Samenvatting overzichtelijk schema die de operante en klassieke conditionering vergelijkt
53 views 4 purchases
Course
Leerpsychologie (H000358A)
Institution
Universiteit Gent (UGent)
Vind je leerpsychologie ook een moeilijk vak? Weet je niet goed waar te beginnen? Wil je graag een overzichtelijk schema die over alle moderatoren de klassieke met de operante conditionering vergelijkt? Hou je niet van drukke samenvattingen met 115 verschillende kleuren? Dan is dit schema perfect ...
regelmatigheden in het klassieke conditionering operante conditionering
voorkomen van één
prikkel
= regelmatigheid in het voorkomen van twee/meer = regelmatigheid in het samen voorkomen van
prikkels/stimuli die op een bepaalde manier samen prikkels/stimuli en een gedrag dat zorgt voor verandering
kunnen voorkomen en dat zorgt voor verandering in in gedrag van het organisme
gedrag van het organisme
Functionele effecten worden aard van de stimuli/prikkels (aard van US en CS) aard van de stimuli/prikkels (aard van sd en sr)
kennis gevonden met veel
(moderatoren) klassieke conditionering is een algemeen fenomeen operante conditionering is een algemeen fenomeen
verschillende soorten
stimuli
Moderator 1: - kan met allerlei stimuli optreden (eenvoudig tot - kan met allerlei stimuli optreden (eenvoudig tot
aard (soort) van complex) geldt zowel voor de US als voor de CS complex) geldt zowel voor sd (discriminatieve
de stimuli wel invloed van de aard
- brede toepasbaarheid → zeer interessant fenomeen prikkel) als sr (resultaatprikkel) → door abstractie
van de stimuli
naar functie te maken van prikkels kunnen we op heel
- observationele conditionering: sociale stimuli → je veel dingen in het dagelijks leven een functionele
habituatie = effect, geen
ziet de reactie van iemand anders (US) op iets (CS) analyse maken
mentaal proces
- conditionering via instructies: verbale stimuli
→habituatie is trager
- sociaal leren: de impact van 1 specifiek type van - sensory reinforcement: sr is hier geen specifieke
voor affectieve/biologisch
regelmatigheid op het gedrag van een observatie, prikkel, maar de gebeurtenis dat een prikkel wordt
relevante dan voor
meer bepaald regelmatigheden waar het gedrag van aangeboden, feit dat er iets gebeurt zorgt dat
neutrale stimuli
een model een van de elementen is, of waar het frequentie gedrag toeneemt (als je mensen in een
gedrag van de observator geen deel uitmaakt van de prikkelvrije kamer zet gaan ze zelf prikkels maken)
sensitisatie = heel
regelmatigheid
belangrijke/ intense
- leren via instructies is ook effectief wanneer
prikkels leiden tot
stimulus en prikkel nooit samen voorkomen
toename van intensiteit
reactie na herhaaldelijk invloed van de eigenschappen van de Sd en Sr op de mate
invloed van eigenschappen van de CS, US en de relatie
aanbieden van de prikkel van operante conditionering
tussen CS – US op de mate van klassieke conditionering
generalisatie van intensiteit van de prikkels
intensiteit van prikkels: invloed op snelheid en sterkte
habituatie i.f.v. grotere intensiteit van prikkels: grotere invloed op
van de conditionering
similariteit = hoe meer de OC/beter leren
prikkels op elkaar lijken, wanneer je begint met een milde straf en dan de intensiteit
hoe meer generalisatie opvoert, heeft deze minder effect
van habituatie
,Moderator 1: intrinsieke relatie tussen CS en US: leren is selectief: Intrinsieke relaties tussen de r - sr
aard (soort) van bepaalde relaties worden sneller geleerd dan andere bepaalde gedrag – uitkomstrelaties worden sneller
de stimuli
geleerd dan andere
garcia: aversieleren (chemotherapie → vooral voor →oc wordt gemodereerd door de intrinsieke relaties
nieuwe prikkels leer je sneller aversie) stimuli - gedrag
→belangrijk of R behoort tot de klasse van gedragingen
die spontaan door de Sr worden uitgelokt bijten op
staafje en verschijnen mannetje
→Sr bepaalt dus grotendeels wat al dan niet als R kan
aangeleerd worden
Intrinsieke relatie lopen – shock of zeebaarsen
Intrinsieke relaties tussen de sd - r
koffiethermos: rood/blauw
impact van de soort (aard) US op de soort (aard) CR impact van de soort (aard) Sr op de soort (aard)
verandering in R
- appetitieve US: positieve emotionele reactie → aard van gedrag (r ) = hoe verandert gedrag (frequentie
gericht op het vervullen van een biologische kan stijgen/dalen)
behoefte →appetitieve CR beloning is niet hetzelfde als bekrachtiger
- aversieve US: negatieve emotionele reactie (angst, 1. Welke eigenschappen moeten sr hebben op het
walging) → defensieve CR descriptieve niveau zodat ze functioneren als
→eigenschappen van de US bepalen eigenschappen bekrachtiger/bestraffer op functioneel niveau?
van de CR
thorndike’s wet van effect =gedrag met een positieve
- US-revalidatie = de valentie (+/-) van de US uitkomst leidt tot stijging in frequentie → maar wat is een
veranderen tijdens de CS+ aanbiedingen positieve uitkomst (masochisme) + cirkelredenering
fase 1: aquisitie + fase 2: us revaluatie + fase 3:
testfase of CS nog een CR ontlokt hull’s drive theorie = een sr die de behoefte dichter bij het
optimale niveau van bevrediging brengt functioneert als
- contra-/counterconditioning: aard (welke US het is) bekrachtiger → maar behoefte is op mentaal niveau +
van de US veranderen tijdens de CS + aanbiedingen cirkelredenering
fase 1: aquisitie + fase 2: contraconditionering
, → eerdere paringen (CS – US1) kunnen neurale theorie = dopaminelevels verhogen is bekrachtiger
tenietgedaan worden door latere paringen (CS – →maar we werken hier op functionele niveau en niet
Moderator 1: US2) neuronaal (blijf op je niveau, aub)
aard (soort) van
→toepassing hondenangst: honden koppelen aan
de stimuli
positieve stimuli principe van premack = gedragingen met een hoge
natuurlijke frequentie (eten) fungeren als bekrachtiger
CR is niet altijd hetzelfde als UR (hondenbeet) om meer gedragingen met een lagere natuurlijke
frequentie te stellen (hendelduwen)
sd: r – r ipv sd: r – sr → een gedrag wordt gesteld
(hendelduwen) om een ander gedrag te kunnen stellen
(voedsel eten)
responsdeprivatiemodel (uitbreiding) = als wat je kan
doen (situationele frequentie) < wat je zou willen doen
(natuurlijke frequentie) dan zal de sr als bekrachtiger
optreden
→situationele factoren (want er bestaan geen echte
restrictieloze situaties)
→beide modellen maken geen veronderstellingen over
mentale processen
conclusie: niet mogelijk om obv descriptieve
eigenschappen van prikkels te voorspellen wat de functie
van de prikkel is (bekrachtiger/straffer)
→ we kunnen het descriptieve niveau niet rechtstreeks
mappen op het functionele niveau
2. Veranderingen in de kenmerken Sr (aversief maken)
bekrachtigende effect van een R-Sr relatie kan
tenietgedaan worden door de Sr achteraf aversief te
maken (fase 1: acquisitie + fase 2: sr revaluatie)
Moderator 2: niet- contingente Invloeden op onwillekeurig en willekeurig gedrag Invloeden op onwillekeurig en willekeurig gedrag
aard (soort) van prikkelaanbieding kan
het een invloed hebben op zowel willekeurig (bewust) als onwillekeurig zowel willekeurig (bewust) als onwillekeurig
geobserveerde zeer eenvoudige tot zeer
(autonoom/onbewust) gedrag kan beïnvloed worden (autonoom/onbewust) gedrag kan beïnvloed worden door
gedrag complexe gedragingen
(‘gedrag’ in de brede zin door kc oc (rechtstreeks/onrechtstreeks)
van het woord)
, autoshaping biofeedback: mensen kunnen fysiologische functiesvaak
labo-onderzoek: vaak →het pikgedrag (willekeurig) blijft zelfs als het de kans op wel beïnvloeden, maar niet duidelijk of dit rechtstreeks of
Moderator 2: gekeken naar voedsel vermindert onrechtstreeks is. Wel een groot praktisch nut.
aard (soort) van veranderingen in de
→aard van het gedrag wordt ook bepaald door aard van
het oriëntatierespons (OR)
geobserveerde de prikkel (duif zal anders pikken (cr) afhankelijk van de
gedrag ! habituatie van aard van de us (water of graan))
hartslagfrequentie even
snel voor affectieve en drie types van gedrag aard van de veranderingen in gedrag
neutrale stimuli (HR enkel
afhankelijk van novelty) 1. preparatorische/ consumatorische responsen: verschillende aspecten van gedrag: unit of behavior
responsen (appetitief of aversief) die het organisme →regelmatigheden hebben niet enkel een invloed op
veranderingen in
dynamics of affect = voorbereiden op komst van een bepaalde prikkel, verschillende soorten gedragingen, ook op verschillende
verschil tussen reacties (let op: niet altijd adaptief maar vaak wel) aspecten van gedrag (frequentie, kracht, snelheid, manier
en tegenreacties → bij waarop…)
herhaling wordt de adaptatie = aanpassen aan de omgeving →unit of behavior kan gaan van heel concreet tot heel
reactie zwakker en de → adaptatie kan adaptief (voordelig/ complex (hoeveelheid kracht voor hendel duwen/ een
tegenreactie sterker reactie dient het doel )/niet adaptief (niet nieuw gedrag stellen)
(drugs)
voordelig/contraproductief) zijn →eenheid bepaalt welk soort verandering van gedrag je
zal krijgen
→operant gedrag is nooit individueel, altijd een klasse van
2. contingentie-oordelen: (veranderingen in) oordelen gedragingen = operante klasse
over verbanden
meneer x eet aardbeien (cs) en krijgt een allergische → descriptieve en functionele responsklasse niet persé
reactie (us) hetzelfde
3. evaluatieve responsen: (reacties in termen van shaping = het creëren van nieuw gedrag door de unit of
goed/slecht) → verandering van de evaluatieve behaviour beetje bij beetje te verleggen
component treedt pas op na verandering van het →shaping als effect
contingentie-oordeel (je moet eerst oordelen dat de →kan gezien worden als de ontogenetische evolutie van
cs en de us samenhangen op een manier om te een nieuw gedrag
kunnen denken dat de valentie van de cs verandert →ook afhankelijk van variabiliteit
ten gevolge van een positieve/negatieve us) →bij het creëren van nieuw gedrag altijd goed denken:
reclame als evaluatieve conditionering: coca – cola wat wil ik maken + wat zijn de verschillende tussenstappen
(neutrale cs) + positieve beelden (positieve us) → de hierin
evaluatie van coca cola zal positiever worden
ratjes laten duwen met een kracht van 112 = nieuw gedrag
, onbewust leren: samenhang tussen verschillende onbewust leren: samenhang tussen verschillende
Moderator 2: geconditioneerde gedragsveranderingen geconditioneerde gedragsveranderingen
aard (soort) van
het
- onbewuste conditionering wordt meestal - ook een oordeel (bewuste kennis) is een gedrag dat
geobserveerde
gedrag geformuleerd vanuit een cognitief standpunt een functie is van regelmatigheden in de omgeving →
- functioneel standpunt: leren niet zien als opslaan experiment met meervouden (uob proefleider) en
van kennis (cognitief) maar als veranderingen in juwelen (uob pp)
gedrag → ook een oordeel (bewuste kennis) is een - information criterion probleem = als je onbewust
gedrag dat een functie is van regelmatigheden (het leren wil meten moet je nagaan of de pp de regel van
samen voorkomen van prikkels) in de omgeving de proefleider bewust doorheeft (meervouden) of er
mogelijks gecorreleerde regels die tot dezelfde
elke verandering in gedrag na samengaan verandering in gedrag kunnen leiden (juwelen)
van twee/meer prikkels komt pas na een
verandering in contingentie- oordeel heel veel gedrag dat op het eerste
zicht onbewust geleerd is is het gevolg
als ik boek (neutrale cs) en cute puppy (positieve us) van een bewuste, gecorreleerde regel
samen aanbied dan zie ik pas een evaluatieve
verandering van het neutrale boek als ik geoordeeld - rule-governed gedrag = gedrag gebaseerd op regels
heb dat het boek samenhing met de puppy over wat de contingenties zijn
- de regel/ rule = een contingency specifying
- cognitief: dit impliceert dat bewuste kennis stimulus/belief
belangrijk is voor conditionering →vraag blijft of - gedrag van mensen is rule based
conditionering onbewust kan optreden - in cognitieve termen: het gedrag van mensen is afh
van verbaliseerbare /bewuste kennis
- functioneel: meestal is het mogelijk om
veranderingen in contingentie-oordelen te - contingency-governed gedrag = gedrag is gebaseerd
observeren voor er andere effecten optreden van op de echte contingenties/ verband zelf in de wereld
het samen aanbieden van prikkels (niet verbale wezens (dieren))
dus ons gedrag is niet bepaald door wat er
werkelijk in de wereld gebeurt (contingenties)
maar door wat wij denken dat er in de wereld
gebeurt (eigen rules/beliefs) dus ons gedrag is
niet gebaseerd op een feitelijke maar op een
zelf geconstrueerde werkelijkheid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ambervercruysse. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.23. You're not tied to anything after your purchase.