Emotionele ontwikkeling: over basisbehoefte en draagkracht, kwetsbaarheid en plezier
9,2 mee gehaald met deze samenvatting. Dit is een samenvatting voor het vak ontwikkelingsstoornissen. Ik heb het boek Emotionele ontwikkeling: over basisbehoefte, draagkracht, kwetsbaarheid en plezier samengevat.
Deze samenvatting bevat de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 tot hoofdstuk 8
Art...
Wat staat er in de samenvatting:
De artikelen op Brightspace over AAID, ICD-10, DSM-V, Active Support en Gordon
De besproken stof uit de werkcolleges
De stof uit de ingesproken powerpoints
Informatie uit het boek
o Hoofdstuk 1: Emotionele ontwikkeling in samenhang met emoties; gevoelens
en gehechtheid
o Hoofdstuk 2: Theorie en wetenschappelijke inzichten ten aanzien van emoties
en denken en hun samenhang
o Hoofdstuk 3: Emotionele ontwikkeling± definitie, ontwikkeling en
plaatsbepaling van het concept
o Hoofdstuk 4: Fases van emotionele ontwikkeling: van geboorte tot
volwassenheid
o Hoofdstuk 5: Verstoring in de fases van emotionele ontwikkeling: van geboorte
tot volwassenheid
o Hoofdstuk 6: Diagnostiek van de emotionele ontwikkeling
o Hoofdstuk 7.1 t/m 7.3: Ondersteuning ten behoeve van de emotionele
ontwikkeling
o Hoofdstuk 8.1 t/m 8.3: Behandeling ten behoeve van de emotionele
ontwikkeling
Leerdoelen:
De student:
Weet wat ontwikkelingsstoornissen zijn en kent de definities van de AAIDD, ICD-10
en DSM V over een verstandelijke beperking.
Kan een cliënt en zijn social functioneren en begeleidingsbehoefte omschrijven vanuit
de principes van active support en de gezondheidspatronen van Gordon.
Kent de integratieve benadering van Došen.
Kan de ontwikkelingsleeftijd, de polariteiten en de basale emotionele ontwikkeling uit
fase 1 t/m 5 van Došen omschrijven en op basis hiervan een analyse maken van het
adaptieve en het maladaptieve gedrag.
Kan op basis van een analyse over de eerste vijf fasen van Došen een gepaste
begeleidingsstijl omschrijven.
Kan op basis van een analyse over de eerste vijf fasen van Došen een omschrijving
geven van specifieke beelden en een gewenste behandelingsstijl omschrijven.
Neemt kennis over diagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking ten
aanzien van cognitie en emotionele ontwikkeling.
,Artikelen op ELO bij bijeenkomst 1 - Wanneer heeft iemand een verstandelijke
beperking of NAH?
Leerdoelen:
Weet wat ontwikkelingsstoornissen zijn en kent de definities van de AAIDD, ICD-10
en DSM V over een verstandelijke beperking.
Kan een cliënt en zijn social functioneren en begeleidingsbehoefte omschrijven vanuit
de principes van actieve support en de gezondheidspatronen van Gordon.
Wanneer spreken we van een verstandelijke beperking:
We spreken van een verstandelijke beperking als aan alle drie de criteria voldaan is, dus niet
alleen de mate van de intelligentie.
1. Intellectueel functioneren
2. Problemen in het dagelijks leven (aanpassingsvermogen)
3. Start van deze problemen in de kinderleeftijd
Intelligentie is een algemeen begrip voor het cognitieve of mentale vermogen, wat uit
verschillende aspecten bestaat.
Intelligentie kan uitgedrukt worden in een IQ-score: score op (serie) test(s). De score is
genormeerd, dat wil zeggen dat het IQ aangeeft hoe hoog jij scoort op een test vergeleken
met het deel van de bevolking van jouw leeftijd.
Gemiddelde score is 100. Hoog begaafd heeft een score van 130. Verstandelijk gehandicapt
heeft een score van 70 of lager.
In de diverse theorieën en tests worden verschillende typen intelligentie onderscheden,
samen wordt dit iemands IQ-score.
Bij een verstandelijke beperking wordt dit verdeel in:
1. Verbaal IQ: alles wat met spreken, luisteren en taal te maken heeft.
2. Performaal IQ: alles wat met meer visueel-ruimtelijke vaardigheden te maken heeft.
3. Totaalscore: Deze wordt benoemd als het verbale en performale IQ niet te sterk van
elkaar verschillen. Als er veel verschil is mag er geen totaalscore gegeven worden,
omdat deze weinig zeggingskracht heeft.
Verstandelijke leeftijd: Dit geeft aan op welke leeftijdsequivalent de persoon functioneert.
Verstandelijk functioneren kan op een leeftijd zitten van een kind van 3,5 jaar, maar de
lichamelijke ontwikkeling en de levenservaring groeien wel op ‘normale’ leeftijd.
DSM: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
De DSM is een Amerikaans handboek voor diagnose en statistiek van psychische
aandoeningen.
Volgens de DSM-V is er sprake van een verstandelijke handicap als er een combinatie is van
beide:
1. Verstandelijk duidelijk onder het gemiddelde functioneren: een IQ van 70 of minder bij
een individueel toegepaste IQ-test (bij zeer jonge kinderen is een klinische
beoordeling nodig over een eventueel verstandelijk onder het gemiddelde
functioneren, omdat de beschikbare intelligentietests het IQ niet in cijfers kunnen
uitdrukken.
2. Gelijktijdige tekortkomingen in aanpassingsgedrag, dat wil zeggen of betrokken erin
slaagt te voldoen aan de normen die horen bij de leeftijd in vergelijking tot zijn of haar
culturele achtergrond, zoals sociale vaardigheden en verantwoordelijkheden,
communicatie, Adl-niveau (Adl: algemene dagelijkse levensverrichtingen),
onafhankelijkheid en zelfredzaamheid.
3. De achterstand is zichtbaar voor het 18e jaar.
,ICF: International Classification on Functions
Het ICF is een internationale standaard die beschrijft wanneer je gehandicapt genoemd mag
worden.
De ICF geeft aan dat er sprake is van een verstandelijke handicap als je een of meer
noodzakelijke levensverrichtingen niet kunt.
AAIDD
AAIDD: Amerikaanse organisatie die zich bezighoudt met de verbetering van mogelijkheden
voor mensen met een verstandelijke handicap.
De AAIDD heeft een internationaal erkend model gemaakt van menselijk functioneren. Aan
de hand hiervan kan een overzicht gemaakt worden van het functioneren van een persoon
met een beperking. In dit overzicht zijn vijf punten bepalend:
1. Intelligentie
Mensen die verstandelijk beperkt zijn, worden altijd beoordeeld op hun leervermogen.
Deling tussen de kennis en de leeftijd.
Een IQ-score moet altijd voorzichtig benaderd worden. Ook kunnen allerlei factoren
invloed hebben op de gemeten score, zoals heftige levensgebeurtenissen, spanning
voor de testafname, hechtingsproblematiek (invloed op de cognitieve ontwikkeling).
2. Adaptief gedrag
Dit is gedrag waardoor je om weet te gaan met veranderingen in je omgeving. Je past
je aan, bedenkt een oplossing/alternatief of beïnvloedt de moeilijke situatie zodat die
voor jou te overkomen is.
Vooral mensen met een verstandelijke handicap, maar ook autisme of een bepaald
hersenletsel, zijn gehandicapt door hun gebrek aan adaptief gedrag.
3. Sociale rollen, interactie en participatie
Bij een verstandelijke beperking hoort vrijwel altijd een beperking op het terrein van
sociaal vermogen. Moeilijker in contact komen met anderen, minder in staat om deel
te nemen aan maatschappelijk verkeer of aan familiecontacten.
Er zijn ook mensen met een handicap die wel goed zijn in het onderhouden van
sociaal contact.
Vooral als je slecht kunt praten, heb je beperkingen in contact en in deelname aan
grotere gezelschappen.
4. Gezondheid
Je hebt een behoorlijke beperking als je gezondheid te wensen overlaat, je slecht
kunt horen of zien of zoals door reuma veel pijn hebt of niet goed kan bewegen.
Mensen met een lagere intelligentie hebben vaak minder toegang tot of minder de
neiging tot het eten van gezonde voeding.
Ook blijken mensen met een lagere sociaaleconomische status meer stress te
ondervinden, wat allerlei negatieve gezondheidseffecten heeft. Dit is zeker van
toepassing op veel mensen met een licht verstandelijke beperking.
5. Context of omgeving
Als je door autisme of angst je omgeving niet begrijpt, ben je gehandicapt. Ook hier
geldt weer dat er in samenhang met de voorgaande factoren sprake is van een forse
handicap.
Mensen met een verstandelijke beperking hebben vaker ondersteuning nodig dan
vroeger door de hoeveelheid snelle veranderingen.
, De ernst van de verstandelijke beperking kan verschillen. Binnen de zorg spreken we voor
verstandelijk gehandicapten over ‘het niveau van functioneren’. Deze term wordt gebruikt o
snel en zo objectief mogelijk aan te geven wat iemand aan intellectuele vermogen heeft.
Er kan sprake zijn van een evenwichtige verdeling (harmonisch profiel) of van een
onevenwichtige verdeling (disharmonisch profiel). Zo kan je vaak het verschil zien tussen
iemands verbale en verstandelijke mogelijkheden.
Om de verschillen in de ernst van de verstandelijke beperking aan te geven, heeft de ICF
een niveau-indeling gemaakt.
Licht verstandelijke beperking
Matige verstandelijke beperking
Ernstige verstandelijke beperking
Zeer ernstige verstandelijke beperking
In de DSM-IV was de indeling gebaseerd op de mate van intelligentie
Licht verstandelijke gehandicapt IQ 50-70
Matige verstandelijke handicap IQ 30-50
Ernstige verstandelijke handicap IQ 20-40
Zeer ernstige verstandelijke handicap IQ 20 of lager
Zwakbegaafde mensen (worden gerekend onder de groep lvb) IQ van 71-85
Licht verstandelijke beperking:
Iemand met een IQ van 50 tot 70 wordt licht verstandelijke gehandicapt genoemd.
De ontwikkelingsleeftijd varieert van 4 tot 12 jaar. Hier is er al te zien dat er grote verschillen
zichtbaar zijn in het functioneren.
Mensen met een IQ tussen 70-85 worden vaak in deze doelgroep meegenomen.
Ze hebben vaak moeite met leren lezen, schrijven, rekenen, klokkijken, omgaan met geld,
planning, kortetermijngeheugen is minder ontwikkeld, taalgebruik is vaak kinderlijker dan
gemiddeld, ze kunnen moeite hebben met emotieregulatie en het omgaan met anderen in
sociale situaties. Ook is het sociale oordeelsvermogen minder goed ontwikkeld waardoor het
risico groter is om in verkeerde situaties terecht te komen.
Vooral jongeren met een licht verstandelijke beperking kunnen problemen hebben in hun
leven.
Dit kan komen doordat de beperking laat ontdekt is en zij jarenlang onvoldoende
ondersteuning gehad hebben. Ook is het risico op overvraging groot, omdat het niet te zien
is dat ze een beperking hebben. Veel mensen binnen deze groep hebben ook psychische
problemen.
Ook kan dit komen doordat de hulpverlening niet altijd toereikend is geweest. Tijdens de
plaatsing van lvb-jeugdigen kan het zijn dan ze tussen wal en schip vallen omdat ze lvb ‘te
licht’ vinden om te plaatsen.
Matige verstandelijke beperking:
Mensen met een matige verstandelijke beperking hebben een IQ van 35 tot 50.
De ontwikkelingsleeftijd hierbij varieert van 2 tot 4 jaar. Ook in deze groep zie je grote
verschillen in functioneren.
Wanneer er sprake is van een matige verstandelijke beperking is dit vaak voor het vierde
levensjaar al te merken.
Hun taalontwikkeling verloopt langzamer dan gemiddeld. Daarnaast hebben ze moeite met
lezen, schrijven en rekenen. Er is op alle gebieden veel ondersteuning nodig. Het kost veel
tijd om kleine stappen te maken om zelfverzorging en huishoudelijke taken te leren.
Ernstige verstandelijke beperking:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller porrumilena. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.08. You're not tied to anything after your purchase.