100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Economisch Beleid $5.85   Add to cart

Summary

Samenvatting Economisch Beleid

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Samenvatting economisch beleid alles wat je moet weten

Preview 2 out of 9  pages

  • February 22, 2024
  • 9
  • 2023/2024
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
Samenvatting Economisch Beleid:
Hoofdstuk 1 (Monetair Beleid)
- Functies van geld (door de Centrale Bank):
1. Oppotmiddel (spaarmiddel): de Centrale Bank moet zorgen voor het behouden van de waarde van
geld (de reële waarde), anders veranderd de koopkracht.
2. Rekenmiddel: de Centrale bank moet ervoor zorgen dat geldwaardes vergeleken kunnen worden:
waardebepalding (bijvoorbeeld bij wisselkoers).
- Banken lenen geld van de CB om dit uit te kunnen keren aan het publiek, tegen rente.

- Monetair beleid: beleid gericht op de beheersing van de (waarde van de) geldhoeveelheid.
- Refi-rente: de rente waartegen banken bij de Europese Centrale Bank geld lenen om de verplichte
minimunreserve te financieren (dit is de basis van alle rentepercentages).
- Verruimend monetair beleid: een verlaging van de refi-rente, dat wordt doorberekend aan het
publiek  lenen wordt aantrekkelijker dan sparen  de bestedingen stijgen
- Verkrappend monetair beleid: een verhoging van de refi-rente, dat wordt doorberekend aan het
publiek  lenen wordt duurder en sparen aantrekkelijker  de bestedingen dalen
- Monetair beleid van de Centrale Bank:
1. Bij lage inflatie: verruiming van het monetaire beleid (het verlagen van de refi-rente van de CB)
 stimuleren van bestedingen  stijging van de inflatie
2. Bij hoge inflatie: verkrapping van het monetaire beleid (het verhogen van de refi-rente van de CB)
 afremmen van bestedingen  daling van de inflatie

- De ECB heeft toezicht op alle Europese banken en zorgt voor het depositogarantiestelsel: de
garantie dat mensen een deel van hun geld terugkrijgen als hun bank failliet gaat.
- Depositorente: de rente die banken krijgen over het geld dat zij verplicht bij de NCB stallen.
- Bankrun: wanneer mensen massaal hun geld gaan opnemen vanwege wantrouwen.
- Lener in laatste instantie: de rol van de CB wanneer banken een noodlening nodig hebben.

- Maatschappelijke geldhoeveelheid (M1): de hoeveelheid giraal geld (rekeningen) en chartaal geld
in de handen van het publiek (huishoudens, bedrijven): het geld dat gelijk uitgegeven kan worden.
- Bij een stijging van de maatschappelijke geldhoeveelheid, is er sprake van geldschepping (dan is er
meer geld in handen van het publiek). Andersom is het geldvernietiging.
- Geldschepping: hierbij leent een bank giraal geld uit (kredietverlening).
- Kredietverlening wordt beinvloedt door het spaargedrag: wanneer mensen geld overmaken naar
een spaarrekening, hoort het niet bij de girale geldhoeveelheid  de maatschappelijke
geldhoeveelheid daalt  geldvernietiging

- Spaarders krijgen rente over hun spaargeld vanwege de risico’s die ze nemen:
1. debiteurenrisico: het risico om je geld als spaarder niet meer terug te krijgen wanneer hun geld
wordt uitgeleend.
2. inflatierisico: het risico van de daling van de reële waarde van hun geld wanneer het prijspeil stijgt.

- Leners betalen juist rente om risico’s weg te nemen.
- Rentemarge: het verschil van het rentepercentage van leners die de bank krijgt vs hoeveel rente de
bank moet uitkeren aan spaarders.
- Enkelvoudig mandaat: de CB moet alleen zorgen voor prijsstabiliteit.

, - Duaal mandaat: de CB moet zorgen voor prijsstabiliteit en voor maximale werkgelegenheid.


- Deflatie: het dalen van het algemeen prijspeil  stijging van de koopkracht
- Inflatie: het stijging van het algemeen prijspeil  daling van de koopkracht

- Inflatie ontstaat door door hogere productiekosten of stijgende bestedingen, wat zorgt voor:
1. kosteninflatie: prijsstijging dat producten doorberekenen in de prijs
2. loonkosteninflatie: als de lonen sterker stijgen dan de arbeidsproductiviteit  de lonen stijgen,
wat wordt doorberekend in de prijs
3. bestedingsinflatie: prijsstijging doordat producenten profiteren van stijgende bestedingen  leidt
tot een stijging van de bezettingsgraad (hoeveel procent van de productiecapaciteit benut wordt)
 de vraag stijgt en de kosten lopen op
- Formule bezettingsgraad: productie x 100%
productiecapaciteit

- Herfinanciering: wanneer banken moeten lenen bij de ECB om hun tekort aan te vullen (hierover
betalen ze refi-rente). Dit is een openmarkttransactie.
- Openmarkttransactie: het kopen/verkopen van waardepapieren van de ECB om banken hun
basisgeld te vergroten.
- Marginale beleningsfaciliteit: een lening van de ECB van één dag waarover marginale
beleningsrente geheven wordt.
- Interbancaire leningen: leningen tussen particuliere banken om hun liquiditeitstekorten of
overschotten te balanseren.
- Effectieve ondergrens van de nominale rente: het (negatieve) nominale rentepercentage waarbij
het aantrekkelijker is om geld thuis te bewaren dan op een bankrekening.

- Transmissieproces: het proces waarin het monetaire beleid wordt doorberekend in de prijzen:
1. constateren van het probleem
2. monetair beleid inzetten (krap of ruim)
3. effect op de banken (rente)
4. effect op de bestedingen (sparen of lenen)
5. effect op de inflatie

- Vermogensmarkt: het aanbod en de vraag van vermogen op de lange en korte termijn.
- Geldmarkt: deel van de vermogensmarkt voor de vraag en aanbod van korte termijn leningen.
- Kapitaalmarkt: deel van de vermogensmarkt voor lange termijn en permanente leningen
(hypotheken, obligaties, aandelen). Hier is de rente hoger dan op de geldmarkt vanwege de risico’s.
- Onconventioneel monetair beleid: beleid waarbij de ECB invloed heeft op de vermogensmarkt.
- Geldillusie: wanneer mensen de waarde van geld verkeerd inschatten (alleen de nominale waarde)
en er geen rekening wordt gehouden met prijsveranderingen (inflatie).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marietteulrich. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.85. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79373 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.85
  • (0)
  Add to cart