Literally sentences from the book. All the important information, though. With an Antal game typos
By: maximehelgers • 5 year ago
By: michellelaurensse • 6 year ago
By: umuftuoglu • 6 year ago
Seller
Follow
helenegodding
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 1: Recht begrijpen
1. Recht is overal
Het recht is onzichtbaar, maar blijkt ook nog eens te lijden aan een hardnekkige vorm van
intersubjectiviteit. Voor recht zijn altijd andere mensen nodig. Recht ontstaat en bestaat pas
in de contacten tussen mensen. Waarom het gaat om een lastige eigenschap van het recht
wordt duidelijk als we bedenken dat we het ook oneens kunnen zijn over de inhoud van het
recht. Recht bestaat omdat mensen betekenis toekennen aan bepaalde taaluitingen en met een
beetje geluk zijn zij het daarover eens. Maar vaak lukt het niet om het daarover eens te
worden, al was het maar omdat de afspraken nooit waterdicht kunnen zijn.
Recht bestaat uit een geheel van regels die in taal kunnen worden uitgedrukt. Welke regels tot
het recht behoren is een kwestie van afspraken. Die afspraken zijn soms uitdrukkelijk
gemaakt en moeten in andere gevallen weer uit andere gegevens worden afgeleid. De
afspraken verschillen naar tijd en plaats en bovendien kan men ook nog eens van mening
verschillen over de inhoud. Een beginnende jurist moet eerst de taal van het recht leren,
vervolgens thuis raken in de afspraken die er over het recht zijn gemaakt en daarna zich laten
vertellen wat er volgens die afspraken tot het recht behoort.
Er is geen sprake van slechts een vorm van het recht. Recht verschilt naar tijd en plaats, dus er
zijn verschillende rechtsstelsels, ieder met zijn eigen afspraken. Universeel recht bestaat niet,
tenzij er afspraken zijn waarbij iedereen op de een of andere manier betrokken is.
2. Recht en regels
Recht bestaat in de eerste plaats uit rechtsregels. Regels verbinden voorwaarden met
gevolgen (‘’als...dan...’’-structuur). Bovendien bouwen regels vaak allerlei voorbehouden in,
omdat er ook nog andere regels kunnen zijn die ervoor zorgen dat het toch nog anders afloopt.
Daarom gebruiken juristen die een uitspraak doen over de inhoud van het recht, vaak termen
als ‘in beginsel’.
Er is ook nog een ander aspect aan regels. Regels maken het leven voorspelbaar. Als de regel
duidelijk is en wordt gehandhaafd, dan weten we precies wat er gaat gebeuren als aan de
voorwaarden is voldaan. Het is zelfs zo dat wij vinden dat iedereen er aanspraak op kan
maken dat het leven deze voorspelbaarheid heeft. Dat wordt rechtszekerheid genoemd.
3. Materiële en formele regels
Het onderscheid tussen materieel en formeel is erg nuttig als het gaat om een eerste
onderscheiding tussen soorten regels. Regels die gaan over inhoud (de wat-regels) noemen we
materieel, de regels die gaan over de procedures (de hoe-regels) noemen we formeel.
Processualisten bewaken de formele regels, de procedures, en zijn ervan overtuigd dat als de
procedures fair zijn en worden nageleefd, het materiële recht ook aan die eisen zal voldoen.
Neutralen beschrijven het recht zoals het is en proberen daarin zo objectief mogelijk te werk
te gaan. De neutralen noemen zich wel eens positivisten. Dit houdt verband met het positieve
recht. Met het positieve recht wordt het geldende recht bedoeld. De positivisten kunnen best
kritiek op het recht hebben, maar die kritiek wordt altijd geleverd vanuit het perspectief van
het recht zelf. De kritiek is intern-systematisch en niet extern-dogmatisch. Of om het juridisch
te zeggen: hun kritiek is formeel, niet materieel.
4. De afspraken over de regels die rechtsregels zijn (rechtsbronnen)
,Rechtsbronnen zijn de plaatsen waar rechtsregels gevonden kunnen worden. De
rechtsbronnen bestaan uit de regels van wetgevers, internationale verdragen, rechterlijke
uitspraken, de gewoonte en het ongeschreven recht.
De regels van wetgevers
De eerste afspraak is dat er wetgevers (erkende regelgevers) zijn die de bevoegdheid hebben
om rechtsregels te maken. De wetgevers die op grond van de afspraken erkend worden als
rechtsregelgevers, kunnen heel divers zijn en ieder rechtsstelsel heeft zo zijn eigen wetgevers.
De regelgevende bevoegdheid komt toe aan het staatshoofd, het parlement, de regering, de
ministers, de territoriale besturen, de functionele besturen en zelfs de daaraan verbonden
bestuurders en organen. Door een hiërarchie aan te brengen kunnen conflicten tussen regels
worden opgelost. Bovendien kunnen conflicten tussen regels worden voorkomen door
exclusieve bevoegdheden toe te kennen aan bepaalde regelgevers, zodat de ene regelgever
zich niet mag begeven op het terrein van de andere regelgever.
Veel rechtsstelsels kennen een grondwet. Het is niet ongebruikelijk om daarin fundamentele
zaken te regelen als de inrichting van de staat, de onderlinge verhouding tussen verschillende
organen, de beginselen waarop de staat is gebouwd en de fundamentele betrekkingen tussen
staat en burger.
Met de term ‘wet in formele zin’ wordt geduid op regels met een bijzondere status. Met de
term wordt gedoeld op de regelgevingsproducten van een regelgever, aan wie het hoogste
gezag binnen een rechtsstelsel moet worden toegekend. In Nederland zijn dat de regering en
de Staten-Generaal, die gezamenlijk de bevoegdheid hebben avv in de vorm van wetten in
formele zin vast te stellen.
Wetten in materiele zin zijn alle regelgevingsproducten die algemeen verbindende
voorschriften bevatten. Iets wat zich slechts tot een bepaalde persoon of tot bepaalde personen
richt, is dus geen wet in materiele zin.
Binnen de EU zijn er verschillende regelgevers die door middel van verordeningen en
richtlijnen regels stellen die niet alleen gelding hebben binnen de Nederlandse rechtsorde,
maar zelfs voorrang hebben op Nederlands recht. Voor het merendeel gaat het om
supranationaal recht van supranationale organen. Daarmee wordt bedoeld dat de beslissingen
van die organen en dat recht gelding hebben, zelfs zonder dat het eigen rechtsstelsel met die
specifieke beslissingen of die specifieke rechtsregels heeft ingestemd.
Verdragen
Afspraken tussen staten worden (internationale) verdragen genoemd. Het Nederlandse
rechtsstelsel erkent een deel van die regels als rechtsregels, waarmee verdragen de tweede
rechtsbron vormen.
De inhoud van de bepalingen van een verdrag moet zodanig zijn, dat die bepalingen eenieder
kunnen verbinden. Dat moet gelezen worden als: een inhoud hebben waaraan eenieder rechten
kan ontlenen. Er staan ook bepalingen in verdragen die niet naar haar inhoud eenieder kunnen
verbinden. Dit zijn de bepalingen die alleen maar de staten zelf binden. Een dergelijke
bepaling behoort dan niet tot de rechtsregels van het Nederlandse rechtsstelsel waarop door
burgers een beroep kan worden gedaan.
De doorwerking van bepalingen uit verdragen wordt rechtstreekse werking genoemd.
Rechterlijke uitspraken
,Een rechtsstelsel zonder rechtspraak functioneert niet doordat het niet in staat is de regels te
laten naleven en effectueren. Daarmee is gegeven dat rechterlijke beslissingen
noodzakelijkerwijs moeten worden erkend als een bron van rechtsregels. Als er een geschil is
over de inhoud van het recht zal de rechter een uitspraak moeten doen over die inhoud. De
rechter zelf zal dus de regel opnieuw formuleren of duidelijk maken hoe de rechtsregel moet
worden gelezen. Of de rechter zal zelf een regel moeten opstellen, omdat er nog geen regel is
die kan worden toegepast op het aan haar voorgelegde geval.
De term ‘jurisprudentie’ staat voor het geheel van rechterlijke uitspraken, maar wordt ook
gebruikt in de wat beperktere betekenis van alle rechterlijke uitspraken die rechtsregels
bevatten die erkend kunnen worden.
Gewoonte
Gewoonte is een lastige rechtsbron, want het is nog niet zo eenvoudig om vast te stellen of er
sprake is van een regel van gewoonterecht. Voor een regel van gewoonterecht is een
bepaalde, constante gedragslijn nodig (de usus: het gebruik) en er is nodig dat die gedragslijn
wordt gevolgd omdat men vindt dat er een verplichting toe bestaat (de opinio iuris: de
rechtsovertuiging). In het Nederlandse rechtsstelsel krijgt de gewoonte in beginsel slechts
ruimte wanneer andere regels die ruimte geven.
Van ongeschreven recht
Bij het gewoonterecht kan worden gekeken naar bestendige gedragslijnen. Met regels van
ongeschreven recht ligt dat veel moeilijker, want die regels zullen moeten worden afgeleid uit
‘wat men vindt’ dat de regels inhouden. Toch wordt er in Nederland veel verwezen naar
regels van het ongeschreven recht. Met name in het deel van het recht dat de verhoudingen
tussen burgers onderling regelt, spelen regels van het ongeschreven recht een belangrijk rol.
Zij duiken op in verschillende gedaanten, bijvoorbeeld als ‘de maatstaven van redelijkheid en
billijkheid’, ‘de in het verkeer geldende opvattingen’ of als ‘hetgeen volgens ongeschreven
recht in het maatschappelijk verkeer betaamt’. Bij de vaststelling van wat volgens
ongeschreven recht geldt, moet worden aangesloten bij wat in de samenleving aan
opvattingen te vinden is. De regels van ongeschreven recht zijn regels die mooi aansluiten bij
het al bestaande geheel van regels en de gaten daarin vullen.
Waar het recht niet te vinden is
Het recht is slechts te vinden in bovengenoemde bronnen. Tot de rechtsbronnen kunnen niet
worden gerekend de teksten die over het recht zijn en worden geschreven. Zij vervullen echter
wel een nuttige functie.
Ten slotte zijn er nog regels die niet tot het recht behoren, omdat er geen verplichting bestaat
om die regels toe te passen, maar die toch een belangrijke rol spelen in de praktijk. Dergelijke
regels worden wel soft law genoemd. Vaak gaat het daarbij om afspraken tussen rechters,
zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de hoogte van de alimentatie. Dergelijke afspraken zijn
niet bindend, maar de meeste rechters houden zich er wel aan.
Rangorde van bronnen
In de Westerse wereld worden twee dominante rechtsstelsels naast elkaar gezet: de common
law en de civil law.
Common law
, De grondgedachte van deze rechtsstelsels is sterk natuurrechtelijk. Die houdt namelijk in dat
er recht is dat gedeeld wordt door (common is to) de gehele mensheid, welk recht alleen maar
hoeft te worden opgespoord. Daarvoor zijn naar in dat stelsel wordt aangenomen de rechters
het geschiktst. In de common law-landen is de primaire bron de rechtspraak. De rechters zijn
belast met de taak uit te spreken hoe de rechtsregels luiden. De rechters in common law-
landen zijn verplicht om eerdere rechterlijke uitspraken te respecteren en de regels daaruit toe
te passen. De eerdere rechterlijke uitspraken, de precedenten, schrijven de rechter dus voor
hoe hij in een nieuwe zaak moet beslissen. Er mag alleen een nieuwe regel worden
geformuleerd wanneer de nieuwe casus op essentiële punten afwijkt van de oude casus. De
kunst om die verschillen tussen casus op te sporen wordt de art of distinguishing genoemd (de
kunst van het onderscheiden). Van de wetgever wordt verwacht dat hij het domein van de
common law zo veel mogelijk respecteert en de rechtsontwikkeling overlaat aan de rechters.
Civil law
In civil law-landen staat de codificatiegedachte voorop. Die gedachte houdt in dat het recht
uitputtend moet worden vastgelegd in wetboeken. Alle rechtsregels over eenzelfde onderwerp
moeten op een ordelijke en systematische manier bij elkaar worden gebracht. In de
benadering van de civil law-landen staat de wet voorop en komt de rechtspraak eerst later.
Rechtspraak is dan niet meer dan toepassing en uitleg van de wet, waarbij de wet steeds het
laatste woord heeft. De rechters moeten zich steeds op de wet oriënteren en de wet bepaalt de
inhoud van alle beslissingen. Nederland is een civil law-land want in Nederland geldt het
primaat van de wet.
Wat betreft het internationale recht en de beslissingen van internationale organisaties moet
nog worden gewezen op art. 94 Gw. Die bepaling gaat over de hiërarchische verhouding
tussen het nationale, Nederlandse recht en het internationale recht. Bepalingen in
internationale verdragen die naar haar inhoud eenieder kunnen verbinden, maken deel uit van
de Nederlandse rechtsorde. Art. 94 Gw regelt vervolgens hoe een conflict met het
Nederlandse recht moet worden benaderd. Die benadering is radicaal: het internationale recht
gaat voor. Dat betekent dat zelfs de Grondwet en de formele wet niet kunnen worden
toegepast voor zover deze regelingen in strijd komen met de internationale regels van art. 93
Gw.
Rangorde binnen de bronnen
Tussen regelgevers bestaat in Nederland een zekere hiërarchie. Die brengt met zich dat onder
omstandigheden bij een regelconflict de hogere regelgever voorgaat. De regeling van de
lagere regelgever is dan onverbindend. Dat betekent dat die regeling voor zover er strijd is
met de hogere regeling geen gelding heeft, niet tot het geldende recht behoort.
Het is vrij lastig om te bepalen hoe de hiërarchie precies in elkaar zit, maar er zijn een paar
regels die de grondtrekken hiervan goed in beeld brengen. In de eerste plaats is dat het
hiervoor genoemde art. 94 Gw, dat aangeeft dat internationale regels voorgaan. Nederlands
recht dat daarmee in strijd is, moet buiten toepassing blijven. Dat geldt zelfs voor wetten in
formele zin en ook voor de Grondwet.
Voor het overige zijn wetten in formele zin onaantastbaar. Zij mogen immers wel worden
getoetst aan internationale verdragen, maar niet aan de Grondwet. Omgekeerd mag lagere
regelgeving niet in strijd komen met de formele wet. Bovendien mag een regelgever niet meer
regelen dan waartoe hij bevoegd is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller helenegodding. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.