Overzichtelijke samenvatting van alle hoorcolleges, bevat stappenplannen en aantekeningen zijn waar nodig aangevuld met informatie uit het boek! D.m.v. deze samenvatting een 9 in de 1e kans gehaald!
Hoorcollege 1A Inleiding + geschiedenis
Drie hoofdonderdelen van internationaal privaatrecht:
1. Internationaal bevoegdheidsrecht (formeel) regels m.b.t. onder welke voorwaarden
de NL rechter bevoegd is kennis te nemen van grensoverschrijdende privaatrechtelijke
kwesties.
2. Conflictenrecht (materieel) Dit geeft de regels m.b.t. de vraag welk recht van
toepassing is en als de rechter bevoegd is welk recht gaat hij toepassen.
3. Internationaal erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht (formeel) onder welke
voorwaarden buitenlandse vonnissen in NL erkent en ten uitvoer kunnen worden gelegd.
Het IPR speelt pas een rol wanneer is voldaan aan de bestaansvoorwaarden voor conflictregels:
1. Verschil in inhoud van rechtsstelsels = rechtsverscheidenheid
2. Grensoverschrijdend rechtsverkeer
Karakter IPR
IPR is is geen internationaal, maar nationaal recht, dus Nederlands recht voor internationale
gevallen. Dus het NL IPR, die bepaalt of bijv. de NL-rechter bevoegd is. Ieder land heeft eigen
IPR-regels, dit maakt het complex.
- IPR is geen privaatrecht, het geeft namelijk geen directe antwoorden op concrete
rechtsvragen.
- In de praktijk: Welke landen zijn betrokken? Wat bepaalt het IPR daar? Wat is het
gunstigst voor client?
Gevolg Rechtsposities afhankelijk van plaats en tijd
Doel IPR zorgen dat het internationaal rechtsverkeer zo soepel mogelijk verloopt. Het op een
zo doelmatig en rechtvaardig mogelijke wijze reguleren van het internationale rechtsverkeer.
Hoe? Op basis van onze eigen NL-waarden en normen volgens ons juridisch systeem. Wat
wij rechtvaardig etc. vinden, bepalen wij.
Wat hoort NIET bij het IPR?
- Interregionaal privaatrecht = koninkrijk bestaat uit verschillende landen, daar gelden
verschillende BW’s. Dit valt niet binnen IPR, want valt binnen Koninkrijk (hoofdstuk 27).
- Intergentiel privaatrecht = welk privaatrecht geldt voor verschillende bevolkingsgroepen.
Bijv. India afhankelijk van de religie.
- Intertemporeel privaatrecht = welke gevallen door oud recht en welke gevallen door
nieuw recht wordt beheerst.
- Rechtsvergelijking = vergelijking tussen verschillende materiele rechtsstelsels om van
daaruit te komen tot ontwikkeling eigen privaatrecht. Hoewel het wel van belang is omdat
je wil weten wat ander recht zegt, bijv. wat gunstig is.
- Eenvormig privaatrecht = creëren van eenvormig privaatrecht voor met name de lidstaten
van de EU. Als deze regels van toepassing zijn, is er is geen wetsconflict.
- Volkenrecht =relatie staten – volkenrechtelijke rechtssubjecten. Wel rol bij uitleg van IPR-
verdragen.
- Vreemdelingenrecht = in NL niet.
- Nationaliteitsrecht
Europees recht? Hoewel IPR moet worden onderscheiden van EU-recht, speelt het
belangrijke rol bij IPR. O.g.v. met name Art. 67 lid 1 en 5 VwEU en Art. 81 VwEU heeft de EU
d.m.v. richtlijnen/verordeningen getracht tot uniformering IPR-recht.
- Regels van bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning en tenuitvoerlegging Brussel
I bis verordening.
- Familierecht EU mag hier niet zomaar regels over maken, hierover moeten alle
lidstaten instemmen.
- Denemarken heeft aparte positie.
- VK hoort niet meer bij EU, dus Brussel I bis etc. gelden hier niet.
1
,Bronnen: waar staan de regels van IPR?
- EU-verordeningen = Rome I en Rome II (welke landen partij zijn)
- Haagse Verdragen (welke landen partij zijn, ook soms universeel)
- Boek 10 BW (vangnet)
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (bevoegdheid: vangnet)
Volgorde toepassen bronnen:
Is de NL bevoegd?
1. is er een EU-verordening? (valt het binnen toepassingsgebied)
2. is er een verdrag? (valt het binnen toepassingsgebied?)
3. Vangnet: Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering art. 1-14 Rv.
Conflictenrecht
1. Verordeningen geldt bijv. niet voor belediging
2. Verdragen
3. Vangnet: Boek 10 BW
Erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen:
1. verordening
2. verdragen soms gaan ze voor
3. Vangnet: Wetboek Rv: art. 431 Rv buitenlandse vonnissen kunnen niet in NL worden ten
uitvoer worden gelegd.
Geschiedenis van het ‘conflictenrecht’
Het buitenlands recht toepassen is van belang i.v.m. de economische noodzaak. Maar hoe dan?
Conflictenrecht komt pas echt door ontwikkeling door statutisten: Bartolus. Het kwam tot stand toen
verschillende stadsstaten in Italie met hun eigen recht kwamen, waarnaast het Griekse recht ook bestond.
Eerst was de regel dat alleen onderdanen onderworpen zijn aan regels van het rijk. Maar hoe zit het met
niet-burgers dan? In de historische ontwikkeling spelen 2 vragen: kunnen eigen wetten worden toegepast
op vreemdelingen? En gelden eigen wetten ook buiten het grondgebied van de stadstaat?
1. Bij de statutenleer was het startpunt = eigen materiele recht, dus de interne rechtsregels bepalen
het ruimtelijk toepassingsgebied van het eigen recht. Rechtsregels van Italiaanse stadsstaten
werden ingedeeld in klassen naar hun aard en strekking (contracten, delicten, goederen,
testamenten) met hun eigen ruimtelijk toepassingsgebied. Het ruimtelijk toepassingsgebied van
de regel werd bepaald a.h.v. de inhoud van de regel.
o Bijv. wetten gekoppeld aan persoon kijk naar de strekking: verbiedend? Nadelig?
Voordelig? Bijv. wet die verbiedt dat een persoon jonger dan 25 jaar testament maakt.
Wet strekt tot bescherming tegen misleiding. Daarom volgt de regel de persoon die het
gebied van de wetgever verlaat.
Nadelig? Dan volgt het de persoon niet.
o Dus uitsluitend betrekking op reikwijdte eigenrecht. Maar daar waar eigen recht geen
toepassing verlangt paste men dezelfde conflictregels toe op vreemde statuten. Er is
amper aandacht voor de ‘waarom’.
2. Statutenleer is ontwikkeld, de grondslag kwam aan bod door 2 Hollandse statutisten (Huber).
Territoriale werking van wetgeving, wetten kunnen niet uit zichzelf buiten de eigen territoriale
grenzen werken. Dit is alleen mogelijk met instemming van de staat. Op staten ligt een
rechtsplicht tot wederzijds dulden dat vreemd recht op hun grondgebied geldt. Statutenleer is
opgenomen in art. 6,7 en 10 Wet algemene bepalingen.
a. Dit is moeilijk hanteerbaar.
3. Toen kwam Savigny
- Savigny neemt als uitgangspunt: de abstracte internationale rechtsverhouding en zoekt
daar vervolgens het toepasselijke recht bij. Dus waar zit het natuurlijke zwaartepunt van
de rechtsverhouding? Daar is de zetel en dus het toepassingsgebied. Beginsel van
nauwste verbondenheid, het nauwst verbonden recht wordt gevonden via een
aanknopingsfactor. Waar bij Statutisten afbakeningsrecht is, is het hier verwijzingsrecht:
2
, de conflictregel verwijst de verhouding naar een nauw verbonden nationaal rechtsstelsel.
Verwijzingsregel wijst het toepasselijke (nauwst verbonden) recht aan.
Dus het conflictenrecht veranderd van afbakeningsrecht (statutenleer, afbakening eigen
materieel recht) naar verwijzingsrecht met aanknopingspunten. Hoogste doel is
beslissingsharmonie: in alle landen dezelfde verwijzingsregel gebruiken. Kenmerken:
- Neutraal = geen voorkeur voor eigen recht
- Indirect = enkel verwijzingen: geen oplossing voor het probleem
- Abstract = inhoud, aard van interne recht speelt geen rol.
Invloed Savigny op NL
Invloed van Savigny op NL IPR was groot. Eenzijdige (statistische) conflictregels werden in
rechtspraak omgevormd tot meerzijdige verwijzingsregels. Zie art. 6, 7 en 10 Wet algemene
bepalingen. Aanknopingspunt werd nationaliteit.
Soorten conflictregels:
- Eenzijdige conflictregels zien alleen op toepassing eigen recht ; bijv. 10:149 BW
- Meerzijdig is neutraal geformuleerd. (verwijzingsregel) kijkend naar rechtsverhouding
zien zowel op toepassing eigen NL recht als buitenlands recht.
- Materieel/zelfstandig: is niet echte verwijsregel, want verwijst niet naar bepaald recht
maar probleem wordt direct opgelost.
Dit stelsel wordt nog steeds gebruikt. Beginsel is nog steeds vinden van nauwste
verbondenheid.
Leer van Savigny werkt alleen wanneer alle rechtsstelsels ongeveer van dezelfde waarden en
normen uitgaan en de rechtspraak van goede kwaliteit is. Er is geen rechter die buitenlands
recht zal toepassen zonder eigen rechtsdoelen. Er is een gemeenschap van mensen die
dezelfde ideeën over recht hebben, dezelfde rechtsinstituten kennen.
Ontwikkelingen na Savigny
Er kwam echter kritiek op Savigny dat er regelblindheid is (regel wordt toegepast maar niet naar de
geschiktheid wordt gekeken). En rechters passen liefst hun eigen recht toe. Toen kwam de neostatutische
stroming
Dus in het kort: oude statutisten keken naar het materiele recht. Savigny keek niet meer naar inhoud,
maar wijst toe op basis van nauwste verbondenheid. Daarna kritiek op ongerechtvaardigde uitkomst.
Hoorcollege 1B
Hoogste doel van Savigny is beslissingsharmonie. De realiteit is echter dat ieder land eigen IPR
heeft. En ieder land eigen invulling geeft aan algemene leerstukken (kwalificatie, voorvraag,
renvoi, naherberechtigung en retorsie etc.)
Structuur van verwijzingsregels:
Verwijzingsregel bestaat uit 3 elementen:
1. Verwijzingscategorie (onderwerp) denk bijv. aan art. 4 Rome II-Vo ‘OD’ de plaats
waar schade zich voordoet.
2. Een regel met de aanknopingsfactor (norm) welke aanknopingsfactor legt de band
tussen een persoon en een bepaald land het beste? // welke aanknopingsfactor zoekt
naar het nauwst verbonden recht?*
a. Subjectieve aanknopingsfactor (rechtskeuze) = is aan partijen enigerlei vorm van
partijautonomie toegekend, dan wordt verwijzingsregel als subjectieve
verwijzingsregel aangeduid. Bijv. bij ovk ruime rechtskeuzebevoegdheid. Art.
10:10 BW zegt dat rechtskeuze uitdrukkelijk moet blijken.
b. Objectieve aanknopingsfactor = hier is de factor een feitelijk-geografisch gegeven
zoals nationaliteit, verblijfplaats etc. volgens Savginy.
3
, i. Cumulatie = voor toepasselijk recht moeten alle punten aanwezig zijn
ii. Getrapte verwijzingsregel/ lader = wanneer een trede niet leidt tot
toepasselijk recht, stap je over.
iii. Facultatieve met alternatieve punten = in dit geval is voldoende wanneer 1
aanknopingspunt is voldaan.
3. Toepasselijk recht (gevolg)
a. Art. 10:2 BW de regels van IPR en het door die regels aangewezen (buitenlands)
recht moet ambtshalve worden toegepast.
Voorbeeld: Art. 4 Rome I-Vo: bij gebreke van rechtskeuze overeenkomstig art. 3.., wordt het op de
overeenkomst toepasselijke recht als volgt vastgesteld: A) ovk voor verkoop roerende zaken wordt
beheerst door recht land waar verkoper gewone verblijfplaats heeft.
2) Aanknopingsfactoren
*aanknopingsfactoren in het personen- en familierecht:
Nationaliteit of woonplaats, welke is geschikter?
- Nationaliteit = restant van statutenleer. Of een persoon de nationaliteit van een bepaalde
staat heeft, wordt bepaald door het nationaliteitsrecht van die staat. Het nationaliteitsrecht
behoort dus niet tot het IPR.
o Voordelen: makkelijker vast te stellen (paspoort), het is blijvend en het bepaalt
ook je identiteit (denk aan fan van oranje).
o Tegen: nationaliteit wordt niet verleend met het oog op conflictenrecht & het levert
geen oplossing als iemand geen nationaliteit of 2 nationaliteiten heeft.
o Art. 10:8 BW Nationaliteit als aanknopingsfactor schiet te kort wanneer sprake
is van onderstaande, want kom je nog wel bij nauwst verbonden recht uit?
Verwaterde nationaliteit aanknoping bij nationaliteit voldoet dan niet
aan beginsel van nauwste verbondenheid. In dit geval moet nationaliteit
op zijn aanknopingswaarde worden getoetst (=realiteitstoets) art. 10:8 lid
1 BW
Meervoudige/dubbele nationaliteit in dit geval moet de effectiviteitstoets
worden toegepast. Bepaald moet worden met welke van beide
vaderlanden de nauwste banden bestaan, met name gelet op feitelijke
verblijfplaats. BW 10 bevat geen algemene toets. Wetgever heeft bij
iedere conflictregel afzonderlijk aangegeven hoe moet worden omgegaan
met dubbele nationaliteit.
Staatsloosheid art. 12 van Verdrag van NY betr. status van staatlozen
bepaalt dat de persoonlijke staat van vluchteling wordt beheerst door wet
van het land van zijn woonplaats of land van zijn verblijf. Art. 10:16 BW
stemt hiermee overeen.
Vluchtelingen art. 10:17 BW
Staten met een meervoudig rechtsstelsel Bijv. Koninkrijk met Aruba etc.
als zelfstandige landen. art. 10:15 BW
- Woonplaats in conflictenrecht = Gewone verblijfsplaats = waar heb je het centrum van je
leven? Bepaal waar iemand het permanente centrum van zijn belangen heeft gevestigd
met de bedoeling daaraan een vast karakter te verlenen
o Hierbij letten op feitelijkheden (waar werkt hij? Bezorging, beschikken
woonruimte, vriendenkring en huisarts), duur(zaamheid) van verblijf, intentie
waarom je in bepaald land bent, waar heeft hij het bezit van zijn vermogen? Keert
iemand altijd terug naar zijn verblijf?
o Voordelen: daar waar je woont is je werkelijk verblijf, daar heb je sterk verband en
is de realiteit (je kunt wel Duitser zijn, maar in NL geboren). Nationaliteit speelt
geen rol, want iedereen die in NL woont is onderworpen aan NL-privaatrecht =
gelijke behandeling. Tot slot kun je als rechter vaker NL recht toepassen.
o Tegen: soms is het moeilijk te bepalen.
o Let op je moet dit begrip strikt onderscheiden van woonplaats van art. 1:10 BW.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brendahidding. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.10. You're not tied to anything after your purchase.