Voor de master 'Klinische Forensische Psychologie' aan Tilburg University wordt de cursus Klinische Forensische Psychologie gegeven. Deze samenvatting bevat een uitgebreide samenvatting van de hoorcolleges van het vak.
Wat is klinische forensische psychologie?
Forensische psychologie is een container begrip, waaronder verschillende dingen vallen. Forensische psychologie
is een wetenschap die zich bezighoudt met afwijkend gedrag; antisociaal gedrag, mensen die in aanraking zijn
geweest met justitie, en nog breder. Het houdt zich ook bezig met mensen die nog niet in aanraking zijn geweest
met justitie; er zit dus risicopreventie bij. Denk aan het bekijken van risicofactoren en buffers. Het gaat dus niet
enkel over criminele en delinquenten, maar het gaat over afwijkend gedrag en aanwijzingen hiernaartoe.
Als psychologen zijn we geïnteresseerd in persoonlijkheid: wat zijn de individuele kenmerken die verschillen en de
mate van antisociaal gedrag kunnen verklaren? Bijvoorbeeld: zijn er gelijke kenmerken over mensen heen die een
moord hebben plegen?
Kortom, klinische forensische psychologie is een wetenschap die zich bezighoudt met afwijkend (antisociaal)
gedrag, persoonlijkheid (waarom moordt persoon A iemand en persoon B niet in een bepaalde situatie), en
cognities (wat zijn de gedachtenpatronen onderliggend aan gedrag? Is men tolerant naar antisociaal gedrag toe?
Ziet men het slaan van anderen als gerechtvaardigd?). Preventie en interventie is van belang. Vaak kom je in
aanraking met mensen die al een fout begaan zijn, waarvoor ze behandeld dienen te worden. Bij diagnostiek gaat
men kijken hoe groot de kans is dat men een nieuw delict gaat uitvoeren, oftewel risicotaxatie. Men kan de vraag
ook stellen wat de kans/het risico is dat men überhaupt een delict pleegt. Forensische psychologische is een
snijvlak met de andere takken van psychologie, waaronder medische, biologische, ontwikkelings-, en sociale
psychologie. We zullen zien dat gedrag, persoonlijkheid, cognities en biologische processen in interactie met elkaar
werken.
Het forensische werkveld.
Als we meer praktisch kijken waar forensische psychologie plaats vindt, zijn er de volgende werkvelden:
- Politiebureau en huis van bewaring (cellencomplex waar men in detentie geplaatst wordt).
- Gevangenis en penitentiair psychiatrisch centrum (PPC; forensische zorg in gevangenissen).
- Pro-Justitia rapportage (in kaart brengen van een eventuele mentale stoornis, en als deze gelinkt is aan het
delict; in hoeverre is iemand toerekeningsvatbaar?).
- Zorginstellingen.
o Forensische psychiatrische poliklinieken deeltijdbehandeling.
o Forensische woonbegeleiding – niveau 1.
o Forensische psychiatrische afdelingen – niveau 2.
o Forensische psychiatrische klinieken – niveau 3.
o Forensische verslavingszorg klinieken.
o Forensische psychiatrische centra (tbs) – niveau 4.
In Nederland is er een uniek systeem: er is een opbouwende mate van beveiliging binnen de verschillende
werkvelden. De minst beveiligde behandeling is een polikliniek: men volgt behandeling maar woont thuis en heeft
werk. De forensische psychiatrische centra, of tbs, kennen de strengste beveiliging.
Hangen of leven: Kevin.
We zien een kort stukje van een interview met Kevin die herhaaldelijk in aanraking is gekomen met justitie. Wat
opvalt aan Kevin is dat hij al sinds kleins af aan begon met een antisociale levensstijl. Dit zien we vaak in de
populatie, namelijk een vroege start van een criminele carrière.
Hij laat ook zien dat het begint met iets kleins, zoals het stelen van een fiets, maar het wordt steeds heftiger. We
zien dat op een gegeven moment de mogelijkheden voor andere opties geblokkeerd worden, door onder andere
het hebben van een strafblad. Door het delinquente gedrag ontzeggen ze zich dus opties die anderen wel hebben.
Dit zorgt voor veel blijvende problematiek.
Kenmerkend ook voor deze populatie is dat er sprake is van comorbiditeit. Denk aan agressieve en depressieve
symptomen die hand in hand gaan. Veel soorten problematiek komen dus samen in één persoon. Maar wat
kunnen we hier aan doen?
Leerdoelen.
- Wanneer gaat normale ontwikkeling mis?
- Wat zijn risico- en beschermende factoren?
,- Hoe kan ik die factoren vaststellen bij mijn cliënt?
- Wat zijn effectieve behandelingen?
- Hoe voer ik die behandelingen uit?
De cursus: opzet en inhoud.
De leerdoelen van de cursus zijn als volgt:
- Wetgeving en organisatie Nederlandse forensische systeem.
- Toepassen theoretische modellen vanuit de forensische psychologie voor de verklaring van antisociaal gedrag
en cognities (in de (klinische) praktijk).
- Rol normale en abnormale ontwikkeling delinquent gedrag.
- Verschillende vormen van delinquent gedrag/ persoonlijkheid kunnen onderscheiden en herleiden.
- Kritisch kunnen reflecteren op wetenschappelijke literatuur en in staat de link te leggen naar relevantie voor
de praktijk.
Vier thema’s.
Er zijn vier thema’s, namelijk:
- Wetgeving en organisatie: wie krijgt zorg en in welke hoedanigheid? Onze wet/organisatie van ons zorg- en
strafsysteem voorziet wie naar de gevangenis of tbs gaat.
Verklaringsmodellen: wie komt voor welke zorg in aanmerking en met welke hoeveelheid?
- Uitingen: het type delinquent gedrag heeft invloed op de straf/maatregel.
- Risicotaxatie: wie komt voor welke zorg in aanmerking en met welke hoeveelheid?
Geschiedenis forensische psychologie.
Oorsprong forensische psychologie.
De oorsprong van de forensische psychologie kan al gelegd worden in de oudheid. In oude schriften van
Hippocrates stond bijvoorbeeld geschreven dat hij betrokken was bij een rechtszaak; hij dacht over hoe iemand
‘onnozel’ of ‘krankzinnig’ was. Hier werd dus al rekening gehouden met de geestestoestand van een persoon. We
zien dat in deze tijd veel mensen geen straf kregen wegens ontoerekeningsvatbaarheid.
In de middeleeuwen hield de rechter ook altijd rekening met de geestestoestand van een veroordeelde. Toen gold:
de ‘onnozele’ is zelf niet verantwoordelijk voor zijn of haar daden (= ontoerekeningsvatbaar), waardoor de familie
van de persoon in kwestie als verantwoordelijk werd bestempeld de onnozele kwam onder curatele van de
familie. Zo zou de familie bijvoorbeeld de gevangenisstraf moeten uitzitten. Er waren officiële machtigingen voor
de familie om de onnozele op te sluiten; ze konden bijvoorbeeld voor een kortere of langere periode het familielid
in de schuur opsluiten om antisociaal gedrag te voorkomen.
Aan het einde van de middeleeuwen, vlak voor de verlichting kwam er meer aandacht voor forensische ‘zorg’. Zo
waren er drie verschillende bewegingen:
1. 15e eeuw - oprichten dolhuizen: centra waar mensen met een geestenstoornis die een delict hadden gepleegd
werden geplaatst. Dit waren de voorlopers van de geestelijke gezondheidszorginstellingen = ‘gestichten’. De
condities hierin waren niet goed, maar het was de eerste inrichting voor ‘zorg’ aan geestesziekten die een
delict hadden gepleegd.
2. Ze dachten dat de mensen met een geestenstoornis die een delict pleegden, dat ze bezeten waren. Er werd
dan gedaan aan heksenvervolging. Ze gingen op bedevaar met de delinquenten, en gingen kerken af. De
geestenzieke werd aan de kerk vastgebonden (voor een paar nachten) zodat de duivel uitgedreven kon
worden. Men dacht dat de persoon in kwestie dan zou genezen na de bedevaart. Deze gedachtegang was
met name populair in de 16e en 17e eeuw.
3. Johannes Wier (1515-1588) was de persoon die voor het eerst dacht dat gepleegde delicten te maken hadden
met stoornissen gerelateerd aan bepaalde hersendisfuncties. Hierdoor kwam er meer aandacht voor
natuurlijke verklaringen van delinquente gedragingen.
De twee eerste bewegingen waren de onderboden voor de forensische zorg, terwijl Johannes Wier aanleiding gaf
voor de richting ‘forensische psychologie’.
Een ommekeer: de verlichting.
,Bij de verlichting gold: iedereen is hetzelfde voor de wet. Dit kwam door de Franse Revolutie (18 e eeuw), met
name door het verlichte denken.
De Code Pénal werd in 1810, na de Franse Revolutie, te Frankrijk opgericht. Deze werd opgericht want er was veel
machtsmisbruik door de rechter; de rechter schreef namelijk straffen toe waar hij op dat moment zin in had wat
ervoor zorgden dat er verschillende straffen werden toegekend voor hetzelfde gepleegde feit. Deze code stelde
wetten op waar de rechter zich aan moest houden. Dit rechtsboek was echter heel hard. Zo werd de doodstraf
uitgevoerd en lijfstraffen.
In 1809 kwam het Crimineel Wetboek in NL, en in 1811 kwam er ook een Code Pénal in NL. In 1886 vond de
invoering van het Wetboek van Strafrecht plaats; hierin staan alle wetten en straffen die de rechter kon opleggen.
Hierin stond dat men niet verantwoordelijk is voor een gepleegd delict, als men een geestesziekte had.
Door de jaren heen kreeg men meer aandacht voor psychisch functionering van de personen in kwestie. Tevens
werden meer wetregels opgesteld voor het opnemen van ‘geestengestoorden’. Er kwam dus meer aandacht voor
psychische afwijkingen. Daarbij hanteerde men een natuurwetenschappelijke benadering.
In Engeland sprak men van moral treatment: zijn er nu bepaalde biologische of natuurlijke oorzaken die gelinkt
zijn aan moraliteit? Kan men slecht zijn door de omgeving? In steeds meer landen kwamen er wettelijke regels
over de opsluiting van psychisch gestoorden.
19e eeuw.
Pinel sprak voor het eerst van manie sans délire (Pinel): een gemoedstoestand zonder aantasting van het verstand.
Pinel stelde dat het uitvoeren van een delict bijvoorbeeld ook kan door een persoonlijkheids- of emotionele
stoornis. Dit is een unieke observatie, want voor die tijd werd er gedacht van krankzinnige als mensen met een
beperk intellect. Hij zag in zijn patiëntengroep ook mensen met een normaal intellect, maar dat er bijvoorbeeld
ergens een affectieve stoornis zat, wat ervoor zorgde dat men zich antisociaal gedragen. Hij was dus als het ware
de grondlegger van de forensische psychologie zoals wij die kennen.
Steeds meer en meer rechtszaken kwamen aan bod waarbij de dader geen straf kreeg – zoals het geval was in
Engeland – op grond van de geestelijke toestand. Dit kwam doordat de psychologie meer in licht kwam bij het
uitvoeren van delicten.
De eerste krankzinnigenwet werd in 1841 ingevoerd: we moeten de mensen niet zo zeer gaan straffen, maar we
moeten ze wel trachten te helpen en dus streven naar verbetering; er kwam meer supervisie en verbeterde zorg.
Een persoon zou volgens dit maximaal 1 jaar opgesloten kunnen worden. In de 19e eeuw kon een rechter dus
zorgen voor 1 jaar opsluiting, om de persoon ‘te helpen’. Dit leidde later tot de tbs.
Vier verklaringen van psychische stoornissen.
De zorg en het recht kenmerkte zich door verbeteringen, alsook wetenschappelijke verklaringen. Er werden meer
natuurlijke verklaringen gevonden voor de link tussen mentale stoornissen en crimineel gedrag. Dit was als volgt:
1. Erfelijkheid (19e eeuw): vroeger dacht men dat immorele mensen andere immorele mensen voortbrachten.
Psychologische kenmerken zou men dus overerven van voorouders. Crimineel gedrag zou dus overgeërfd
worden dacht men vroeger. Erfelijkheid speelt een rol, maar wel in interactie met de omgeving, weet men
nu. Ook dacht men in die tijd dat immoreel gedrag af te leiden is aan uiterlijke kenmerken, bijvoorbeeld:
diepliggende ogen, unibrow, en een hoog voorhoofd. We weten dat dit idee niet correct is; die kenmerken
komen namelijk net zo veel voor in een niet-delinquente populatie. Dit zorgde er echter wel voor dat men
toch een systematiek probeerde te vinden om te achterhalen wie nu crimineel is en wie niet (taxatie proberen
te maken).
2. Degeneratie: bepaalde kenmerken die we hebben gaan achteruit; onze genen zouden verslechteren. Hierdoor
komen psychiatrische stoornissen voor. Dit is achterhaald. → Kenmerken verslechteren met elke generatie.
3. Evolutie: moraliteit is een kernmerk van een goede beschaving, maar immoraliteit betekend dat de beschaving
tot stilstand is gekomen en dat er dus geen evolutie meer is. Dit is achterhaald.
4. Neurologische verklaringen: zoeken in de hersenen wat er kan zorgen voor psychische stoornissen, en
delinquent gedrag. Een voorbeeld: Phineas Cage kreeg een ijzerpin door zijn orbito-frontale kwab; hij werd
impulsiever, kreeg een korter lontje, e.d. wetenschappers begonnen hierdoor te denken dat het brein van
belang is voor de verklaring van gedrag. Steeds meer wetenschappers houden zich vandaag de dag hiermee
bezig, met de vraag wat het brein allemaal doet. De neurologische verklaring is dus de enige verklaring die
overeind is gebleven.
,Strafrecht jeugdigen in 19e/20e eeuw.
We zien een belangrijke verschuiving naar het jeugdstrafrecht, met name in de 19 e en 20e eeuw. Met de Code
Pénal was er geen onderscheid tussen kind en volwassenen, omdat iedereen gelijk voor de wet was volgens de
verlichting. Kinderen kregen dus een net zo zware straf voor hetzelfde delict als volwassenen. Tijdens de Code
Pénal kwam iets nieuws: ‘rechter kan oordelen zonder oordeel des onderscheids’ iemand die jonger is dan 16
jaar zou het onderscheid niet goed kunnen maken tussen wat goed en slecht is, waardoor een mindere strafmaat
kreeg. Pas vanaf 1886 werd bepaald dat een kind van onder de 10 jaar niet gestraft kan worden, en een kind van
onder de 16 jaar lichter gestraft kan worden. Nu is er meer flexibiliteit.
In1905 werden vervolgens de kinderwetten ingevoerd: leeftijdsbepalingen laten we weg, maar vanaf 18 jaar kijken
we verder. Van straffen en wreking ging men overigens naar verbetering. Men zag in dat mensen die een delict
pleegden of een geestenstoornis hebben, dat deze mensen geholpen moeten worden.
Dit stond in het teken van de verschuiving naar een moderne strafrechtsschool: men ging zich richten op het
belang van de dader, en niet naar de daad: straffen stond in teken van herstel of verbetering. Ook wou men een
rechtvaardige straf geven. Mildere straffen kwamen hierdoor op, maar de veiligheid van burgers werd hier
mogelijk niet door gegarandeerd.
Er werd dus niet zozeer gekeken naar het gepleegde feit, maar dat er steeds meer oog kwam voor wie de daad
pleegt. Het maakte dus uit of iemand 12 of 24 was. Daarbij zien we ook dat men van straffen en wreking naar
verbetering en herstel gingen. Dit leidde ertoe dat er mildere straffen werden toegepast, wat uiteindelijk ook voor
kritiek zorgde: hoe zorgt men nu voor beveiliging van de maatschappij?
20e eeuw.
In het begin van de 20e eeuw was er het Voorstel van Hamel: qua straffen moet er een onderscheid gemaakt
worden tussen lichte en zware straffen, gebaseerd op het delict. Als mensen lichtere delicten hebben gepleegd
leggen we een straf of maatregel op, ter afschrikking. Indien er een zwaardere vergrijping is gepleegd: behandeling
en verpleging van lange duur. Bij zeer zware gevallen: terbeschikkingstelling van de regering. Hierbij kon een
behandeling wel 10 jaar duren, en daarna deed men een verdere overweging.
Pas 20 jaar later werden zijn voorstellen omgegoten in de psychopatenwetten (1928); de rechter kon tbr (zo werd
tbs eerder genoemd, of ter beschikking stellen) opleggen aan de regering en verpleging. De rechter had nu meer
mogelijkheden in zijn straffen en kon ook een gecombineerd vonnis uitspreken, waarbij als je 1/3 e van de
gevangenisstraf had gezeten, dat je dan naar behandeling over kon gaan.
Dit zorgde ervoor dat er in die tijd 88 tbr plekken waren. Binnen een paar maanden zaten deze vol want de rechter
wou geen zware straffen opleggen. Toen kwam de Stopwet in 1933 wat ervoor zorgde dat de rechter minder
makkelijk tbr op kon leggen. Dit kon nu enkel nog als men een zeer ernstig delict had gepleegd en als kans op
herhaling groot was. → criteria werden opgedreven om te spreken van tbs.
Ontwikkeling na de tweede wereldoorlog.
De commissie naoorlogs strafrecht kwam op. Veel mensen in de commissie hadden in de gevangenis gezeten en
wisten dat dit niet zo ideaal was. Hierdoor kwamen meer genuanceerde opvattingen over crimineel gedrag,
gevangenschap, zorg en behandeling. Er kwam een ommekeer in zorg en behandeling, de klinische zorg en de
sociaal wetenschappelijke inzichten.
Belangrijk hierin was de Utrechtse school van Baan, Pompe en Kempe. Hier deed men gezamenlijk onderzoek en
probeerde men de problemen aan te pakken. Zij streefden naar gespecialiseerde, en betere zorg voor
gedetineerden met een psychische stoornis. Zowel voor betere zorg voor gevangenen als speciale zorg voor
gedetineerden met een psychische aandoening werd gezorgd. De leer zorgde voor veel internationale
veranderingen.
Dit zorgde er ook voor dat er in de jaren 60’ veel mensen tbs kregen. Wat je ziet in deze populatie is dat het
voornamelijk patiënten zijn die vermogensdelict of fraude hebben gepleegd. Er was dus geen agressie aan te pas
gekomen, wat zorgde voor overvolle tbs klinieken. Vervolgens kwam de opinie dat men met name moest kijken
naar gewelddadige delinquenten. In de jaren 70-90 zorgde dit voor een daling in tbs’ers. Vanaf de jaren 90 was
voornamelijk verslavingsproblematiek en geweldproblematiek zichtbaar in tbs.
Geregeld waren er patiënten die steeds verlenging van tbs kreeg. Deze werden de ‘onbehandelbare’ genoemd.
Hiervoor werden de Longstay-afdelingen (1995) opgericht. Dit is bedoeld voor de patiënten voor wie het reguliere
,programma niet werkt. Hierin kan meer specialistische behandeling gegeven worden. Ze zijn dus wel te
behandelen, maar niet binnen het reguliere tbs systeem. Tevens is het verblijf hierin lang.
Basiswetgeving TBS.
In de jaren 70 veranderde de tijdsgeest en kwam de nadruk op zelfbeschikking en tolerantie van andere leefstijlen;
soort van antipsychiatrie. Men begon dus meer te denken over het afkomen van straffen en behandelen. De Wet
Bijzonder Opneming in Psychiatrische Ziekenhuizen of BOPZ kwam tot stand, wat een bepaling was die ervoor
zorgde dat je iemand tbs kan opleggen. Binnen enkele decennia ontstond een groep patiënten met ernstige
psychiatrische ziektebeelden waaraan geen intensieve zorg en begeleiding werd gegeven en die in sommige
gevallen overlast veroorzaakten. BOPZ ingrijpen waren niet (lang genoeg) mogelijk.
Achtergrond NL’se forensische context: tbs.
Hoe zit het tegenwoordig met tbs?
Straffen of behandelen?
Belangrijke vragen waar de rechter rekening mee moet houden zijn de volgende: waar wordt iemand van
verdacht? Wat is het delict? Hoe ernstig is het? Maakt de persoon een zieke/gestoorde indruk? Om hier iets over
te weten gebruikt de rechter een pro-justitia rapportage. Dit is de enige input die de rechter heeft, naast de
toelichting van de psychiater en psycholoog, over de geestestoestand van de verdachte. Dan moet er bepalen wat
er voorop staat: ligt de noodzaak op behandelen of straffen?
De rechter gaat dan kijken naar een maatregeling die aan drie criteria moet voldoen:
1. Proportionaliteit: iemand die uit zelfverdediging een ander persoon vermoord heeft, moet hier rekening mee
worden gehouden, en dus een lichtere straf krijgen. De ingreep of maatregel moet dus in verhouding staan
tot het te voorkomen gevaar en het gepleegde delict.
2. Subsidiariteit: je moet altijd proberen om de meest lichte straf te gebruiken. Een ingrijpende maatregel is dus
alleen toelaatbaar als met een lichtere niet kan worden volstaan. De vraag die hier centraal staat is of er
gehandeld werd vanuit een noodweer. Was er een andere uitweg mogelijk dan het gepleegde delict?
3. Doelmatigheid: straf moet effectief zijn in het afwenden van het gevaar. De straf moet her recidievenrisico
doen dalen.
Basis onder oplegging maatregel.
Wanneer kan de rechter tbs opleggen? Enkele criteria voor tbs:
- Delict gepleegd waarvoor minstens 4 jaar gevangenis kan worden opgelegd (ernst is hier criterium).
• Niet (helemaal) verantwoordelijk te houden a.g.v. psychische ziekte of stoornis = (verminderd)
ontoerekeningsvatbaar.
• Die indien niet behandeld tot herhaling van delict leidt. Bijvoorbeeld: persoon is psychotisch en krijgt
geen behandeling, waardoor er een herhaling van het delict voortkomt.
- Als iemand instroomt in een tbs denkt men dat de kans op recidieven 100% is; dus de kans op het opnieuw
uitvoeren van een delict is 100%. Door de behandeling zou dit percentage af moeten nemen. De behandeling
moet gericht zijn op het terugdringen van het recidiverisico tot maatschappelijk aanvaardbare normen.
Algemeen kan je zeggen dat tbs opgelegd wordt bij een ernstig delict en als er een link wordt gevonden tussen
stoornis en delict.
Kern van de tbs-maatregel.
tbs is een behandelmaatregel en geen strafmaatregel. Het is dus een combinatievonnis van behandeling en
opsluiting. Belangrijk: de wet zegt dat deze mensen behandeld moeten worden, maar dat men nadien terug naar
de maatschappij moeten kunnen. Het doel is dus resocialisatie.
De beveiliging van de maatschappij staat centraal en is het directe doel. Op korte termijn dient men te zorgen voor
beveiliging van de maatschappij. Denk hierbij aan het beschermen van de gebouwen, extra bewaking, etc. Op
lange termijn willen we de stoornis/ziekte behandelen, zodat als men vrij komt, dat de kans op herhaling klein is.
Verlof is onderdeel van het tbs-stelsel omdat terugkeer in de samenleving uiteindelijk het doel is.
Verlof en ontslag.
Er zijn verschillende typen van verlof:
, - Begeleid: er is constant iemand bij.
- Onbegeleid: je mag een paar uur alleen gaan.
- Transmuraal: je gaat naar een lagere instelling.
- Proefverlof: je bent wat langer op verlof; het is voorbereiding op de daadwerkelijke terugkeer.
Het verlof wordt bepaald door de rechter. Bij de verlofverlening is het recidievenrisico heel erg van belang. Wat
belangrijk is, is dat als de maatregel beëindigd is, dat men nog in een ander traject komt: men komt onder toezicht
van reclassering en verkrijgt ambulante zorg. Men probeert het toezicht te behouden, maar dit dient af te nemen.
Verlof en ontslag is vaak in het nieuws; wanneer een ex-tbs’er iets verkeerd doet komt dit direct in de media. Op
een jaar kent de rechter zowat 40.000 keer verlof toe. De gevallen die in de media komen is in dat geval echt een
incident en het verlofsysteem gaat eigenlijk heel goed.
Stroomschema.
Hoe gaat het stroomcircuit van het plegen van een delict naar teruggaan naar de maatschappij?
- Plegen van het delict.
- Vervolging en veroordeling door rechter: vaak combi van gevang en tbs. Eerst wordt het gedeelte van de straf
uitgezeten en dan vindt behandeling plaats.
- Tbs met voorwaarde (ambulant) of verpleging (kliniek).
- Als men in een kliniek zit kan men nog naar een Longstay afdeling gaan indien het niet goed gaat. Als het wel
goed gaat kan men op proefverlof.
- Als het goed gaat kan de verpleging worden beëindigd. Vaak komt men dan binnen een vervolgvoorziening in
de GGZ.
- Terugkeer in de maatschappij.
Basiswetgeving en ontwikkeling TBS.
De beeldvorming van tbs in de media is niet goed gesteld. In 2006 was de Commissie Visser die liet onderzoeken
wat tbs was en hoe het werkte. Dit bleek goed te werken, maar verbeterpunten zijn aan te merken: langer volgen
van tbs-gestelden na voorwaardelijke beëindiging. Onderzoek naar risico’s en effecten van tbs-behandelingen
werd tevens uitgevoerd. Ook concludeerde de commissie: betere aansluiting tussen de justitiële en de regulieren
zorg, én meer voorzieningen op maat verzorgen.
De conclusie: tbs werkt wel en goed, maar men moet langer en beter opvolgen.
Bij de implementatie van de aanbevelingen komt het accent eenzijdig op beveiliging van de maatschappij te liggen
(verlofverlening). Het politieke-maatschappelijke klimaat is over de jaren heen verhard (harde straffen). Enkele
incidenten die in het nieuws komen bepalen het beeld van tbs-gestelde; dit zijn dan misgrepen van een enkeling
uit een groep tbs-patiënten die zich vergrijpt tijdens hun verlof. Vervreemding en verdwijnende sociale structuren
belemmeren de integratie en vergroten de angst. Er komt meer een wij-zij denken; delinquenten en patiënten
staan vaak buiten de samenleving. “Wat men niet kent vreest men”. Er is weinig begrip voor deze mensen. Dit is
niet enkel binnen het volk maar ook binnen behandelaars. Zo worden mensen met een antisociale persoonlijkheid
vaak doorverwezen.
TBS profilering.
5 klassen van TBS-ers.
Wat zijn het nu voor patiënten die tbs krijgen? Naar aanleiding van de Commissie Visser werd er een onderzoek
gedaan. Er werd in kaart gebracht of de patiënten in klassen onderverdeeld konden worden. Het nut hiervan:
bepaalde behandelingen toekennen en verwachtingen kunnen stellen.
Een latente cluster analyse (manier om op basis van heel veel info te kijken of er gelijkenissen zijn tussen patiënten)
werd gebruikt om vijf klassen te vinden. Ze verschillen in termen van indexdelict en stoornis.
Klasse 1: de psychotische patiënt met meervoudige problematiek.
- 60% schizofrenie of andere psychotische stoornis.
- 18% pervasieve ontwikkelingsstoornis.
- 40 cluster B persoonlijkheidsstoornis.
- 20% persoonlijkheidsstoornis NAO.
- Generalist: weinig specifieke delicten.
- Meervoudige problematiek.
- Behandeling zit met name met antipsychotica.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MelissaBerben. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.04. You're not tied to anything after your purchase.