,Zuigeling.
Lichamelijke en motorische ontwikkeling.
Bij de geboorte: 3500 gram en 50 cm.
6 maanden: 2x geboortegewicht en 65 cm.
1 jaar: 3 geboortegewicht en 72-82 cm.
6 motorische basisvaardigheden in het eerste jaar:
1. Hoofd draaien in buikligging bij ongeveer een maand en iets volgen met de ogen.
2. Omrollen tussen 4 tot 6 maanden.
3. Zitten, na 6 maanden zelfstandig rechtop zitten.
4. Kruipen tussen 7 en 10 maanden.
5. Optrekken voor het kind zelf kan staan.
6. Lopen na 12 tot 13 maanden.
Ontwikkeling grove motoriek:
0 – 3 maanden: grijprefex grijpen naar een speeltje.
3 – 6 maanden: doelgerichter bewegen en stevig iets vastgrijpen.
6 – 9 maanden: iets oppakken met de pincetgreep.
7 maanden: klappen en zwaaien.
9 – 12 maanden: wijzen.
Psychosociale en emotionele ontwikkeling.
Emotionele leven van een baby:
Verschillende gezichtsuitdrukkingen die in elke cultuur voorkomen.
Ontwikkelen vreemdenangst en scheidingsangst aan het eind van het eerste jaar.
Non-verbale decodering begint al vroeg.
Social referencing: vanaf 8 – 9 maanden.
12 maanden: zelfbesef en theory of mind.
Hechting tijdens de babytijd (4 patronen):
1. Veilig gehecht: moeder als thuisbasis. Als moeder weg is, raken ze van streek en
gaan naar haar toe als ze terug komt.
2. Angstig-vermijdend gehecht: kinderen zoeken niet de nabijheid van hun moeder
op. Als moeder terug komt, lijken ze haar te vermijden alsof ze boos zijn.
3. Angstig-ambivalent gehecht: combinatie van positieve en negatieve reacties. Bij
weggaan zeer gestrest, bij terugkomen ambivalente reacties. Soms nabijheid,
soms slaan en schoppen.
4. Gedesorganiseerd-gedesoriënteerd gehecht: inconsistent en tegenstrijdig gedrag.
Sociale ontwikkeling:
Vanaf 9 maanden: elkaar speeltjes aanbieden en achter elkaar aan kruipen.
Voor het eerste levensjaar: imitatiegedrag.
Interactie tussen moeder en kind is belangrijk voor de sociale ontwikkeling.
Basis voor de persoonlijkheid en duurzame eigenschappen.
Temperamentverschillen worden duidelijk zichtbaar.
Spraak-taal ontwikkeling.
Fasen:
, 1. Tussen de 0 en 6 maanden: kind hoort de stem van de ouders en reageert hierop.
Huilen is een vorm van praten. Vanaf 2 – 3 maanden maken baby’s verschillende
klanken. Vanaf 4 maanden allerlei geluidjes en kraaien.
2. Tussen de 6 en 12 maanden: baby’s herhalen hun eigen klanken en doen geluiden
na. Baby’s beginnen te brabbelen en vanaf 9 maanden begint een baby
eenvoudige opdrachten te begrijpen en later ook uit te voeren. Daarnaast begint
de baby met het maken van gebaren.
3. Vanaf 1 jaar: klanken combineren en nabootsen van anderen. Vaak nog geen
echte worden, maar wel hun eigen brabbeltaal. De meeste kinderen kunnen al
papa en mama zeggen en reageren op hun eigen naam.
Spraak ontwikkeling:
0 – 2 weken: u en hu. Met het hele lijfje terug praten.
Vanaf 6 weken: op één uitademing twee geluidjes maken. Soms
toonhoogteverschil.
Vanaf 12 weken: adem-, stem- en mondbewegingen combineren.
Rond 15 weken: kijken naar de mondbewegingen van ouders en deze zonder
geluid nadoen.
Rond 4 maanden: lange uithalende geluiden. Brommen en hoog gillen zonder
huilen.
Vanaf 5 maanden: brabbelen. Het lijken echte woorden maar de baby bedoelt er
nog niks mee.
Rond 12 maanden: eerste woordjes zoals ‘papa’, ‘mama’, ‘aai’ of ‘auto’.
Vanaf 17 maanden: ‘zinnen’ maken met twee woordjes.
Spelontwikkeling.
3 maanden: een rammelaar of knufel vasthouden.
4 maanden: steeds meer voorwerpen vastpakken en lichaamsdelen beter
gebruiken.
Veel in hun mond stoppen om op deze manier te ontdekken.
Motorisch functioneren oefenen door het gooien en duwen met blokken.
Daarnaast is water interessant.
6 maanden: kan goed alleen spelen. Speeltjes met geluid zijn leuk.
6 – 12 maanden: steeds meer kruipen, optrekken en dingen oppakken. Samen
spelletjes doen wordt steeds leuker.
Ontwikkeling van eten/drinken.
Tot 12 weken refexmatig eten.
7 maanden: bewust reageren op de fes en proberen zelf vast te houden.
8 maanden : spelen met de fes en deze zelf vasthouden.
10 maanden: steeds meer zelfstandig eten.
12 maanden: eten met handen vooral de duimen en wijsvingers worden gebruikt.
Vanaf 6 maanden: vast voedsel naast fesvoeding.
Vanaf 7 maanden: graag aan tafel eten en steeds meer vast voedsel.
10 maanden: helpen met eten en drinken.
12 maanden: mee eten met volwassenen.
Cognitieve ontwikkeling.
Leert herkennen.
Fles drinken, jas aan naar buiten.
Leert dat iets wat je niet ziet, niet absoluut weg is.
Eenvoudige begrippen: ‘Ga je mee?’ of ‘Hond zegt woef-woef’.
, Peuter.
Motorische ontwikkeling.
Op 3 jarige leeftijd weegt een kind 15 kilo en is zijn geboortelengte verdubbeld.
Vanaf dan ook groeipijn mogelijk.
Grove motoriek.
Peuters houden zich bezig met rennen, fetsen en met een bal spelen.
Tussen 2 en 3 jaar tegen een bal aan trappen en tijdens het rennen stilstaan en
achteruit lopen.
Lichaamsbewegingen worden vloeiender en evenwichtiger.
Fijne motoriek.
Oudere peuters kunnen al knippen, prikken, plakken, kleien en kralen rijgen.
3 jaar: toren bouwen van 10 blokjes en een pen goed vasthouden. Links- of
rechtshandigheid wordt zichtbaar.
Taalontwikkeling.
Steeds duidelijker praten en steeds langere zinnen.
Een peuter leert 10 nieuwe woorden per dag.
Veel te maken met fast mapping een proces waarbij nieuwe woorden gekoppeld
worden aan de betekenis.
Sociaal taalgebruik neemt toe.
Aan het eind van de peutertijd kan een peuter in 90% van de gevallen een goede
zin maken, met goede grammatica.
Gesprekken duren steeds langer, doordat een peuter steeds meer vragen stelt en
beantwoordt.
Cognitieve ontwikkeling.
Werkelijkheid en denken op elkaar afstemmen.
Meer uitleg en meer begrijpen.
Leert kleuren kennen en begrippen als groter, kleiner, de grootste, de kleinste.
Spelontwikkeling.
Peuters spelen vooral naast elkaar (parellel spel).
Steeds meer belangstelling voor wat de ander doet en naar elkaar kijken.
Delen is nog lastig.
‘Ruzies’ gaan om het niet kunnen delen van materialen.
Steeds meer imitatiespel en manipulerend spel (spel met zand of water).
Seksuele ontwikkeling.
Veel behoefte aan lichamelijk contact zoals knufelen en op schoot zitten.
Meer eigen gevoelens en steeds meer bewust van hun eigen lichaam.
Elkaar vergelijken en naar elkaar kijken om verschillen te zie.
Besef van verschil tussen hun eigen lichaam en dat van hun ouders.
Veel vragen stellen.
Experimenteren met geslacht door bijvoorbeeld verkleden.
Psychosociale en emotionele ontwikkeling.
Vanaf 2 jaar: Theory of mind verplaatsen in de ander.
18 maanden tot 3 jaar: autonomie versus schaamte/twijfel (Feldman). Vrijheid en
verkenningsgedrag onafhankelijker en autonomer of te veel beperkt/beschermd
schaamte en twijfel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michellemanders. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.59. You're not tied to anything after your purchase.