Samenvatting Ontwikkelingspsychologie () - 1e helft boek
20 views 1 purchase
Course
Ontwikkelingspsychologie (200300155)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Child Development
Samenvatting van de eerste helft van het boek, t/m hoofdstuk 7. Dit behandelt de stof t/m de peutertijd. Hiermee kan je de stof op tijd bijhouden als je zelf het boek niet hebt!
Samenvatting
OntWikkelingsPsychologie
CHAPTER 1 – Theoretical Perspectives in Developmental
Psychology
1.1. Genetische psychologie (1890-1950)
Nadruk op endogene factoren: invloeden binnen in het kind. Werd genetische
psychologie genoemd, gaat nog niet over genen, maar afkomst/ origine.
Granville Stanley Hall: kinderontwikkeling bevat recapitulatie: herbeleven
evolutionaire fasen van de geschiedenis van je ras. Determinist gelooft dat
psychologische ontwikkeling volledig komt door erfelijkheid. Moderne leven verstoort
ontwikkeling en zorgt voor ‘storm en stress’. Heeft de neiging veel vóór zijn tijd te
laten ontwikkelen (precocity/ vroegrijpheid).
Arnold Gesell: rationalist (?). Benadrukte rol van biologische maturation (rijping) in
kinderontwikkeling. Groei is onderworpen aan wetten, alleen geformuleerd door
gecoördineerde bijdragen uit verschillende wetenschappelijke domeinen. Zag
ontwikkeling als een continu proces, niet in fasen.
Erik Erikson: psychosociaal model van ontwikkeling (aandacht voor cultuur). Zag
ontwikkeling als cyclus die door verschillende fasen gaat. Elke fase bevat een ‘crisis’
(noodzakelijk keerpunt) en een moratorium (vertraging, waarin persoon de
uitdagingen van fase onder de knie kan krijgen).
Gesell deed onderzoek naar kinderontwikkeling, om interventies te bedenken voor
degene die van de ‘norm’ afwijken. Veel van zijn onderzoek was cross-sectional, hij
deed tweelingstudies, en onderzoeken met longitudinaal ontwerp (waarnemingen
over langere tijdperioden). Bij longitudinaal onderzoek zijn waargenomen verschillen
minder waarschijnlijk veroorzaakt door confounds.
1.2. Behaviorisme (1930-1950)
Nadruk op exogene factoren: buiten het kind/ omgeving. Ontwikkeling is continu en
evolutie speelt geen rol. “Biologie is de klei die gevormd wordt door de omgeving”
John B. Watson: behaviorisme = pure objectieve wetenschap. Beperkte psychologie
tot alleen dat wat direct geobserveerd kan worden (gedrag). Onderzocht klassieke
conditionering (Little Albert).
Ivan Pavlov: klassieke conditionering, geconditioneerde reflexen.
Burhuss F. Skinner: radicaal behaviorisme: denken en voelen van een persoon
wordt meegenomen in de analyse van gedrag. Operant conditioneren: shaping
(vormgeving) van gedrag door reinforcement (bekrachtiging). Hij geloofde dat
kinderen taal leren door bekrachtiging.
Albert Bandura: benadrukt leren door imitatie/ modellering. Reciprocal determinism:
gedrag van kinderen beïnvloedt ook de omgeving (niet alleen andersom). Ging meer
naar cognitieve psychologie toe. Onderzocht observationeel/ sociaal leren. Zelf-
regulatie: kinderen besturen hun eigen gedrag: (1) zelf-observatie (2) oordeel (3)
zelfreactie. Kinderen vormen over loop van tijd een zelfwaarde. Self-efficacy =
geloof dat je kan slagen in bepaalde taken. Sociale cognitieve theorie = hoe
mensen denken over hun ervaringen is net zo belangrijk als de ervaring zelf.
,Logisch positivisme: wetenschappelijk onderzoek met afhankelijke en onafhankelijke
variabelen, random toewijzen aan control- en experimentele groep, statistisch
hypothesen testen.
1.3. Cognitieve ontwikkelingspsychologie (1957 – nu)
Endogene en exogene factoren. Vergeleek hersenen met een computer
information processing model.
Mensen verschillen van elkaar omdat ze verschillende theorieën over de wereld
bouwen als gevolg van verschillende ervaringen theory theory.
Noam Chomsky: kritiek op Skinner over taal. Maakte onderscheid tussen
taalkundige competentie (kennis van taal) en taalkundige prestatie (gebruiken
van taal). Nieuw veld van ontwikkelingspsycholinguïstiek.
Nativisten: geloven dat informatieverwerking van kinderen grotendeels aangeboren
is en niet verandert tijdens de ontwikkeling. Chomsky was nativist: ‘taal zit in onze
genen’, door universele grammatica: taal specifieke mentale module (modulaire
benadering).
Doel onderzoek door cognitieve ontwikkelingspsychologen: de onderliggende
cognitieve competentie van het kind reconstrueren. Deze reconstructie bevat de
creatie van simulaties (d.m.v. computerprogramma’s).
1.4. Constructivisme (1950 – nu)
Endogene en exogene factoren. Ziet kind als actief verkennend.
Jean Piaget: constructivist: kind bouwt kennis over de wereld als gevolg van
interactie met de omgeving. Dat niet alles al aangeboren is. Nature en nurture even
belangrijk. Link tussen biologie en epistemologie (de leer van kennis): hoe gaat een
kind van biologisch naar logisch? Zag intelligentie als actieve betrokkenheid met de
wereld, die kwalitatief verandert wanneer het kind zich ontwikkelt.
Hij zag kinderontwikkeling als adaptatie aan omgeving, en in termen van constant
veranderende structuren; schema’s (basiseenheid van kennis). Interactie tussen
kind en omgeving heeft 2 zijden:
Assimilatie = kind past haar handelingspatronen toe. Schema’s gebruiken.
Accommodatie = kind bewerkt deze handelingspatronen. Schema’s aanpassen.
Als deze twee perfect in balans zijn equilibrium (evenwicht).
Piaget kwam met de volgende ontwikkelingsfases, die invariante volgorde volgen en
hij universeel stelde:
- Infancy and toddlerhood (0 – 2,5 jaar): begrip van ruimte, tijd, causaliteit en
object creëren (constructie van de werkelijkheid, als uitkomst van
sensomotorische intelligentie).
- Early childhood (2,5 – 7 jaar): representaties begrijpen en gebruiken:
semiotische functie, bevat vermogen om mentaal te reageren op internal
signifiers. Deze mentale acties zijn preoperationeel. Piaget: kind is eerst
individueel en wordt dan langzaam sociaal.
- Middle childhood (7 – 11 jaar): assimilatie en accommodatie zijn nu in balans,
mentale acties zijn nu echte operaties (kunnen ook omkeerbaar zijn). Kind
kan wel alleen nog denken over het echte en concrete, niet en mogelijke en
abstracte.
- Adolescense (11 jaar …): formele operaties. Nu ook het mogelijke en
abstracte.
, Piaget voerde klinische interviews uit (vroeg de kinderen aan een bepaald aspect
van de wereld te denken) en gebruikte Piagetiane taken om de kwaliteit van het
redeneren van kinderen te meten.
1.5. Het culturele perspectief (1980 – nu)
Bevat cultuur als bestanddeel van kinderontwikkeling. Mensenontwikkeling: proces
waarin biologie en cultuur bestanddelen zijn voor ontstaan van steeds complexere
psychologische functies. Materiële artefacten bieden de middelen waarmee mensen
omgaan met de wereld en met elkaar. Artefacten bemiddelen (mediate) tussen de
mens en de omgeving.
Lev Vygotsky: vond dualisme (materiele & mentale entiteiten) een probleem.
Idealisme moest uitgeroeid worden. Vond wel dat bewustzijn onderzocht moest
worden, maar zag dit als iets materialistisch, en is een systeem van
psychologische functies. Hij zag mensenontwikkeling als aangestuurd door de
behoefte om in een sociale wereld te leven. Maakte verschil tussen lagere- en
hogere psychologische functies.
Alexander Luria: neurofysioloog. Stelde dat psychologische functies niet
gelokaliseerd zijn maar resultaat zijn van meerdere gebieden die samenwerken
functional systems.
Aleksei Leontiev: onderzocht de bemiddeling van het geheugen in kinderen en
volwassenen. Ontwikkelde de activity theory: activiteit van de mens vormt de
substantie van bewustzijn. Drie levels: (1) activiteit, (2) acties/ doelen, (3) operaties.
Vygotsky, Luria en Leontiev creëerden nieuwe psychologie die culturele, historische
en experimentele benaderingen combineerde.
Jerome Bruner: ontwikkeling wordt gevormd door technologische vooruitgang in de
geest, welke culturele versterkers van motorische-, sensorische en
redeneringscapaciteiten bevatten.
Richard Shweder: cultureel antropoloog. Zegt dat culturele psychologie de studie is
van hoe de menselijke geest getransformeerd, gevormd en functioneel gemaakt kan
worden op manieren die niet gedistribueerd zijn over gemeenschappen over de
wereld.
Michael Cole: onderzocht de manier waarop verschillende culturen verschillende
ontwikkelingstrajecten voor kinderen definiëren.
Barbara Rogoff: onderzoekt samenwerken en leren van kinderen en rol van
volwassenen als instructeurs.
Urie Bronfenbrenner: ecological systems theory:
karakteristieken van een kind, samen met context, tijd
en interactie met mensen en objecten vormen samen
een interactief systeem.
Vygotsky stelde dat er een sociaal moment is in de
ontwikkeling: een kind ontwikkelt omdat andere
mensen interpreteren en reageren op wat hij/ zij doet
en zegt.
General genetic law of cultural development:
elke psychologische functie komt twee keer voor:
eerst op sociaal en interpersoonlijk (met anderen)
level, daarna op individueel en intrapersoonlijk (binnen
jezelf) level. Wordt waargenomen als internalisering.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pleunvandenboogaart. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.