100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting literatuur 'Theoretische verklaringsmodellen van het speciaal leren' $4.33   Add to cart

Summary

Samenvatting literatuur 'Theoretische verklaringsmodellen van het speciaal leren'

7 reviews
 721 views  110 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8 & 9 van het boek 'Developmental Disorders of Language Learning and Cognition' voor het vak 'Theoretische Verklaringsmodellen van het Speciaal Leren'.

Preview 3 out of 24  pages

  • No
  • H1, h2, h3, h4, h5, h7, h8, h9
  • October 6, 2018
  • 24
  • 2018/2019
  • Summary

7  reviews

review-writer-avatar

By: elsvanbroekhoven • 9 months ago

review-writer-avatar

By: annevangaal • 1 year ago

review-writer-avatar

By: kimschiphorst • 1 year ago

review-writer-avatar

By: marlijnvonk • 2 year ago

review-writer-avatar

By: FayLynnR • 5 year ago

review-writer-avatar

By: perlastunnenberg • 5 year ago

review-writer-avatar

By: Mvdp96 • 5 year ago

avatar-seller
Developmental Disorders of Language Learning and Cognition


Hoofdstuk 1 Understanding Developmental Cognitive Disorders

Ontwikkelingsperspectief: de beste manier om stoornissen te benaderen. Voor een goed begrip van
stoornissen is het van belang dat er kennis is van de ontwikkeling van deze stoornissen.

Cognitieve stoornis: de stoornis staat in verband met hoe het brein leert en vaardigheden uitvoert.
Dit wordt vaak in verband gebracht met de biologische mechanismen die in de ontwikkeling van
belang zijn.

Ontwikkelingsstoornissen: hebben betrekking op taal, lezen, rekenen, de motoriek, aandacht en
sociale interactie (leren, taal en cognitie).

Specifieke leermoeilijkheden: stoornissen waarbij er een achterstand is in één of een paar
vaardigheden, waarbij er normaal wordt gefunctioneerd op andere gebieden. Het IQ is hierbij
gemiddeld. Een voorbeeld van een specifieke leermoeilijkheid is dyslexie.

Algemene leermoeilijkheden: achterstand in (bijna) alle cognitieve functies. Moeilijkheden bij het
aanleren van verschillende vaardigheden. Het IQ is hierbij lager dan 70. Een voorbeeld een algemene
leermoeilijkheid is het Down Syndroom.

Het verschil tussen specifieke en algemene leermoeilijkheden wordt vaak gebaseerd op IQ tests.

Causaal model: volgens Morton & Frith zijn er 3 levels; biologisch, cognitief en gedrag.
Onderliggende processen in het kind staan in interactie met omgevingsfactoren. Alles staat met
elkaar in verband. Voor een complete uitleg van een stoornis moeten er minstens drie levels
beschreven zijn. De pijlen in het model zijn hypothetische causale verbanden. Een genetische
afwijking veroorzaakt een afwijking in de hersenen, wat weer cognitieve (emotionele) achterstanden
veroorzaakt, wat het geobserveerde gedragspatroon veroorzaakt. Omgevingsfactoren staan in
verband met elk level. Je kunt een level niet reduceren tot of verplaatsen met een lager level (dus
een cognitief level zoals emotie kan niet worden verplaatst door een neurologisch level zoals
problemen met de amygdala). Veranderingen in het gedragslevel kunnen dingen in het cognitieve
level wel veranderen. Deze veranderingen in het cognitieve level zijn afhankelijk van veranderingen
in onderliggende hersenmechanismen. Omgevingsmechanismen kunnen veranderingen aanbrengen
in de uiting van genen. Control-genen kunnen andere genen namelijk uitzetten als gevolg van
verandering in de interne en externe omgeving.

Het onderzoeken van genen kan door middel van populatie genetische en door moleculaire
genetische studies.

Populatie genetische studies: onderzoeken de patronen van erfelijkheid van een stoornis bij
individuen. Verwijdt het verschil in genetische associatie aan de hoogte van gelijkenissen in het
fenotype (geobserveerd karakteristieken). Veel tweelingstudies, waarbij eeneiige tweelingen al hun
genetisch materiaal deelt tegenover twee-eiige tweelingen. Als beide individuen in een tweeling
dezelfde stoornis hebben zijn ze concordant. Dit zou bij eeneiige tweelingen hoger moeten zijn als
genetische factoren ertoe doen. Een nadeel van deze studie is dat het soms niet te bepalen is of
iemand wel of niet een stoornis heeft, aangezien er hierin verschillende graden zijn. Daarom is er een
methode bedacht die enkel de invloed van genen op de karakteristieken onderzoekt. Dit wordt
gezien als erfelijkheid.

Moleculaire genetische studies: identificeren bepaalde genen die in verband zouden staan met de
ontwikkeling van een stoornis.

1

,Developmental Disorders of Language Learning and Cognition


Epigenesis: de ontwikkeling resulteert uit de interactie tussen genetische en omgevingsinput. Leren
(omgevingsfactor) opereert om structuren in de hersenen te wijzigen die ontwikkelt zijn onder
genetische controle en op zijn beurt het leren beïnvloedt.

De hersenen ontwikkelen als zich als een resultaat van complexe interacties tussen genetische
informatie en verschillende omgevingsfactoren.

PET-scan en fMRI: twee technieken die gebruikt worden om de patronen van neurale activiteit
tijdens cognitieve taken te meten. Beiden meten een verandering in de bloedstroom in specifieke
gedeeltes van de hersenen tijdens het uitvoeren van een bepaalde cognitieve taak.

EEG en MEG: twee technieken die betere tijdsinformatie geven over de patronen van
hersenactiviteit, maar daarentegen slechtere informatie geven over de lokalisatie van deze activiteit.

Modulariteit: visie waarbij het brein bestaat uit aparte systemen, net zoals een computer. Dit is
echter niet met technieken aan te tonen. Volgens Fodor opereren systemen in het brein snel en
moeiteloos en zijn deze er sinds de geboorte. Volgens hem zijn er naast input en output systemen
ook centrale (hogere) systemen, zoals die voor het redeneren en het probleemoplossen. Deze hogere
systemen zouden niet modulair zijn.

De enige manier om ontwikkelingsstoornissen te begrijpen is om deze te relateren aan studies over
een normale ontwikkeling.

Drie systemen die met elkaar in verbinding staan als het gaat om het begrijpen en produceren van
gesproken woorden bij volwassenen: herkenning (auditief input lexicon), productie (fonologisch
output lexicon) en de betekenis van woorden (semantisch systeem).

Kritische periode: als de ontwikkeling langzaam is kan dit de oorzaak zijn. Het kan zijn dat er een
specifieke periode van ontwikkeling is wanneer het kind wordt voorbereid om een bepaalde
vaardigheid te leren en dat als het leren niet gebeurt, het moeilijk of onmogelijk wordt om dit op
latere leeftijd nog te compenseren. Dit idee staat in verband met de plasticiteit van de hersenen. Er
wordt aangenomen dat er een kritische periode is op het gebied van het leren van taal. Er is echter
geen hard bewijs voor een kritische periode bij mensen.

Plasticiteit van de hersenen: in sommige stadia van de ontwikkeling gaan neurale veranderingen
gelinkt aan vormen van het leren gemakkelijk, maar als dit later gebeurt is er een afname van
plasticiteit.

Case studie: werd bijna altijd gedaan bij cognitieve neuropsychologie bij volwassenen. Het komt
echter niet vaak voor dat deze mensen beschikbaar zijn. Ook is het zo dat het gevaarlijk is om een
gemiddelde uit de resultaten van verschillende patiënten te halen omdat het groepsgemiddelde niet
representatief kan zijn voor de individuen van de groep.

Groepsstudie: wordt vaak gedaan bij ontwikkelingsstoornissen. Er wordt een generalisatie gedaan
over de patronen van achterstanden die een specifieke stoornis karakteriseren om zo achter diens
oorzaken te komen. Er wordt een generalisatie gedaan over een groep kinderen met een specifieke
stoornis (achterstand in de fonologische vaardigheid bij kinderen met dyslexie).

Cross-sectionele studies: kijken naar kinderen op één tijdstip.

Longitudinale studies: kijken naar kinderen op verschillende tijdstippen zodat men kan zien hoe
veranderingen met elkaar verschillen.



2

, Developmental Disorders of Language Learning and Cognition


Ability-matched control groep: een normaal ontwikkelende controle groep gebruiken die jonger is
dan de klinische groep, zodat ze hetzelfde presteren. Als de klinische groep slechter presteert dan de
normale groep kan gesuggereerd worden dat deze achterstand waarschijnlijk de oorzaak van de
stoornis is.

Oorzaken verhogen de kans op een bepaalde uitkomst (bijv. niet iedereen die rookt krijgt longkanker
maar de kans is wel hoog).

Path diagram (directed graphs): om causale verbanden te testen. Verschillende lijnen die verbanden
aangeven.

Vragen die je kan stellen als je eenmaal een oorzaak hebt gevonden:

- Universaliteit: komt de achterstand voor bij alle kinderen met de stoornis?
- Power: correleren de variaties in ernst van de achterstand met de ernst van de stoornis?
- Specificiteit: is de achterstand specifiek voor de stoornis of is de achterstand ook bij
andere stoornissen te zien?
- Theoretische plausibiliteit: als een achterstand sterk correleert met een stoornis moet er
een theorie worden ontwikkeld over hoe een achterstand in een vaardigheid (fonologie)
kan leiden tot een achterstand in de ontwikkeling van een andere vaardigheid (lezen)


Hoofdstuk 2 Reading Disorders I: Developmental Dyslexia

Leesnauwkeurigheid: wordt gemeten door het kind te vragen woorden hardop te lezen. Kinderen
met dyslexie vinden dit moeilijk.

Leesbegrip: kinderen moeten een stuk lezen (stil of hardop) waarna er vragen over de tekst worden
gesteld om te kijken of ze de tekst hebben begrepen.

Leesstoornis volgens de DSM: leesprestaties zijn lager dan verwacht bij die leeftijd, ondanks goed
onderwijs. Het leesniveau moet afwijken van het niveau dat wordt verwacht bij een kind met dat IQ
en die leeftijd.

Lezen en IQ: Rutter & Yule maakten onderscheid tussen specifieke lees retardatie (kinderen wiens
leesvaardigheid onder het voorspelde niveau ligt, gezien leeftijd en IQ – dyslexie) en achteruit lezen
(kinderen wiens lezen onder het niveau van hun leeftijd ligt, niet kijkend naar IQ).

Prevalentie: als we aannemen dat alle scores normaal verdeeld zijn (lezen, leeftijd en IQ) dan zou
2.28% van de kinderen meer dan 2 standaardafwijkingen onder hun voorspelde leesscore zitten. Dit
is rond de 3-6% van de kinderen (meer jongens dan meisjes).

Is het IQ echt van belang bij een leesstoornis? Dit hangt ervan af of kinderen met specifieke
leesbehoeften (slecht lezen in relatie tot leeftijd en IQ) anders zijn dan kinderen met algemene
leesstoornissen met lage algemene cognitieve vaardigheden. Onderzoek laat zien dat deze twee
groepen kinderen niet zo veel van elkaar verschillen. Rutter & Yule constateerden dat de eerste
groep zelfs niet zo snel leerde lezen als de tweede groep.

IQ correleert met leesnauwkeurigheid. Het voorspelt echter niet alle problemen die kinderen hebben
bij het leren lezen, zoals bij kinderen die problemen hebben met woordherkennings-leesproblemen.




3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maartjehoogveld. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76799 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.33  110x  sold
  • (7)
  Add to cart