HR 16 oktober 1987, NJ 1988/841 m.nt. MS en C, Gesloten stelsel
De PR heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden,
waarvan 2 voorwaardelijk. Dat mocht onder het toen der tijd geldende recht niet,
toen mocht de PR maximaal 6 maanden vrijheidsstraf opleggen waarbij geen
verschil werd gemaakt tussen de voorwaardelijke of onvoorwaardelijke straf.
De veroordeelde trok het hoger beroep in, maar probeerde executie te verhinderen
door een kort geding aan te spannen.
HR: in dergelijke gevallen kan de civiele rechter niet worden ingeschakeld om
gevolgen van een inhoudelijk evident onjuist strafvonnis ongedaan te maken.
HR 1 februari 1991, NJ 1991/413 m.nt. ThWvV, Doorwerking Kostovski
Kostovski had een klacht ingediend bij de toenmalige Europese Commissie voor de
Rechten van de Mens, dat hij in NL ten onrecht was veroordeeld omdat het bewijs in
zijn strafzaak uitsluitend was ontleend aan anonieme getuigenverklaringen.
- Het EHRM kwam later in deze zaak tot vaststelling van een
verdragsschending door NL.
HR: een door het EHRM geconstateerde verdragsschending kan de onverkorte
tenuitvoerlegging van een veroordeling onrechtmatig maken en daarmee het
gesloten stelsel van rechtsmiddelen doorbreken wanneer die uitspraak noopt tot de
slotsom dat de beslissing van de strafrechter tot stand is gekomen op zodanige
wijze dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke behandeling van de
zaak in de zin van art. 6 lid 1 EVRM.
- De HR verwierp het cassatieberoep van de twee mededaders van Kostovski,
omdat in hun zaken niet het geval zich voor had gedaan dat het EHRM een
verdragsschending had vastgesteld.
HR 6 januari 1998, NJ 1998/644, Beslissing tenuitvoerlegging
HR: op grond van art. 14j Sr staat tegen een beslissing tot tenuitvoerlegging voor
zover zij geen deel uitmaakt van een uitspraak ter zake van andere strafbare feiten
geen rechtsmiddel open. Het Hof heeft de verdachte terecht N-O verklaard in zijn
hoger beroep en tevens staat voor de verdachte geen beroep in cassatie open.
- Dit is niet in strijd met art. 14 lid 5 IVBPR, want deze bepaling houdt niet een
voor rechtstreekse toepassing door de rechter vatbaar voorschrift in waarbij
aan de rechterlijke macht van de verdragsstaten een grotere rechtsmacht
wordt verleend dan de nationale wet haar toekent.
HR 8 mei 2001, NJ 2001/587 m.nt. JR, Vormverzuimen en gesloten stelsel
HR: vormverzuimen bij de aanhouding en de inverzekeringstelling zijn geen
vormverzuimen bij het voorbereidend onderzoek in de zin van aart. 359a Sv.
,Dergelijke vormverzuimen kunnen aan de orde worden gesteld bij het verhoor door
de r-c, tegen wiens oordeel geen hogere voorzieningen openstaat.
- Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken zou op een
onaanvaardbare wijzen worden doorkruist indien bij de behandeling van de
zaak ter zitting opnieuw of alsnog een beroep zou kunnen worden gedaan op
dergelijke verzuimen. Noch de tekst van art. 359a Sv noch de
wetsgeschiedenis van die bepaling geeft daartoe aanleiding.
HR 30 oktober 2001, NJ 2002/230 en 231 m.nt. JdH, Herstelarresten
Door een verzuim van de administratie is een tijdige indiening van de schriftuur niet
onder de aandacht van de HR gekomen, waardoor de HR -overeenkomstig het
toentertijd geldende recht – alleen ambtshalve naar de zaak had gekeken.
HR: na constatering van de vergissing werd de behandeling van het beroep in
cassatie hervat en werden de schrifturen alsnog inhoudelijk behandeld. Dit leidde
tot 2 aanvullende arresten die strekte tot herstel van de eerste uitspraken.
- HR oordeelt dat hij ‘zijn eerder gedane uitspraken dient aan te vullen’.
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte onrechtmatig
is gedetineerd en dat dit moet leiden tot ophefng van de voorlopige hechtenis en
strafvermindering. Tevens zou dit ook geleid hebben tot schending van art. 5 lid 1
sub a en art. 6 lid 1 EVRM.
Het Hof acht de hernieuwde detentie van de verdachte niet in onrechtmatig en kan
zich verenigen met het door de raadkamer van het hof gegeven beschikking en de
daarbij gebezigde motivering.
HR: tegen de beschikking van de raadkamer van het Hof inzake de voorlopige
hechtenis van de verdachte stond voor de verdachte geen hogere voorziening open.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken zou op onaanvaardbare wijze
worden doorkruist indien bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting opnieuw
of alsnog een verweer als het onderhavige gevoerd zou kunnen worden
HR 12 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1478, Herstelbeslissing
feitenrechter
Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden
waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Vier weken later
maakt het Hof een "herstelbeslissing" inhoudende dat de verdachte bij het eerdere
arrest is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden voorwaardelijk met
een proeftijd van 2 jaren.
HR: het is de feitenrechter in strafzaken toegestaan een herstselbeslissing te geven
indien de oorspronkelijk gewezen beslissing een onmiddellijk kenbare fout bevat.
- Het gaat hier om een zelfstandige, niet in de wet verankerde en beperkte
mogelijkheid voor de feitenrechter om een in zijn uitspraak voorkomende
, kennelijke rekenfout, schrijfout of andere kennelijke fout die zich voor
eenvoudig herstel leent te verbeteren.
o Dat brengt mee dat de feitenrechter slechts in evidente gevallen
gebruik kan maken van de bevoegdheid het dictum te verbeteren,
mede met het oog op de richtige executie van de uitspraak.
- Er is gelet op het voorgaande geen aanleiding in strafzaken de procespartijen
in de gelegenheid te stellen zich over een voorgenomen verbetering uit te
laten.
- Een herstelbeslissing dient te worden gewezen door de rechter(s) die op de
zaak heeft/hebben gezeten.
- De grifer dient er zorg voor te dragen dat de herstelbeslissing wordt
aangetekend op dan wel wordt gehecht aan het origineel van de uitspraak en
per gewone brief ter kennis van de procespartijen wordt gebracht.
- Tegen de verbetering (of de weigering daarvan) staat geen rechtsmiddel
open.
- Een herstelbeslissing heeft evenmin invloed op de termijn voor het instellen
van een rechtsmiddel in de strafzaak.
HR 16 april 1996, NJ 1997/331, Omvang appel
Door de raadsman is hoger beroep ingesteld, maar de akte van appel vermelde niet
afzonderlijk dat het hoger beroep zich ook richtte tegen de toewijzing van de
vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging.
HR: Vaste jurisprudentie is dat voor het oordeel van de vraag of het hoger beroep
mede is ingesteld tegen tussenbeslissingen tevens in aanmerking moet worden
genomen hetgeen ter zitting in hoger beroep is gesteld omtrent de omvang van het
hoger beroep.
De ontvankelijkheid van hoger beroep tegen beslissingen ter zitting en in
tussenvonnissen is afhankelijk van het aanvoeren van bezwaren daartegen in hoger
beroep.
- Dit is een zeer ruime uitbreiding: het gaat niet meer om een formeel
criterium: of hoger beroep is ingesteld maar om een van zeer materiële aard:
als de verdachte in hoger beroep ergens bezwaren tegen blijkt te hebben
(binnen het strafproces) en dat ergens is een beslissing van de rechter dan
volgt daaruit dat hij daartegen indertijd ook geacht moet worden hoger
beroep te hebben ingesteld.
HR 10 oktober 2006, NJ 2006/566, Geen einduitspraak
Aan de verdachte zijn 3 strafbare feiten ten laste gelegd, maar de politierechter
heeft de verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 veroordeeld. Er wordt hoger
beroep ingesteld en de raadsman verzoekt het Hof de zaak terug te verwijzen naar
de rechtbank, want de politierechter heeft in het vonnis geen beslissing genomen
m.b.t. feit 3. De raadsman is van mening dat het onderzoek inzake feit 3 nog niet is
afgesloten en de zaak terugverwezen dient te worden (i.v.m. art. 345 Sv)
HR: het hoger beroep van de verdachte kan zich niet uitstrekken tot het 3 e feit.
, - Bij gebreke van een einduitspraak staat ingevolge het bepaalde in art. 404 lid
1 Sv ter zake van dit feit geen hoger beroep open.
o Nu het hoger beroep zich niet uitstrekte tot feit 3 kon het Hof de zaak
ter zake van feit 3 dus ook niet verwijzen naar de Rechtbank.
o
HR 3 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK1798, Art. 322 lid 4 Sv
Uit art. 322 lid 4 Sv volgt: indien de rechter, wanneer een getuige na een gegeven
bevel niet is verschenen, uit hoofde van art. 287 of art. 288 Sv een beslissing geeft
omtrent het (alsnog) horen of oproepen van de niet verschenen getuige, blijft die
beslissing in het geval het onderzoek ter terechtzitting daarna opnieuw wordt
aangevangen in stand.
- Redelijke wetstoepassing brengt mee dat art. 322, vierde lid, Sv ook de uit
hoofde van art. 315 Sv gegeven bevelen tot oproeping van getuigen omvat.
Een dergelijk bevel blijft dus bij het opnieuw aanvangen van het onderzoek in
stand. Is de getuige dan niet verschenen, dan zal een beslissing uit hoofde
van de art. 287 en 288 Sv moeten worden gegeven
o Bovenstaande geldt niet wanneer op de voet van art. 328 en 331 Sv in
verbinding met art. 315 Sv een afwijzende beslissing op ter
terechtzitting gedane verzoek tot oproeping van getuigen. T.a.v. die
afwijzende beslissing geldt art. 322 lid 4 Sv niet. Wordt na een
dergelijke beslissing het onderzoek opnieuw aangevangen, dan zal
voor het verkrijgen van een voor hoger beroep of cassatie vatbare
beslissing het desbetrefende verzoek opnieuw moeten worden
gedaan.
HR 1 maart 1977, NJ 1977/364 m.nt. ThWvV, Conversie
Verdachte had beroep in cassatie aangewend, terwijl hoger beroep voor hem
openstond. Hij had deze fout kennelijk gemaakt, omdat de Kantonrechter hem bij de
uitspraak verkeerd had voorgelicht.
HR: het is aannemelijk dat hij tegen het vonnis hoger beroep zou hebben ingesteld,
indien hem door de Kantonrechter kennis ware gegeven dat alleen dat rechtsmiddel
tegen het vonnis openstond.
- HR vindt hierin aanleiding om tot herstel van de gevolgen over te gaan en
hem deze misslag niet toe te rekenen. De HR verstaat dat hij hoger beroep
heeft willen instellen en bepaalt, dat de stukken van het geding zullen
worden verzonden naar de appelinstantie.
HR 18 juni 1991, NJ 1991/838 m.nt. ThWvV, Uitzondering op conversie
Het (kennelijk) willens en wetens aanwenden van een rechtsmiddel dat niet
openstaat, leidt (niet tot conversie maar) tot niet-ontvankelijkheid in dat
rechtsmiddel.
HR 14 december 2010, NJ 2011/19, Onttrekking en conversie
Verdachte is vrijgesproken van het hem tenlastegelegde en er is onttrekking aan
het verkeer van onder meer 3 in beslag genomen personenauto’s bevolen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Fleur141. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.