Deeltentamen 1
Hoorcollege 1 Introductie
Sociologie is een wetenschap die zich richt op hoe mensen vormgeven aan hun leven.
We kijken naar individuen en de context/ het systeem waarin ze leven. Dit beïnvloedt de keuzes en
manier van leven van een persoon. Met vragen over hoe wij met elkaar samenleven, welke invloed
we op elkaar hebben en hoe de omgeving waarin we wonen ons mogelijkheden biedt en
beperkingen geeft.
De structuur waarin je zit heeft invloed op persoonlijke, individuele keuzes (trouwen, kinderen
krijgen, school/studie).
Sociologie richt zich op de interactie en ontwikkeling van maatschappelijke structuren en hoe
deze macro structuren de organisatie van ons sociale leven vormgeven.
En hoe deze structuren de keuzes en mogelijkheden voor individuen geven en beperken.
Sociologie richt zich op individuen en hun interacties (microdynamics) en hoe die beïnvloed
worden door de context waarin zij zich begeven. En de keuzevrijheid (agency) die individuen
daarbinnen gebruiken.
Verlichting: interactie tussen mens en samenleving veranderd.
Positivisme van Comte:
- Regels van de natuurwetenschap toepassen (bepaalde regelmatigheden of wetten die begrip
geven)
- Uitgangspunt moet zijn datgene dat waarneembaar is (empirisme)
- Wetenschap is objectief
Wetmatigheden W Explanans
Condities C
Explanandum E Explanandum
Vb:
- W: naarmate er meer in de publieke gezondheidszorg wordt geïnvesteerd, is de
levensverwachting van mensen hoger.
- C: In rijke landen wordt er meer in de publieke gezondheidszorg geïnvesteerd dan in arme
landen
- E: In rijke landen is de levensverwachting hoger dan in arme landen
Maar …:
- het onderwerp van de sociale wetenschappen betreft de mens en haar gedrag, wat niet te
vangen is in wetten.
- een sociaal wetenschapper verhoudt zich anders tot zijn onderzoeksobject dan een natuur
wetenschapper.
Twee dominante (elkaar aanvullende) benaderingen:
1. Positivistisch: de werkelijkheid kunnen we waarnemen en meten met indicatoren. Met
statistiek kunnen we de relaties tussen kenmerken vaststellen.
2. Interpretatief: het verklaren van sociale fenomenen door het begrijpen van de alledaagse
gecontextualiseerde werkelijkheid.
,Gebruik van een theorie: Vraag theoretisch antwoord onderzoek naar het theoretische
antwoord nieuwe vraag (eventuele aanpassingen) … (stimuleert ons om nieuwe vragen te
stellen en om een ander perspectief te nemen dan we gewoon zijn te doen)
Hoorcollege 2 Karl Marx – ongelijkheid
Voorafgaande theorieën:
- Hobbes: mensen zijn hebzuchtig en de een bezit meer dan de ander
- Locke: positiever mensbeeld; rationeel eigenbelang zal een positieve uitwerking hebben op het
individueel welzijn en op de samenleving als geheel
- Smith: het gaat om de welvaart in een land; bij vrije markten nam de welvaart toe (elke
inwoner mag goederen maken en verkopen). Arbeidsdeling = efficiëntie.
Marx legt de nadruk op ongelijkheid. In de vrije markt neemt de welvaart wellicht toe, maar niet in
gelijke mate voor iedereen. Sterker nog: het daalt voor de arbeidsklasse.
Marx & Engels – Het historisch materialisme: veranderingen in de wijze waarop in het bestaan wordt
voorzien (materiële basis), verklaren de loop van de geschiedenis.
Kapitaalbezitters (bourgeoisie) bezitten de productiemiddelen
Hun doel is het maken van winsten
De arbeidskrachten produceren goederen en diensten, maar krijgen slecht betaald.
Productiekosten moeten laag blijven, investeren in machines.
Zij vormen het proletariaat en worden uitgebuit. De dreiging voor vervanging (door andere
arbeiders of machines) dwingt de arbeider; beter iets dan niets.
Waardoor een alsmaar grotere ongelijkheid ontstaat
Wet van de kapitalistische accumulatie: de rijken worden rijker, de armen worden armer.
Enige oplossing: revolutie; het ontstaan van een communistisch systeem. Door het klassenbewustzijn
komt het proletariaat samen in opstand tegen de kapitaalbezitters.
Werk:
- Marx is niet tegen werken, maar wel tegen de manier waarop er in het kapitalistische systeem
vorm aan wordt gegeven.
- Commodificatie van werk: het tot verhandelbaar goed maken van werk. Het gaat om hetgeen
dat het oplevert en niet om de creativiteit.
- Kapitaalbezitters betalen lonen (ruil-waarde van aarbeid) maar de gebruik-waarde is hoger. Het
verschil hiertussen is de ‘surplus-waarde’ welke de winsten van de kapitaalbezitters vormen.
- Illusie: zonder werk is er geen loon, dus accepteer je slecht werk.
- Vals bewustzijn: het systeem appelleert van vrijheid, geluk van geld en consumptie. Het geloof
in het (vrije) systeem zorgt dat wij ons blijven toegeven aan de kapitaalbezitters.
Arbeidsdeling: het verdelen van productiestappen.
Smith: … essentieel voor welvaartsgroei
Marx: … reduceert het individu tot gebruikerswaarde in het kapitalistische systeem
vervreemding:
- Vervreemding van het product dat gemaakt wordt
- Vervreemding van het productieproces
- Vervreemding van de menselijke essentie (creativiteit en hoger bewustzijn)
- Vervreemding van elkaar (leven om te werken)
Waarom zijn de voorspellingen van Marx en Engels nauwelijks uitgekomen?
, 1. De rol van scholing; onderwijsexpansie: over geschoolde arbeiders kun je minder uitoefenen,
omdat hooggeschoolde en gespecialiseerde arbeiders minder eenvoudig te vervangen zijn.
2. Groeiende middenklasse; groeiende opwaartse mobiliteit: arbeiders kunnen
medeaandeelhouders zijn. Dit haalt onvrede weg.
3. Arbeidersklassebewustzijn: stemrecht voor de arbeidersklasse afgedwongen.
4. Vereniging in vakbonden en politieke arbeiderspartijen zorgt voor inzicht in nieuwe
mogelijkheden.
Tussen wie en wie? Ongelijkheid tussen de armste 10% en rijkste 10% (van Nederland). Of tussen
mannen en vrouwen, of tussen verschillende etnische groepen.
Met betrekking tot wat? Inkomen, maar ook over vermogen (bezit) en welk schaars goed dan ook.
Gini-coëfficiënt: Maatstaf om ongelijkheid te meten van 0 (geheel gelijk) naar 1 (volkomen ongelijk)
De rol van ideologie:
- Algemene ideeën waarvan de samenleving is doordrongen
- Vorm gegeven door de heersende klasse
- Ideologie van consumptie; onder de indruk zijn van grootverdieners in plaats van de
ongelijkheid ervan zien.
- Religie als dempende factor; mensen worden minder kritisch op het systeem
Hoorcollege 3 Durkheim – Cohesie in de samenleving
Voorafgaand aan Durkheim:
Hobbes: Mensen zijn van nature hebzuchtig en gaan de strijd aan om steeds meer te krijgen
van hetgeen dat schaars is. Hier moet je fysiek sterk of juist slim voor zijn. Zonder staat
(Leviathan) is er een oorlog van allen tegen allen.
Locke: Als de wetgevende en rechtsprekende machten in staat gescheiden zijn, is de kans van
geweld van de staat tegen haar burgers kleiner.
Montesquieu: Trias Politica
Émile Durkheim: Hoe leven mensen vreedzaam samen? Hoe houdt een samenleving stand en hoe
consumeert deze zich?
Het gaat niet alleen om het individu, maar juist ook over de groepen en relaties tussen mensen in
samenlevingen. Zo zijn er bepaalde groeperingen, waar we allemaal onderdeel van zijn:
1. Categorie van mensen
2. Groep mensen die directe relaties met elkaar hebben
3. Instituut of vereniging waar mensen lid van kunnen zijn
De normen en waarden die binnen deze groepen gelden worden gehandhaafd middels een contract
(geschreven regels) en ongeschreven regels (bepaalde gedeelde ideeën). Hierdoor voelen we een
druk om ons te houden aan bepaalt gedrag.
Het structureel-functionalisme: de samenleving is het product van menselijke afspraken, normen,
waarden en gedragingen.
Sociale feiten en collectieve werkelijkheid: De wijze waarop de structuur van de samenleving
mogelijkheden biedt en oplegt, wat betreft gedrag en handelen. Dit is relevant om onze
werkelijkheid te begrijpen. Hier ontstaan er allerlei onbewuste verbindingen tussen losse feiten
sociale feiten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lynneertwegh. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.32. You're not tied to anything after your purchase.