inleiding 10e editie (978904038126)
1. Wat is de definitie van psychopathologie?
, A. Het bestuderen van lichamelijke ziekten.
B. Het analyseren van culturele verschillen in gedrag.
C. Het beschrijven van psychische stoornissen, oorzaken daarvan en behandelingen
daarvoor.
D. Het onderzoeken van sociale interacties.
2. Welke van de volgende criteria wordt gebruikt om afwijkend gedrag te
beoordelen?
A. Ongepast gedrag, gevaar, culturele acceptatie, persoonlijke voorkeur.
B. Emotionele stabiliteit, sociale acceptatie, realiteitsperceptie, gevaar.
C. Uitzonderlijk, sociaal afwijkend, foute perceptie van de realiteit, aanzienlijk
emotioneel lijden.
D. Gevaar, culturele acceptatie, persoonlijke voorkeur, emotionele stabiliteit.
3. Welke historische figuur wordt geassocieerd met de theorie van de vier
humores?
A. Freud
B. Pinel
C. Jung
D. Hippocrates
4. Wat is het biologische perspectief op afwijkend gedrag?
A. Het benadrukt de rol van onbewuste conflicten.
B. Het focust op leerprocessen en conditionering.
C. Het richt zich op de invloed van neurotransmitters en hersenstructuren.
D. Het legt de nadruk op sociale en culturele factoren.
5. Welke neurotransmitter wordt geassocieerd met het reguleren van
emotionele stemmingen?
A. Dopamine
B. GABA
C. Noradrenaline
D. Serotonine
6. Wat is het psychodynamische model van Freud?
A. Het model dat zich richt op bewuste gedachten en gedrag.
B. Het model dat zich baseert op sociale interacties.
C. Het model dat onbewuste motieven en conflicten benadrukt.
D. Het model dat zich richt op biologische factoren.
7. Welke van de volgende is een afweermechanisme volgens Freud?
A. Conditionering
B. Modeling
C. Sublimatie
D. Bekrachtiging