attributie = Het proces van het toewijzen van een oorzaak aan ons eigen gedrag en dat van
een ander
cognitive process = mentale processen die informatie verwerven, organiseren en
integreren. Cognitieve processen omvatten geheugensystemen die gegevens opslaan en de
psychologische mechanismen die deze informatie verwerken.
self-categorization theory = conceptuele benadering ontwikkeld door John Turner en zijn
collega's die een reeks groepsgedrag verklaart, inclusief de ontwikkeling van sociale
identiteit en intergroepsrelaties, in termen van de sociaal-cognitieve categorisatie processen.
systems theory = algemene theoretische benadering die veronderstelt dat groepen
systeem-verzamelingen zijn van individuele eenheden die samen een geïntegreerd, complex
geheel vormen. → (I-P-O)
input–process–output (I–P–O) model = Een van een aantal algemene conceptuele
analyses van groepen die veronderstelt dat groepsprocessen de relatie tussen individuele,
groeps- en situationele inputvariabelen en resulterende groep-uitkomsten bemiddelen.
Social perception = processen waardoor mensen elkaar leren begrijpen
Mind perception = proces waarbij mensen menselijke mentale toestanden toeschrijven aan
verschillende levende en levenloze objecten, inclusief andere mensen.
Nonverbal behavior = Gedrag dat iemands gevoelens onthult zonder woorden, door
gezichtsuitdrukkingen, lichaamstaal en vocale signalen.
Physiognomy = de kunst van het aflezen van een karakter aan het gezicht.
Belief in a just world = het geloof in een rechtvaardige wereld. → geloof dat
individuen krijgen wat ze verdienen in het leven, een oriëntatie die mensen ertoe
brengt om slachtoffers te kleineren.
confirmation bias = voorkeur voor bevestiging → De neiging om informatie te
zoeken, te interpreteren en te creëren die bestaande overtuigingen verifeert.
attribution theory = een groep theorieën die beschrijven hoe mensen de oorzaken van
gedrag verklaren. Heider → delen in twee categorieën: persoonlijk en situationeel.
personal attribution = Attributie aan interne kenmerken van een actor, zoals bekwaamheid,
persoonlijkheid, gemoedstoestand of inspanning. (Heider)
situational attribution = Attributie aan externe factoren van een actor, zoals de taak,
, andere mensen of geluk. (Heider)
availability heuristic = De neiging om de waarschijnlijkheid in te schatten dat een
gebeurtenis zal plaatsvinden door hoe gemakkelijk instanties eraan te denken.
availability heuristic (Gleitman)= Een strategie om te beoordelen hoe vaak iets gebeurt -
of hoe vaak het is - op basis van hoe gemakkelijk voorbeelden hiervan worden gevonden.
(error)
false-consensus effect = De neiging van mensen om de mate waarin anderen hun mening,
attributen en gedrag delen te overschatten.
covariation principle = Een principe van attributietheorie dat stelt dat mensen gedrag
toeschrijven aan factoren die aanwezig zijn wanneer een gedrag plaatsvindt en afwezig zijn
wanneer dit niet gebeurt
Correspondent dederence = Causale attributie van gedrag aan onderliggende disposities
(jones/Davis)
Covariatiemodel = Kelley's theorie van causale attributie - mensen wijzen de oorzaak van
het gedrag toe aan de factor die het nauwst aansluit bij het gedrag.
causal = oorzaak
Familiarity = vertrouwdheid, Een algemeen gevoel dat een bepaalde stimulus al eerder is
tegengekomen
impression formation = impressievorming Het proces waarbij informatie over een persoon
wordt geïntegreerd om een coherente indruk te vormen.
information integration theory = De theorie dat indrukken zijn gebaseerd op
(1) waarnemerschapsafspraken;
(2) een gewogen gemiddelde van de eigenschappen van een doelpersoon.
priming = De neiging om recent gebruikte of waargenomen woorden of ideeën gemakkelijk
te onthouden en de interpretatie van nieuwe informatie te beïnvloeden.
Priming effect: Opvallende karaktereigenschappen van anderen zijn gebaseerd op eerdere
ervaringen.
central traits = centrale eigenschappen Kenmerken die een krachtige invloed uitoefenen op
de algemene indruk.
primacy-effect = De neiging om informatie die vroeg in een reeks wordt gepresenteerd,
heeft meer impact op vertoningen dan later gepresenteerde informatie.
belief perseverance = De neiging om overtuigingen te behouden, zelfs nadat ze in
diskrediet zijn gebracht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller krisssie92. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.