties tussen de klankvorm van een woord en de
betekenis is willekeurig.
Concept De betekenis van een woord. De relaties tussen de klankvorm van een woord en
de betekenis is willekeurig.
Door de klankvorm (label) kun je de betekenis (concept) van een woord achterhalen.
Er bestaan ook een aantal betekenisrelaties tussen woorden, namelijk:
1. Synoniem twee woorden hebben dezelfde betekenis
2. Categorie-exemplaar
3. Hyponiem woorden waarvan de betekenis ook door een ander woord kan worden
uitgedrukt. (mango vrucht)
4. Antoniem tegenovergestelde woorden
5. Context
Vaktaalwoord Vakinhoudelijke begrippen die niet in de gewone taal voorkomen.
Bijvoorbeeld bij aardrijkskunde of onderwijs gerelateerde woorden.
Schooltaalwoord Abstracte begrippen die leerlingen moeten kennen om het onderwijs te
kunnen volgen.
Signaalwoord Woorden die de lezer informatie geven over de relaties in een tekst.
Bijvoorbeeld maar, omdat, waarom.
Inhoudswoord Woorden met een duidelijk omschreven betekenis, zoals zelfstandig
naamwoord, werkwoorden, bijvoegelijknaamwoorden.
Functiewoord Woorden die een talige relatie weergeven, zoals de voegwoorden en
vraagwoorden.
De verschillende soorten informatie over een woord:
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lauramolendijk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.55. You're not tied to anything after your purchase.