Leerdoelen humanistische psychologie van het vak Mens-zijn. Dit vak wordt gegeven in de tweede periode van het eerste jaar op Hogeschool Viaa (Gereformeerde Hogeschool).
Doelen Humanistische psychologie (Carl Rogers) – College 3.
1. Je kent de basisuitgangspunten/het mensbeeld van de humanistische psychologie en
kunt deze afzetten tegen uitgangspunten van de psychoanalyse.
Basisuitgangspunten:
- In de humanistische psychologie staat, net als in de psychoanalyse, subjectiviteit centraal. De
eigen ervaringen van een persoon, zijn individuele belevingen en gedachten vormen het
uitgangspunt bij het begrijpen van gedrag. Dit verschilt duidelijk van het behaviorisme,
waarin eigen ervaringen niet bestudeerd worden. De humanistische psychologie stelt het
centralisme voorop. Belevingen en gedrag worden door de persoon zelf veroorzaakt en niet
door iets ‘buiten’ hem zoals stimuli en beloningen.
- Door het benadrukken van subjectiviteit wordt ook bewustzijn centraal gesteld.
Psychoanalyse en behaviorisme worden door de humanistische psychologie gezien als
stromingen die te sturend of interpreterend zijn en geen ruimte bieden aan de eigen
inzichten en visies van een persoon.
- In de humanistische psychologie wordt de ontwikkeling van een persoon benadrukt. Dit is
levenslang. Men spreekt van proces en groei en zet zich af tegen een statische opvatting van
de mens. De behoefte om zich te ontwikkelen, te groeien en goed te doen zou bij elk mens
aanwezig zijn.
- Belangrijk voor hulpverlening en opvoeding is het uitgangspunt dat mensen zelf
verantwoordelijk zijn voor hun leven. De humanistische psychologie heeft een groot
vertrouwen in de veerkracht en goedheid van de mens. Mensen hebben het vemrogen om te
groeien en te optimaliseren. Om zichzelf te realiseren, te actualiseren. Voor de hulpverlening
betekent dit dat de hulpverlener niet op de voorgrond moet staan of vooraf van theoretische
verklaringen moet uitgaan. Hij moet vooral luisteren naar het verhaal van de cliënt.
- In de humanistische psychologie worden de eigen ervaringen en belevingen in het ‘hier en
nu’ geplaatst. Dit is een duidelijk verschil met de psychoanalyse.
- De mens wordt als totaliteit (1 geheel) opgevat. Elke reductie tot één of meer aspecten wordt
afgewezen. Dit uitgangspunt is zowel een breuk met de psychoanalyse (inperking naar het
onbewuste) als met het behaviorisme (inperking naar leerprincipes). Met het benadrukken
van de mens als totaliteit kent de humanistische psychologie een duidelijk verwantschap met
het denken uit de algemene systeemtheorie.
- Het doel van de humanistische psychologie is de persoon bevrijden van eventuele
belemmeringen die veroorzaakt kunnen worden door maatschappelijke of psychische
problemen. Daarna kan iemand zijn groei vervolgen.
Mensbeeld:
Opvallend is het optimistische mensbeeld. Met name hierin onderscheidt de humanistische
psychologie zich van de psychoanalyse, waarin men uitgaan van (onbewuste) driften waarmee
iemand moet leren omgaan en die eventueel geremd moet worden. Humanistische psychologen
vertrouwen op de groeimogelijkheden van een individu. Deze moeten niet geremd worden, maar de
volle ruimte krijgen.
In het humanistische psychologisch mensbeeld wordt de rol van het individu benadrukt. Aandacht
voor maatschappelijke inperking en erfelijke belasting van het individu is er matig. Ook voor de
beïnvloeding van het individu door taal en culturele normen is weinig aandacht.
De subjectiviteit staat centraal. Psychologie, hulpverlening en onderwijs moeten volgens
humanistische psychologen altijd vertrekken vanuit de subjectief ervaren gevoelens van de persoon
of cliënt.
Binnen de rogeriaanse theorie is er aandacht voor het verschil tussen kind en volwassene. Kinderen
worden opgevat als personen met een eigen ervaringswereld en gevoelens die de basis vormen voor
hun gedrag. Jonge kinderen kennen wellicht minder gedifferentieerde gevoelens dan volwassenen,
maar hun gevoelens zouden volgens Rogers wel ‘echter’ (‘puur’) zijn. Op latere leeftijd gaat het kind
rekening houden met anderen, vooral de ouders. De ‘echtheid’ verdwijnt, ervoor in de plaats komt de
behoefte te voldoen aan de wensen en eisen van de opvoeders. Omdat het kind een behoefte heeft
aan positieve waardering en die meestal krijgt als het zich gedraagt zoals de opvoeders willen,
verleert het om op zijn eigen gevoelens te varen.
, In de humanistische psychologie wordt geen aandacht besteedt aan verschillen of overeenkomsten
tussen dieren en mensen. Dieren worden als wezenlijk anders opgevat dan mensen en er wordt dan
ook geen gebruik gemaakt van kennis afkomstig uit dierenexperimenten.
2. Je kent kennis van de globale geschiedenis van de humanistische psychologie, weet
welke andere stromingen deze school beïnvloed hebben en wat de twee belangrijkste
namen zijn van deze school.
De humanistische psychologie stelt het zelfstandige individu centraal. Dit uitgangspunt is in
meerdere filosofische en psychologische stromingen terug te vinden. Voor de humanistische
psychologie in de VS ontstond waren er in Europa drie stromingen die erop lijken:
1. Humanisme: een stroming die in de middeleeuwen in Europa tot bloei kwam. Humanisten
kennen groot belang toe aan de opvoeding en onderwijs (net als Rogers) en zijn ervan
overtuigd dat een mens zelf het vermogen heeft om uit te maken wat goed en slecht is.
2. Existentialisme (Sartre en Heidegger): centraal hierin staat de individuele
verantwoordelijkheid; persoonlijke beslissingen; persoonlijk oordelen en handelen; vrije wil
en de subjectiviteit. Het is een stroming die een tegenwicht geeft aan theorieën waarin de rol
van de samenleving en de sociale groep benadrukt wordt. Ermee verwant is de
fenomenologische psychologie waarin de eigen beleving en de eigen ervaring van een persoon
worden benadrukt en niet de objectieve realiteit.
3. Gestaltpsychologie: het benadrukken van de gehele mens in de humanistische psychologie
heeft duidelijke organistische trekken. De organistische visie houdt in dat de mens niet te
herleiden is tot één van zijn delen maar begrepen moet worden als een levend geheel dat
interacteert met zijn omgeving. De gestaltpsychologie (voor de WOII) benadrukt deze visie.
De mens wordt opgevat als een geheel (gestalt). Het motto van de gestaltpsychologie, dat het
geheel meer is dan de som der delen, is ook van toepassing op de humanistische psychologie.
In de jaren veertig van de vorige eeuw verschijnen de eerste publicaties van psychologen die later
onder de humanistische psychologie geschaard worden: Abraham Maslow is beroemd geworden
door zijn theorie over de hiërarchie en van menselijke motivaties. Hij zet zich af tegen de nadruk in
de toenmalige psychologie op afwijkend gedrag en mechanistische verklaringen. Met zijn
motivatietheorie stelt hij het doelgerichte gedrag van mensen centraal. Waarbij hij aandacht heeft
voor de hogere menselijke motivaties zoals behoefte aan eigenwaarde en
zelfrealisatie/zelfactualisatie.
Pas in de jaren zestig van de vorige eeuw ontstaat het begrip humanistische psychologie en wordt
deze gepresenteerd als alternatief voor de psychoanalyse en het behaviorisme. Net als bij andere
stromingen spelen maatschappelijke omstandigheden een rol bij het ontstaan van de humanistische
psychologie: toenemend onbehagen in de Amerikaanse maatschappij over de plaats van en de visie
op de mens, kritiek op geweld, oorlog, onderdrukking en bureaucratisering gaan samen met een
behoefte aan idealen, men herkent zich steeds minder in de leerpsychologie en de psychoanalyse
( gaan niet uit van
een uniek individu dat op zoek is naar een bevredigende levensvervulling). De humanistische
psychologie was slechts van korte duur. Aan het einde van de twintigste eeuw ontstaat de positieve
psychologie.
Carl Rogers wordt gezien als de belangrijkste vertegenwoordiger van de humanistische psychologie.
Aan zijn naam is een stroming uit de hulpverlening verbonden: de rogeriaanse psychotherapie.
Rogers kent net als Freud een ontwikkeling in zijn denken. In zijn gedachtegoed zijn sporen terug te
vinden van zijn persoonlijke ontwikkeling en de tijd en cultuur waarin hij leefde. Na meerdere
afgebroken opleidingen gaat hij psychologie studeren en maakt hij kennis met de psychoanalyse. De
eerste periode in Rogers theorievorming is de non-directieve periode. De zienswijzen uit deze periode
worden verwoord in zijn boek Counseling and psychotherapie. Het begrip counselen slaat op een
hulpverleningspraktijk waarin adviseren, interviewen en begeleiding centraal staan. Zijn boek gaat
over de rol van de hulpverlener en dan over vooral wat deze moet nalaten. Rogers non-directieve
periode wordt wel de periode van de ‘dont’s’ genoemd: doe dit niet en doe dat niet. In deze periode
stelt Rogers twee uitgangspunten centraal:
1. De cliënt is zelf competent genoeg om uit te maken wat de doelstellingen van een therapie
moeten zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annemariewijnhoud. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.