Staatsrecht
= het geheel van regels m.b.t. de inrichting, de werking, de onderlinge verhouding van de organen van de
staat, en de fundamentele rechten van de burgers tegenover die staat en zijn organen. Het behoort tot het
publiekrecht.
Publiekrecht
= regelt de verhoudingen tussen de burger en de overheid. Hierbij horen het staatsrecht, het bestuursrecht,
het strafrecht, het strafprocesrecht en het fiscaalrecht
DE INSTELLINGEN
ALGEMENE KENMERKEN VAN DE BELGISCHE STAAT
1. Een democratische staat
• Democratie
= een staatsvorm waarin (een vertegenwoordiging van) het volk de hoogste macht heeft en een
overwegende invloed heeft op het regeringsbeleid
• Soorten regeringsbeleiden
Niemand 1 leider Sommige Iedereen
Anarchisme Monarchie Olygarchie Democratie
Dictatorschap Junta o Rechtstreekse
o Representatieve
• Principes van een democratie
o Er moeten geheime en vrije verkiezingen zijn.
o Er moet individuele autonomie zijn. Elk individu moet zich autonoom kunnen informeren,
eigen oordelen vormen, keuzes maken...
o Er moeten meerdere opties (partijen) zijn om uit te kiezen.
o Een aantal basisvrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst
moeten gewaarborgd zijn.
• Begrip ‘meerderheid’ en ‘bescherming van minderheden’
o Meerderheidsmodel
§ In een democratisch meerderheidsmodel geldt dan ook de meerderheidsregel: de
wil van de meerderheid (de helft plus één) is wet.
o Consensusmodel
§ Een meerderheidsmodel werkt niet in een samenleving waar permanent een vast
samengestelde minderheidsgroep leeft. Als de meerderheid dan consequent haar
wil oplegt aan de minderheid, werkt dit ondermijnend voor de hele samenleving. In
een consensusdemocratie probeert men daarom de belangrijke subgroepen in een
samenleving bij de besluitvorming te betrekken.
2. Scheiding der machten
• Om machtsmisbruik te voorkomen en de vrijheid van de burger te garanderen bestaat de trias politica.
Een 3-voudig onderscheid in overheidsfuncties:
o Wetgevende macht (WM)
o Uitvoerende macht (UM)
, o Rechterlijke macht (RM)
• Samenwerking en controle
o Ze controleren elkaar maar er is geen harde scheiding
§ Vb. de Koning is deel van de WM, hoofd van de UM en benoemt magistraten
§ Vb. de RM is “onafhankelijk”
• Minister van Justitie heeft positief injuncitierecht: recht om iets te laten
onderzoeken, via de procureur generaal
3. Representatieve instelling
• Representatief stelsel
= De burgers dragen via vrije verkiezingen hun beslissingsmacht over aan een
volksvertegenwoordiging. De gekozen volksvertegenwoordigers ontwikkelen het beleid in naam van
het volk.
• Volkssoevereiniteit
= het volk beslist rechtstreeks
• Nationale soevereiniteit
= de volksvertegenwoordigers beslissen
o Ze vertegenwoordigen de hele natie
§ Vb. je vertegenwoordigt Antwerpen ookal ben je van Brugge (Federaal)
§ Burgers beslissen wie er in hun plaats mag spreken maar in de praktijk oefenen de
volksvertegenwoordigers hun mandaat vrij en naar eigen inzicht uit
§ Mandaat niet intrekbaar maar slechts niet-vernieuwbaar à de kiezer kan het
gegeven mandaat niet intrekken maar kan alleen beslissen om het n.a.v. nieuwe
verkiezingen niet te vernieuwen
4. Gerationaliseerd parlementair regime
• Parlementair systeem
o Alleen het parlement heeft democratische legitimiteit
o De UM staat onder controle van de WM omdat zij niet verkozen zijn door het volk. De
regering moet dan ook altijd verantwoording afleggen aan het parlement
• Presidentieel systeem
o USA, Frankrijk, …
o President is rechtstreeks verkozen en dient geen verantwoording af te leggen
o President benoemt ministers die dan verantwoording aan hem/haar zal moeten afleggen
• Gerationaliseerd
o Politieke controle over de regering kan enkel door de KvV worden uitgevoert
§ Voor de grondwetswijziging in ’93 moest de UM altijd rekenen op een meerderheid
in de KvV
o Als men de regering wil laten vallen moet er een motie van wantrouwen ingediend worden
(art.46 Gw)
§ 1ste manier, ontbinding in de KvV: motie van wantrouwen aannemen EN
terzelfdertijd nieuwe 1ste minister voordragen aan de Koning of door een
vertrouwensmotie te weigeren en binnen de drie dagen een nieuwe 1ste minister
voor te stellen.
§ 2de manier, ontbinding door Koning: moet met een expliciete stemming in de KvV
5. Rechtsstaat
= een staat waarin burgers beschermd worden door regels die willekeur en machtsmisbruik moeten
voorkomen. Niemand staat boven de wet en de wet geldt voor iedereen.
, • 3 principes
o Rechtsgelijkheid: iedereen heeft gelijke rechten, maar iedereen moet zich ook aan de wet
houden. Ook de overheid
o Rechtszekerheid: de rechtspraak moet volgens bepaalde, objectieve normen verlopen
o De burger heeft bepaalde grondrechten tegenover de overheid
6. Erfelijke grondwettelijke monarchie
• Erfelijke monarchie
o Eerstgeboorterecht
= het koningschap gaat bij erfopvolging over op de erfgenamen van koning Leopold van
Saksen-Coburgs
o Als de koning beslist om te huwen zonder toestemming van de KvV verliest hij zijn troonrecht
• Grondwettelijke monarchie
o De rechten en bevoegdheden van de Koning staat precies omschreven in de grondwet
o Koning der Belgen, niet Koning van België
§ Hij is geen baas over de staat, het land maar enkel de mensen
o “Le Roi est mort, vivre le Roi”, klopt niet in België
§ De volgende Koning(in) is pas Koning nadat hij de eed heeft afgelegd voor de KvV en
de Senaat
7. Federale staat
• Belgie is een federale staat, samengesteld uit 3 gemeenschappen en 3 gewesten (art. 1, GW)
• Asymmetrische instellingen
o Elke deelstaat heeft zijn eigen WM en UM
o Bevoegdheden van het Vlaams gewest en de Vlaamse gemeensschap zijn samengevoegd tot
die van de Vlaamse overheid
• Soorten bevoegdheden
o Exclusieve bevoegdheid
= er is 1 overheid bevoegd voor een welbepaalde aangelegenheid
o Gedeeltelijke exclusieve bevoegdheden
= een bevoegdheid wordt in principe exclusief aan een bepaalde OH toegewezen, m.u.v. een
aantal deelaspecten die aan een andere OH worden voorbehouden
o Concurrerende bevoegdheid
= verschillende overheden hebben de bevoegdheid om welbepaalde aangelegenheden te
regelen
§ Integraal concurrerende bevoegdheden
= de federale overheid en de deelstaten zijn bevoegd, maar de deelstaten verliezen
hun bevoegdheid wanneer de federale overheid een eigen regeling uitwerkt
• Vb. belastingen
§ Beperkt concurrerende bevoegdheden
= basisregels worden door een overheid bepaald en de andere overheden kunnen
die aanvullen/aanpassen
o Parallelle bevoegdheden
= verschillende overheden beschikken hierover, ze maken het mogelijk de eigen bevoegdheid
vlot uit te oefenen
§ Vb. wetenschappelijk onderzoek
o Toegewezen bevoegdheden’ ↔ ‘residuaire bevoegdheden’
§ De Federale staat is enkel bevoegd voor door of krachtens de Grondwet uitdrukkelijk
opgedragen aangelegenheden
§ De deelstaten zijn bevoegd voor de overige aangelegenheden, die worden hen
toegewezen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller awamariedg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.