Praktische flosofe
Hoofdstuk 1 WIJSGERIGE ANTROPOLOGIE
Paragraaf 1.1 Wat is wijsgerige antropologie?
Wijsgerige antropologie kijkt naar de vraag: wat is het wezen van de mens?
Combineert studie naar de mens met flosofe
Paragraaf 1.2 Lichaam en geest
Stromingen over de verhouding tussen lichaam en geest:
o Dualisme: lichaam en geest zijn twee onderscheiden substantes
Plato en Socrates: de ziel is een gevleugeld tweespan en zijn menner
Menner: redelijke deel, moet lust beheersen
Witte paard: wil terug naar de ideeenwereld, eerzuchtg en
gedisciplineerd
Zwarte paard: lust, lichamelijke deel
Descartes: substantedualisme
Res extensa: het stofelijke lichaam
Res cogitans: de denkende geest
Interacteprobleem: hoe kan iets onstofelijks iets stofelijks in
beweging brengen?
o Monisme: er zijn niet twee substantes, maar één materie
La Mettrie alles valt te herleiden tot materie, lichaam en geest zijn
volledig afankelijk van elkaar
Alan Turing Turing Test: experiment waarbij wordt gekeken naar of je
doorhebt of je tegen een mens of een computer praat
o Het gesitueerde lichaam: de manier waarop je lichaam aanwezig is in onze wereld, is
bepalend voor hoe je alles waarneemt
Merleau-Ponty er is een interacte tussen lichaam en omgeving
o Cyborg: lichaam, geest en technologie zijn met elkaar verbonden
Latour symmetrische antropologie: het lichaam staat gelijk aan materiele
zaken
Paragraaf 1.3 Emoties
Emotes als menselijke natuur nnaturalistsche benaderingc
o Descartes er zijn zes basisemotes npassiesc
o Spinoza er zijn drie basisemotes
Emotes als lichamelijke reacte
o William James emotes worden veroorzaakt door lichamelijke reactes
Emotes als historisch en cultureel verschijnsel
o Sociaal-constructvistsche visie: in elke cultuur bestaan andere emotes
Cogniteve benadering van emotes
o Nussbaum emotes komen voort uit wat we weten en hoe we situates
beoordelen
Emotes hebben een kennis- en waardeoordeel
4 factoren:
1. Emotes hebben een object nde gebeurtenisc
, 2. We interpreteren dat object ninterpretate wat is er aan de hand?c
3. Er zijn overtuigingen in het geding nik ben er van overtuigd dat…c
4. We kennen waarden toe aan dat object nik vind het belangrijk dat…c
Paragraaf 1.4 De Rede
Mens- en dier verschillen
o Descartes dieren hebben geen res cogitans
o Aristoteles de mens is een redelijk dier
Vegetateve vermogen: vermogen om te leven
Sensiteve vermogen: vermogen om te voelen
Cogniteve vermogen: vermogen om te denken nhier beschikt alleen de mens
overc
o Nietzsche mensen zijn onafe dieren
o Plessner de mens is ex-centrisch
o Heidegger de mens is zich bewust van zijn eigen tjdelijkheid
De mens is de enige die onderscheid maakt tussen mens en dier
Paragraaf 1.5 Vrijheid
Sartre de mens is veroordeeld tot vrijheid, existente gaat vooraf aan essente. Dit is een
kweste van moeten, niet van kunnen. We moeten betekenis geven aan ons leven, anders
handelen we ter kwader trouw
De Beauvoir je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt
o De vrouw is altjd ‘de ander’ van de man, alles wat een man niet is
o Irigaray fallocentrisme
Foucault structuralisme: structuren bepalen de regels en daarmee ook je gedrag
Freud de ijsberg van noncbewustzijn
o Bewustzijn ligt boven water
o Super-ego: je superstrenge geweten
o ID: onbewuste seksuele drifen
o Ego: de bemiddelaar
Hoofdstuk 2 ETHIEK
Paragraaf 2.1 Wat is ethiek?
Ethiek: wat verlangt de moraal van ons?
o Normen en waarden die we belangrijk vinden in het leven
Waarden: zaken waarvan we het goed vinden dat ze bestaan
Normen: gedragsregels die van waarden zijn afgeleid
o Geen afspraken, maar wederzijds verwachtngspatroon ngerechtvaardigde
verwachtngenc
o Normateve randvoorwaarden: binnen de regels mag je freewheelen
o Normen en waarden zijn niet overal hetzelfde
o Zijn waarden universeel?
Etnocentrisme: eigen etniciteit staat centraal
Cultuurrelatvisme: alle culturen zijn even veel waard
Universalisme: bepaalde normen en waarden gelden voor iedereen
Vervalt in etnocentrisme omdat er vrijwel altjd uit wordt gegaan van
westerse waarden
, Paragraaf 2.2 Consequentialisme
Gevolgenethiek
Stromingen binnen gevolgenethiek:
o Jeremy Bentham en John Stuart Mill utlisme
Meeste geluk voor de meeste mensen
Jeremy Bentham Hedonistsche calculus: meeste geluk voor de
meeste mensen berekenen
o Maatschappelijk nut
John Stuart Mill:
o hoger genot is geluk, lager genot is tevredenheid
o kwaliteit is beter dan kwantteit
Problemen utlisme:
Principieel:
o Doel heiligt de middelen
Oplossing: onderscheid tussen regelutlisme nstel dat
dit vaker gebeurdc en handelingsutlisme n1
handeling per calculusc
o Negateve verantwoordelijkheid
o Trolleyprobleem
Praktsch:
o Je kan de gevolgen alleen maar inschatten
o Hoe is het vast te stellen hoeveel geluk een handeling
oplevert?
o Wie bepaalt de kwaliteit?
o Hedonisme: streven naar zo min mogelijk pijn en zo veel mogelijk genot
Paragraaf 2.3 Deontologie
Ethiek op basis van principes
Kant categorisch imperatef:
o Handel altjd alsof het een algemene wet is
o Gebruik je medemens nooit als middel, maar als doel op zich
o Handel alsof je lid bent van het ideale koninkrijk der doelen, waarin je zowel koning
als onderdaan bent
Problemen deontologie:
o Geen grijs gebied
o Geen uitzonderingen
o Moreel narcisme: het gaat alleen maar om je eigen handelingen, de gevolgen zijn
irrelevant. Als jij goed hebt gehandeld, valt jou niks meer te verwijten
o Je kijkt alleen naar de principes, en niet naar de gevolgen
Paragraaf 2.4 Deugdethiek
Deugd: eigenschap die toe te schrijven is aan het karakter
Aristoteles het op orde hebben van je deugden nmet behulp van de redec zal leiden tot
eudaimonia nhoger gelukc en rechtvaardigheid
Kardinale deugden Plato
o Moed nhet witte paardc
o Matgheid nhet zwarte paardc
o Wijsheid nde mennerc
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rroosmeijer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.