Ross en wilson anatomie en fysiologie in gezondheid en ziekte-
Dit is een grote samenvatting met alle leerdoelen op een rijtje. De leerdoelen komen voornamelijk van Casus Gestuurd Onderwijs en AFPF. Verder zitten er soms ook nog belangrijke aantekeningen bij.
Alle leerdoelen Blok C
Casus Gestuurd Onderwijs
Casus 1. Peuter Onno
De student herkent de angst van peuters en hun ouder(s)/verzorger(s) op de
kinderafdeling/PICU.
- Herkennen van angst bij peuters en hun ouders is naar eigen inzicht.
Daarom wel hieronder een overzicht over het verschil in verplegen:
Verschil verplegen of zorgen voor kinderen en volwassen?
- Zorg voor een kind is anders omdat:
Kind Volwassene
0-18 jaar 18 jaar
400 gram tot 100 kilo 50 kilo plus
Ontwikkelingsniveau: Ontwikkelingsniveau van een
- Foetus adolescent en volwassenen
- Zuigeling Is al opgevoed
- Peuter Zieke volwassenen
- Kleuter Patiënt en evt. partner
- Schoolkind
- Puber
Opvoeding nog bezig Een kind is niet een klein volwassenen
Gezonde kinderen
Zieke kinderen
Kind en ouders
De student verplaatst zich in de ouder(s)/verzorger(s) bij het geven van informatie
aan de ouder(s)/verzorger(s) van peuters bij verpleegkundige interventies op de
kinderafdeling/PICU
Het verplaatsen in de
ouders heeft vooral met
inlevingsvermogen te
maken van de
zorgverlener. Voorbeelden
van verpleegkundige zorg
bij het RS virus(casus 1):
, De student kan de verschillende ontwikkelingsfasen benoemen van de
peuter.
Hoewel de verschillende ontwikkelingsaspecten zo nauw met elkaar verbonden
zijn dat ze in de werkelijkheid nooit los van elkaar gezien kunnen worden, worden
ze voor de overzichtelijkheid toch hieronder afzonderlijk beschreven.
- Lichamelijke groei en ontwikkeling
o het meest in het oog springende kenmerk van de lichamelijke
ontwikkeling is de groei: het ‘groter’ worden. Organen worden
steeds groter en ontwikkelen zich. Het meest zichtbare is de lengte
en het gewicht. In vergelijking tot de zuigelingperiode verloopt de
toename van lengte en gewicht niet meer zo snel. Een peuter word
in 3 jaar gemiddeld 30 cm langer en 8kg zwaarder.
o Tijdens de groei veranderen de verhoudingen en daarmee ook het
uiterlijk van het kind. Een kind van 1 jaar is vaak mollig, met een bol
peuterbuikje. Een kindje van 4 heeft vaak langere armen en benen
en lijkt slanker.
o Ook gaan de tanden van de peuter tevoorschijn komen en is het
melkgebit vanaf 2.5 jaar ongeveer compleet.
o Groei van de organen:
1. Ontwikkeling van het gehoor
2. Ontwikkeling van de gezichtsscherpte
3. Ontwikkeling van het zenuwstelsel
4. Toename van het aantal bronchiën en groei van
longweefsel
- Motorische ontwikkeling
o De motorische ontwikkeling vindt plaats onder invloed van een zeer
ingewikkeld samenspel van:
1. Lichamelijke groei en rijping
2. Rijping van het centrale zenuwstelsel
3. Ontwikkeling van zintuigen
4. Ontwikkeling van de evenwichtsorganen
5. Cognitieve ontwikkeling
6. Emotionele ontwikkeling
o Bij de ontwikkeling van de motoriek spelen de aanleg (intern milieu)
van het kind en omgevingsfactoren (extern milieu) een rol.
o De snelheid van de motorische ontwikkeling wordt bepaald door
neurologische, lichamelijke en emotionele rijping van het kind.
o De motorische ontwikkeling wordt bepaald door de neurologische
rijping. Deze ontwikkeling verloopt net als bij de zuigeling als volgt:
1. Van binnen naar buiten (centraal naar perifeer) motoriek
ontwikkelt zich eerder naarmate ze zich dichter bij de romp
bevindt; zo zal de schoudermotoriek zich voor de
polsmotoriek ontwikkelen.
2. Van boven naar beneden (craniaal naar caudaal) de
rijping verloopt als het ware van het hoofd naar de tenen; zo
zal een peuter eert leren om een bal te gooien, pas later
leert hij de trappers van een driewieler te gebruiken.
, 3. Van grof naar fijn grove bewegingen kunnen eerder
uitgevoerd worden dan fijne bewegingen.
- Taal- en spraak ontwikkeling
o Taal is opgebouwd uit vier onderdelen;
o Fonologie de ontwikkeling van klanken
o Syntaxis de zinsbouw
o Semantiek de betekenis van gesprokene
o Pragmatiek taal in sociale context.
Taalontwikkeling in een schema:
2 maanden: naar elkaar kijken.
Voortalige periode 0-1 jaar 6 maanden: om beurten geluiden
maken.
9 maanden: vocaliseren en
brabbeldiagnoses.
12 maanden: begrip van enkele
woorden en zinnetjes.
12-18 maanden: brabbelen met
Vroeg talige periode 1-2,5 jaar betekenis, toename van
woordenschat, een woordzinnen
18-24 maanden: twee
woordzinnen.
24-30 maanden: meer
woordzinnen
Toename van woordenschat,
Differentialen periode 2,5-5 zinnen worden langer,
jaar inhoudswoorden, daarna ook
functiewoorden, vervoeging van
werkwoorden, woordenschat
5000 woorden, spreekt
verstaanbaar en vloeiend, weinig
opvallende fouten.
6 jaar: 2600 woorden actief 8000
Voltooiingsfase 5 jaar en worden passief
ouder 9 jaar: 5000 woorden actief
Volwassen: 10.000 woorden
actief.
- Cognitieve ontwikkeling
o Cognitie is het opnemen, verwerken en weer opnieuw kunnen
gebruiken van informatie en ervaringen.
o Wordt gestimuleerd door de motorische ontwikkeling en het opdoen
van nieuwe ervaringen
o Hangt samen met alle ontwikkelingen
- Emotionele ontwikkeling
, o De normale emotionele ontwikkeling van een peuter is een vervolg
op het hechtingsproces.
o Angsten: rond de 18 maanden ontstaan er soms angsten voor de
omgeving. De reactie van de ouders kan het kind gerust stellen.
o Angsten kunnen ook ontstaan doordat het kind nog geen begrip
heeft van verhoudingen.
- Seksuele ontwikkeling
o Uit zich in het ontdekken en spelen met zichzelf.
o Tussen de 2-5 jaar ontdekt een kind zijn eigen lijf.
o Later ontdekt de peuter ook het lichaam van vertrouwde anderen
en daarmee het verschil tussen jongens en meisjes.
- Sociale ontwikkeling
o De sociale ontwikkeling maakt een grote sprong voorwaarts.
o Als het kind peuter wordt raakt het meer op de buitenwereld gericht
op zowel volwassenen en kinderen.
o Pogingen om contact te maken gebeurt meestal non verbaal.
o De leefwereld van de peuter wordt groter en de sociale contacten
nemen daardoor toe.
De student kan uitleggen wat de zorg inhoudt voor het kind met RS virus en
zijn ouders.
Verpleegkundige vaardigheden bij kinderen
Technische handelingen dienen altijd samen te gaan met pedagogische
begeleiding
De vpk heeft de medewerking van het kind nodig
Op langere termijn dienen soms traumatische gevolgen voor de belevingswereld
van het kind niet uit het oog verloren te worden (plassertje)
Veel handelingen worden verricht in samenwerking met de ouders
Basisvaardigheden die de ouders gewend zijn thuis te verrichten (wassen,
tempraturen) kunnen al snel door hen worden overgenomen
De student kan uitleggen wat isolatie verpleging betekent bij kinderen en
hun ouders.
Het kind ligt alléén op een kamer. Het kind mag alleen van de kamer af wanneer
dit nodig is voor bepaalde onderzoeken, bijvoorbeeld het maken van een
röntgenfoto.
De verpleegkundigen en artsen die het kind verzorgen en bezoeken, treffen een
aantal voorzorgsmaatregelen wanneer zij bij het kind op de kamer komen.
Ook de ouders (en andere bezoekers) wordt verwacht, dat zij een aantal
voorzorgsmaatregelen treffen wanneer zij bij het kind op de kamer komen.
Uit de Folder van het VUMC:
o RSV is erg besmettelijk en wordt vooral overgedragen via handencontact. Het
virus kan enkele uren overleven op voorwerpen, zoals speelgoed, waardoor
besmetting kan plaatsvinden. In mindere mate vindt overdracht plaats via hoesten
en niezen. RSV verspreidt zich via direct contact. Uw kind mag niet van de kamer
af. Ook materialen, speelgoed en drinkflessen moeten op de kamer blijven. U en
, het overige bezoek dienen de handen met water en zeep te wassen als u de
kamer verlaat. Verpleegkundigen, artsen en pedagogisch medewerkers dragen
een blauw schort.
De student kan op een systematische wijze preventieve informatie
overbrengen aan ouder(s)/verzorger(s) en verplaatst zich hierbij in de
ouder(s)/verzorger(s).
Aandachtspunten in de benadering en advisering zijn:
o Aansluiten bij de beleving van de ouder
o De ouder laten uitpraten en nagaan welke aanpak in het gezin al
bedacht en uitgeprobeerd is.
Hiermee toon je dat je de ouders serieus neemt als partner in de
zorg.
o Bied de ouders ruimte en begrip, zodat zij erover kunnen praten.
De student kan potentiele vpk. problemen benoemen ten gunsten van RS
virus bijpassende interventies benoemen.
In het ziekenhuis worden de volgende interventies ondernomen:
druppelen & uitzuigen:
• De neus wordt regelmatig gedruppeld met fysiologisch zout en xylomethazoline.
• De neusslijmvliezen slinken en dit vergemakkelijkt de ademhaling.
• Het kan nodig zijn het slijm weg te zuigen. RSV zorgt voor veel slijmproductie.
voeding & vocht:
• Indien het kind slecht blijft drinken of wanneer het drinken te vermoeiend is krijgt het
kind een sonde (dit is een slangetje wat door de neus naar de maag gaat waar vocht en/
of voeding door toegediend kan worden). Soms krijgt het kind een infuus om extra vocht
te kunnen toedienen.
• Er wordt eventueel een vochtbalans bij gehouden. Hiermee kan nauwkeurig gemeten
worden wat het kind aan vocht binnenkrijgt en verliest. monitor (indien nodig):
• Indien nodig wordt het kind aan de monitor aangesloten. Het kind ligt dan met enkele
elektroden (draadjes) aan een monitor aangesloten. Daarmee kunnen ze de hartslag,
ademhaling en het zuurstofgehalte in het bloed in de gaten houden.
• Vaak moet er extra zuurstof gegeven worden ter ondersteuning van de ademhaling.
Het kind krijgt dan een slangetje vlak onder zijn neus. Dit wordt een zuurstofbrilletje
genoemd. Bij een ernstig beloop krijgt het kind een mond-neusmasker; soms zijn
kinderen zo benauwd en uitgeput dat de ademhaling volledig moet worden overgenomen
door kunstmatige beademing. Dit gebeurt op de intensive care voor kinderen.
Tegen RSV bestaat geen medicijn. De behandeling is symptomatisch richt zich tegen
de hinderlijke of pijnlijke verschijnselen van een ziekte.. Alleen de verschijnselen die het
virus veroorzaakt, kunnen worden behandeld. RSV is een virus, waardoor het geven van
,antibiotica niet zinvol is. De infectie geneest in principe vanzelf. De duur van de opname
kan variëren van enkele dagen tot 1-2 weken
Classificatiesystemen
Omaha:
Het Omaha System is een classificatiesysteem, terminologie- en codestelsel in 1. Met
Omaha System kun je de gezondheidstoestand, acties en metingen voor een cliënt
vastleggen. Het is onder andere toepasbaar in de maatschappelijke gezondheidszorg en
in de wijkverpleging.
NANDA Verpleegkundige diagnoses met desbetreffende interventies (Carpenito).
Hieronder vallen NIC (diagnoses) en de NOC (verpleegkundig zorgplan).
ICF model:
De ICF is een classificatie waarmee het mogelijk is het functioneren van de mens en de
eventuele problemen die mensen daarbij ervaren te beschrijven.
,AFPF Aantekeningen:
Casus 1 – Peuter Onno
De longen moetende volgende dingen zijn:
- Elasticiteit het vermogen van de long om weer in oorspronkelijke vorm aan te
nemen.
- Compliantie mate van rekbaarheid; hoeveel inspanning die nodig is om alveoli op te
blazen;
surfactant verlaagd de oppervlaktespanning.
- Luchtweerstand: Stel bronchoconstructie
Wat gebeurt er met de luchtweerstand? En met de ademinspanning?
Longvolumes en longcapaciteit
Longen en luchtwegen zijn nooit leeg anatomische dode ruimte.
Externe respiratie = gasuitwisseling in de long
Interne respiratie = gaswisseling in de weefsels
Effectief ademhalen:
Ventilatie: de aanvoer van de lucht naar de longblaasjes
Diffusie: de gaswisseling, via drukverschillen, O2 van alveolus bloed en CO2 van
bloed longblaasje.
Perfusie: doorstroming bloed door alveoli.
het bloed blijft stromen door de bloeddruk van een hoge naar een lage bloeddruk.
(slagader ader)
pompend hart
Genetische factoren:
- Genmutaties
verhoogde kans op het ontstaan van logkanker
verhoogde gevoeligheid voor tabaksrook
- Erfelijke eigenschappen:
verhoogde gevoeligheid voor verslaving
Symptomen
- Dypnose
- Hemoptoe
- Droge hoest
- weinig eetlust
- pijn op borst/ gewichtsverlies
- heesheid of stemverlies
- malaise
Er zijn twee type longkankercellen
- SCLC = kleincellig long carcinoom
ongedifferentieerd
- NSCLC = niet-kleincellig long carcinoom
adenocarcinoom
plaveiselcel carcinoom
grootcellig ongedifferentieerd carcinoom
Behandeling:
- Operatie: verwijderen deel of hele long
- Radiotherapie: bestralen
- Chemotherapie
- Immunotherapie: afweer stimuleren
- Doelgerichte therapie : immuuntherapie alleen bij bepaalde mutaties.
Prognose:
Bij diagnose al vaak uitzaaiing naar lymfeklieren aanwezig.
Ook uitzaaiiing mogelijk naar de bloedbaan
minder dan een kwart operabel. Bij ongeveer de helft van de patiënten komt de ziekte
terug. Prognose is slecht: bijna 85% overlijdt binnen 5 jaar.
het wordt steeds ietsje verbeterd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentyara. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.17. You're not tied to anything after your purchase.