100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Medische Kennis HBO-V jaar 1 periode 2 AF en FC $6.98
Add to cart

Summary

Samenvatting Medische Kennis HBO-V jaar 1 periode 2 AF en FC

 55 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van Medische Kennis(gebieden) van de HBO-V in Groningen, jaar 1 en periode 2. Dit is een samenvatting van het boek 'Anatomie en fysiologie' en 'Farmacotherapie' samen in 1 document.

Preview 3 out of 17  pages

  • Unknown
  • October 9, 2018
  • 17
  • 2017/2018
  • Summary
avatar-seller
MK ANATOMIE & FYSIOLOGIE
Hoofdstuk 9 ademhalingsstelsel
Glucose + zuurstof  koolstofdioxide + energie (ATP + warmte)

Bouw van de neusholte:
Slijmvlies  hiermee is neusholte bekleed, eenlagig trilhaarepitheel met veel sereuze kliertjes en
slijmcellen.
Reukepitheel  bestaat uit epitheelcellen, veel sensoren gevoelig voor geurprikkels.
Sinus paranasales (neusbijholten)  holten in aangrenzende schedelbeenderen die eigenlijk
geen deel uitmaken van de neusholte, staan in verbinding met neusholte.

Functies neusholte:
- Zuivering lucht  trilharen met epitheel met kleverig slijm en vangen verontreinigen op.
- Verwarming lucht  oppervlakkig gelegen capillairnetwerk in neusholte draagt de warmte
van het bloed over aan de lucht
- Bevochtiging lucht  anders longweefsel uitgedroogd, neusslijmvlies bevochtigt dit.
- Keuring lucht  reukepitheel geeft info over de kwaliteit van de ingeademde lucht.

Mondholte:
 Klankvorming: gebeurt voornamelijk bij uitademing. De lucht stroomt langs de
stembanden  stembanden gaan trillen  geluid (neus- en bijholte hierbij betrokken).

Stembanden en stemvorming:
 Ware stembanden: spierplooi, bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel en vormen de m.
Vocalis (stemspier)  laten stembanden veranderen van vorm.
 Stemspleet = opening tussen stembanden.
Functies stembanden:
 Sluiten luchtweg af door stemspleet te sluiten.
 Brengen geluid voort.

Valse stembanden  brengen geen geluid voort. Functie: ware stembanden vochtig houden 
behouden soepelheid. Hoe groter de spanning, hoe hoger de toon.
 Lengte, elasticiteit en de massa van stembanden spelen een rol bij de toonhoogte

Luchtpijp en hoofdbronchiën
Respiratoir epitheel = binnenbekleding van trachea en hoofdbronchiën bestaat uit trilhaarepitheel
met slijmcellen en sereuze klieren, zelfde functie als neusslijmvlies  door maagzuur worden
ziektekiemen onschadelijk gemaakt.

Bronchiën en bronchiolen
Vertakkingen van hoofd bronchis  bronchi lobares  gaan naar longkwab en vertakken weer
in bronchi segmentales  splitsen weer in bronchiolen.

Longblaasjes
Fijnste bronchiolen monden uit in longtrechters, deze hebben weer allemaal longblaasjes
(alveoli pulmonalis), dit samen vormt een longweefsel, het oppervlak van de alveoli heet
ademhalingsoppervlak.

Longvlies:
 Pleura visceralis  vergroeid met buitenkant longweefsel.
 Pleura parietalis  vergroeid met borstwand, middenrif en aangrenzend structuren.


1

,Pleuraholte = ruimte tussen beide bladen met sereus vocht, vacuüm dus niet van elkaar wel
langs elkaar, lucht ertussen?  klappen samen (klaplong?).
Pleurasinus = twee borstvliezen in de thorax en van het diafragma komen tegen elkaar aan te
liggen.

Doorbloeding van de longen
 Arteriae bronchiales = zorgen voor bloedvoorziening longen (vertakkingen aorta).
 Venae bronchiales = voeren het zuurstofarme bloed af naar de bovenste holle ader.

Gaswisseling
- CO2 wordt naar uitwendig milieu vervoert en O2 naar de organen.
- Gebeurt door diffusie  concentratieverschillen van de gassen, van hoge O 2 spanning en
lage CO2 spanning concentratie.

Parentiële druk = druk die een gas veroorzaakt  gelijk aan de concentratie van de stof.
 Voor zuurstof  zuurstofspanning.
 Voor koolstofdioxide  koolstofdioxidespanning.

In de longblaasjes:
Hechten van O2 aan Hb:
Hemoglobine + zuurstof  oxyhemoglobine + waterstofion.
Koolstofdioxide wordt gediffundeerd en uitgeademd:
Biocarbonaat + waterstof  koolzuur  koolstofdioxide + water

In de weefsels
Stimuleert diffusie van koolstofdioxide naar het bloed de zuurstofafgifte van Hb aan de
weefselcellen:
CO2 + H2O  H2CO3  H+ + HCO3-
H+ + HbO2  HHb + O2

Ademhalingsbewegingen:
Ventilatie = verversen van lucht in de luchtwegen door verbruikte lucht uit te ademen en nieuwe
lucht in te ademen.
Inspiratie = tot stand door delen van de borstwand actief te laten samenwerken (inademing).
Kan op twee manieren:
 Afplatten diafragma = diafragmaspieren samentrekken  diafragma platter.
o Ook wel buikademhaling genoemd (borstholte wordt groter)  rustige ademhaling.
 Optillen van ribben  musculi intercostales externi (buitenste tussenribspieren)
aanspannen  ribben omhoog.
o Ook wel borstademhaling genoemd (thorax wordt groter)  bij toenemende
inspanning samen met buikademhaling.
o Hulpademhalingsspieren  bij extra inspanning ingezet (trekken de ribben nog
verder omhoog).
Expiratie  tot stand door thoraxverkleining, ademhalingspieren ontspannen (uitademing).
 Kost geen moeite, geforceerde expiratie wel want contractie van musculi intercostales
interni (binnenste tussenribspieren)  ribdaling wordt versterkt.

Regulatie ademhaling
Rekkingsgevoelige sensoren = geprikkeld wanneer de wand uitrekt, staan in contact met
ademhalingscentrum.
Hering-Breuer reflex  zorgt voor een normale ademhaling d.m.v. rekkingsgevoelige sensoren.


2

, Chemosensoren  zien wanneer er een te laag pH is  ademhalingscentrum laten ademhaling
dieper en sneller verlopen.

Onderbreking ademritme
 Zuchten  zuchtreflex  tot stand door O2tekort.
- Gapen  aanspannen van groot aantal spieren voor een diepe inademing.
- Slikken  ademritme wordt gepauzeerd.
- Niezen  niesreflex, lucht met orkaankracht uitgestoten.
- Hoesten  hoestreflex, prikkeling van slijmvlies van diepere luchtwegen.
- Hikken  onderbreking van ademritme door een heftig optredende contractie van
diafragma.
- Braken  braakreflex, maaginhoud keert terug naar keelholte, ademhaling wordt
onderbroken.
- Persen  stemspleet gesloten  buikholte verkleind  drukverhoging.

Spirometer  longfunctieonderzoek uitvoeren.
Longfunctiegrootheden
- Ademvolume (VT)  lucht die in rust in één ademteug ingeademd wordt (0,5L).
- Inspiratoir reservevolume (IRV)  lucht die je max. na een gewone inademing nog extra
kan inademen (man 3L, vrouw 2L).
- Expiratoir reservevolume (ERV)  lucht die je na een gewone uitademing nog extra kan
uitademen (1L).
- Vitale capaciteit (VC = IRV + VT + ERV)  lucht die je na een max. uitademing max.
ingeademd kan worden (man 4,5L, vrouw 3,5L), lengte etc. van invloed.
- Eénsecondelongcapaciteit (FEV1)  lucht die je in 1 sec. kan uitademen, geeft
doorgankelijkheid van luchtwegen weer (jongvolwassen 83%, ouder tot 70%).
- Residuvolume (RV)  lucht die na max. uitademing in longen achter blijft (man 1,5L,
vrouw 1L), niet helemaal leegblazen door kraakbeen dat luchtweg openhoudt.
- Totale longcapaciteit (TLC = VC + RV)  lucht dat longen bevat na max. inademing (man
6L, vrouw 4,5L)
- Functionele residulongcapaciteit (FRC = ERV + RV)  lucht die na een rustige
uitademing in de longen aanwezig is.

Ademhalingsfrequentie (Fa) = aantal ademhalingen per minuut (normaal 15).
Ademminuutvolume (AMV) = lucht die in één minuut wordt in- of uitgeademd. AMV= Fa x VT

Dode ruimte = gedeelte van de ruimte binnen de luchtwegen waar geen gaswisseling plaatsvindt.
 Anatomisch dode ruimte  wanden met plaatepitheel bedekt (luchtpijp, bronchiën,
bronchiolen).
 Alveolaire dode ruimte  ruimte waar de capillairnetwerken niet doorbloedt zijn.
Fysiologische dode ruimte  dode ruimtes samen, vindt geen gaswisseling plaats.

Hoofdstuk 7 spijsverteringsstelsel
Organisch = alle stoffen die gemaakt zijn in of door levende organismen.
Anorganisch = moleculen hebben hun oorsprong in niet-levende natuur.

Koolhydraten (suikers):
 Vormen grootste deel van voedsel;
 Brandstof;
 Aanmaak organische verbindingen (DNA);
 Bestaat uit koolstofatomen;
 Mono-, di- en polysachariden.
3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daaneva. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.98  2x  sold
  • (0)
Add to cart
Added