100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide, duidelijke Samenvatting Mediapsychologie - MIC jaar 2 $3.79   Add to cart

Summary

Uitgebreide, duidelijke Samenvatting Mediapsychologie - MIC jaar 2

3 reviews
 197 views  5 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Geen zin om het hele boek mediapsychologie samen te vatten? Geen stress! Dit is een duidelijke, gedetailleerde samenvatting van het boek Mediapsychologie van Ard Heuvelman, Bb Fennis en Oscar Peters, 3e druk. In de samenvatting staan veel voorbeelden en experimenten uitgelegd. Daarnaast staat op mi...

[Show more]

Preview 9 out of 49  pages

  • No
  • H1, h2, h3, h4, h6, h7, h8, h9, h10.1, h10.2, h10.4, h11.1, h12
  • October 19, 2018
  • 49
  • 2018/2019
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: maartenvansteijn • 5 year ago

review-writer-avatar

By: Luna2010 • 5 year ago

review-writer-avatar

By: noijnhausen • 5 year ago

avatar-seller
Mediapsychologie samenvatng.

Deze samenvatting bevat alle hoofdstukken van het boek ‘mediapsyshohologie’ van Ard Heuvelman, Bob
Fennis en Osoar Peters, 3e druk. Daarnaast staan er ook een aantal expsyerimenten in die zijn bespsyroken in
de werkoolleges en die je moet kennen. Opsy Stuvia vind je ook een dooument met alle aantekeningen uit
de werkoolleges. Het is handig om deze met de samenvatting te gebruiken, omdat daar veel extra
informatie, uitleg en verdiepsying in staat. Verder moet je ook nog wat artikelen lezen en flmpsyjes kijken. De
artikelen staan opsy mijnhva en de flmpsyjes kan je vinden in de oollegesheets.

Deze samenvatting staat niet opsy volgorde van hoofdstuk, maar opsy volgorde van de hoofdstukken die zijn
behandeld in de lessen. Het dooument loopsyt dus niet ohronologisoh, dit zodat het overeenkomt met het
dooument ‘aantekeningen mediapsyshohologie’.

Studeertipsy: je moet opsy het tentamen de stof kunnen uitleggen aan de hand van voorbeelden. Bedenk
alvast voorbeelden (andere dan die in de samenvatting staan of die in de aantekeningen worden
bespsyroken, deze mag je niet gebruiken opsy het tentamen) dan hoef je hier tijdens het tentamen niet meer
over na te denken en heb je je antwoord al psyaraat.


Veel suooes met leren!
Auteur: Yente de Boer.



Inhoudsopsygave:
Hoofdstuk 1........................................................................................................................2
Hoofdstuk 2:.......................................................................................................................4
Hoofdstuk 3:.....................................................................................................................11
Hoofdstuk 10 – invloed van media op gedrag....................................................................18
Hoofdstuk 11 – mediagebruik...........................................................................................21
Hoofdstuk 8 – interpreteren:.............................................................................................22
Hoofdstuk 4 – selectie en interactie:..................................................................................25
Hoofdstuk 6 – Waarden:...................................................................................................30
Hoofdstuk 7 – onthouden..................................................................................................34
Hoofdstuk 9 – attitudes en overreding:.............................................................................38
Hoofdstuk 5 – arousal en aandacht:..................................................................................43
Hoofdstuk 12 – online interactie.......................................................................................47




1

,Hoofdstuk 1.
Wat leer je:
- Wat versta je onder mediapsychologie.
- Wat is het object van stdie van deze dicipline.
- Waarin verschilt mediapsychologie van verwante disciplines.
- Welke ontwikkelingen heef mediapsychologie doorgemaakt .

Paragraaf 1.1 – psyshohologie

De psychologie bestudeert opsy wetensohapsypsyelijke wijze het menselijk gedrag dat vertoond wordt in
een bepsyaalde sooiale omgeving en in een bepsyaalde oontext.
- Waarneembare en niet waarneembare aotiviteiten.

De psyshohologie heef, net als de meeste andere wetensohapsysgebieden, een kant waar de nadruk
sterk ligt opsy het krijgen van theoretsch inzicht en een kant waarin je de theoretisohe inziohten wil
toepsyassen.  dit is het ondersoheid tussen basisvakken en toepassingsvakken.

- Pshohologie heef een basisvak, de psyshohologisohe funotieleer  men doet onderzoek en
toetst theorieën met betrekking tot het menselijk geheugen.
o Deze theorie zou je dan kunnen gebruiken en verder kunnen onderzoeken in de
toepsyassingsvakken (bijv. mediapsyshohologie).

Onderscheid volgende basisvakken:
- Fucnteleer: onderzoek naar de ‘ menselijke mogelijkheden’
- Onwikkelingsleer: levensloopsy van mensen
- Persoonlijkheidsleer of diferenttle psychologie: onderzoek naar versohillen in kenmerken
tussen mensen.
- Sociale psychologie: invloed van de sooiale oontext opsy individuen

Toepassingsgebieden:
Bekendste toepsyassingsgebieden is de klinisohe psyshohologie  dit is een studie naar ‘ongewenst
gedrag’, het behandelen van mensen met psyshohisohe psyroblemen. (bijv. de psysuoholoog).
- Andere toepsyassingsvakken zijn:
o Onderwijspsyshohologie.
o Arbeids- en organisatiepsyshohologie.
o Consumentenpsyshohologie.
o Mediapsyshohologie.

Dus:
basisvakken = verwerven van theoretisoh inzioht.
Toepsyassignsvakken = inziohten toepsyassen in de psyraktijk.

Paragraaf 1.2 – mediapsyshohologie: oorspsyrong en ontwikkeling

Mediapsychologie is ontstaan toen de tv opsykwam. Vooral in de jaren zestig en zeventig van de vorige
eeuw nam het gebruik ervan toe, waardoor mediapsyshohologisoh onderzoek in die psyeriode eoht opsy de
kaart werd gezet.

Rudolf Arnheim:

2

,Rudolf Arnheim is de eerste psyshoholoog met interesse voor (in die tijd moderne) media.

Uitspraken Rudolf Arnheim:
- Het is een illusie te veronderstellen dat de mogelijkheid tot het tonen van gebeurtenissen
automatisoh leidt tot begripsy van het getoonde bij de kijker.
- Het verwaoht een botsing tussen informatie en entertainment, tussen kennisoverdraoht en
verstrooiing opsy tv.

Ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog:

Na de 2e wereldoorlog  psyshohologen in eerste instantie gerioht opsy eduoatieve toepsyassingen van
audiovisuele media in hun mediaonderzoek (door een tekort aan onderwijsfaoiliteiten).

In 1953 en 1954 werden aan de universiteit van Yale twee oonferenties gehouden over de integratie
van audiovisuele media in het onderwijs. Onder leiding van Miller en Dollard (hoogleraren
psyshohologie)
- Dit leverden een stroom van vervolgonderzoek opsy die we nu als mediapsyshohologisoh
onderzoek zien. Belangrijke thema’s hierin zijn:
o Didaotisohe ingrepsyen in psyrogramma’s.
 didaotiek = wetensohapsy die zioh bezig houd met de manier waaropsy het beste
les gegeven kan worden
o Informatiediohtheid
o Manieren van visualisatie en de relatie tussen beeld en geluid.

Reclame

Aan het einde van de jaren 50 werd reclame een ‘hot issue’ in het enken over de mogelijke impsyaot
van media opsy mensen.
- Laatste tientallen jaren is er veel onderzoek gedaan naar de werking van reolame. (bijv. over
de efeoten van beroemdheden in reolames, of muziek in een reolame)

In de loopsy van de jaren 60’ werd tv het belangrijkste massamedium in de geïndustrialiseerde landen.
Dit gaf onder andere aanleiding tot disoussies over en onderzoek naar mogelijke sohadelijke efeoten
van tv.
- Vanaf de jaren 60’  onderzoek naar de mogleijke sohadelijke invloed van geweldsbeelden
op tv.
o Onderzoek aangestuurd vanuit de theorie van Albert Bandura (sooiaalpsyshoholoog).

In de jaren 70’ kamen ook nieuws en soapsyseries in de belangstelling van psyshohologen.
- Bij het onderzoek naar nieuws gaat het vooral om de vraag of een medium als televisie de
kijkers wel adequaat informeert over wat er in de wereld gebeurt.
o Voor verklaring van de onderzoeksresultaten vooral sociaalpsychologische
theorietn.

De opsykomst van nieuwe media, vooral internet, heef ervoor gezorgd dat er steeds meer
mediapsyshohologisoh onderzoek naar nieuwe media wordt gedaan.
- Behalve aan efeoten van vormgeving en inhoud van interfaoes wordt in dat onderzoek veel
aandaoht besteed aan hoe mensen met nieuwe media omgaan.

Paragraaf 1.3 – mediapsyshohologie: domeinafakening:

3

,Onderscheid mediapsychologie en communicatewetenschap:

Traditionele communicatewetenschap  sooiologisohe oriëntatie = efeoten van media worden
onderzooht met betrekking tot het psyubliek of de samenleving in het algemeen.

Mediapsychologie  efeoten opsy individuen. De ontvanger in het oommunioatiepsyrooes stat oentraal:
media worden onderzooht vanuit het gebruikerspsyerspsyeotief.
- Mediapsyshohologie gaat uit van psyshohologisohe theorieën over waarneming, geheugen,
emotie en over externe invloeden opsy individuen.

 mediapsyshohologie gaat dus om psyshohologisohe efeoten van mediagebruik en mediaboodsohapsypsyen
opsy gebruikers van die media.

Communioatiewetensohapsy heef een sooiologisoh karakter, maar wordt steeds meer multidisoipsylinair
(elementen uit sooiologie, psyshohologie, psyolitioologie, taalkundig)

Mediapsyshohologie: het expsyeriment is de methode om efeoten opsy het spsyoor te komen.

We maken wat betref efeoten van media geen strikt ondersoheid tussen genres, zoals nieuws,
reolame, voorliohten enz. want dezelfde psyshohologisohe psyrooessen en theorieën zijn steeds van
toepsyassing.

Paragraaf 1.4 oonolusie:
Mediapsyshohologie is een vorm van toegepsyaste psyshohologie. Het is de studie van de oognitieve,
afeotieve en automatisohe verwerking van media-informatie en van mediaoonsupsytie. Dat wil zeggen
hoe mensen met traditionele en nieuwe media omgaan.

Kennis van de mediapsyshohologie is essentieel voor het begrijpsyen, analhseren en ontwerpsyen van
media.


Hoofdstuk 2:
Wat leer je:
- Methoden en technieken die mediapsychologen hanteren om inzicht in de werking van media
te krijgen.

Om antwoord te krijgen opsy de vraag ‘wat weten we over de invloed van de media’ moet je het
journalistieke en anekdotisohe psyerspsyeotief verlaten en een wetenschappelijk psychologisch
perspectef aannemen.
- Wetensohapsypsyelijk psyerspsyeotief = besohrijven, voospsyellen en verklaren van de werkelijkheid.

Uitgangspsyunt psyshohologisoh psyerspsyeotief: individu dient als basis voor het denken; media-efeoten zijn
eerst waarneembaar bij mensen, daarna psyas in de samenleving.
- Het belangrijkste objeot van onderzoek binnen de mediapsyshohologie is dus het individu en
zijn relatie met media en media-inhouden.

Verschil communicatewetenschap en mediapsychologie: (nogmaals)




4

, - Communioatiewetensohapsy kent een meer sooiologisohe oriëntatie.  het gaat om de rol van
media in grotere groepsyen mensen en hele sooiale shstemen (zoals maatsohapsypsyijen).
- Mediapsyshohologie: rioht zioh opsy het individu.
o Mediapsyshohologie rioht zioh opsy het meten van de efeoten van media opsy hoe mensen
denken (cognites), wat ze voelen (emotes) en wat ze doen (gedragingen). =
defnitie van mediapsyshohologie!

Voorbeeld:

Soms riohten oommunioatiewetensohapsy en mediapsyshohologie zioh opsy hetzelfde onderwerpsy, maar
doen ze dat vanuit hun eigen oriëntatie. Beide hebben bijv. aandaoht voor de relatie tussen media en
meningsvorming.
 oommunioatiewetensohapsy is daarbij gerioht opsy de rol van media bij de vorming van de publieke
opsyinie.
 mediapsyshohologie rioht zioh opsy het efeot van bepsyaalde media-inhouden opsy de totstandkoming
van individuele opsyvattingen en attitudes.

Paragraaf 2.1 – wetensohapsypsyelijk psyerspsyeotief

Wat wordt bedoeld met een wetenschappelijk perspectef bij mediapsychologie: Het besohrijven,
voorspsyellen en verklaren van het omgaan van mensen met media.
- Hiervoor zijn regels:
o Wetensohapsypsyers gaan systematsch en niet anekdotsch naar de werkelijkheid kijken
en versohijnselen psyroberen te meten.
 Anekdotisoh = gebaseerd één opsy spsyeoifek opsymerkelijke gebeurtenis of
moment/geval uit de omgeving.

Het gaat in de wetenschap om verbanden tussen verschijnselen, ofewel relaties tussen variabelen.

Ondersoheid tussen twee soorten verbanden:
1. Correlateve verbanden (aotie gaat samen met reaotie)
2. Causale verbanden (aotie leidt tot reaotie)
Variabelen = versohijnsel, een fenomeen.

Correlate:

Correlatieve verbanden: = een verandering in de ene variabele gaat samen met een verandering in
de andere variabele. (aotie AAT SAMEN MET reaotie)

- Bijv. er is een oorrelatie tussen geweld in muziekteksten en agressieve gedaohten bij
luisteraars wanneer een verandering in de gewelddadigheid van muziekteksten samen zou
gaan met een verandering in het aantal agressieve gedaohten bij luisteraars.

Correlaties zijn belangrijk als we een versohijnsel willen voorspsyellen opsy basis van andere
vesohijnselen.

Positeve correlate = toename van variabele 1 gaat samen met een toename van variabele 2,
afname van variabele 1 gaat samen met een afname van variabele 2.

Negateve correlate = toename van variabele 1 gaat samen met een afname van variabele 2, afname
van variabele 1 gaat samen met een toename van variabele 2.

5

,Geen sprake van correlate = wanneer er geen shstematisoh verband bestaat tussen beide
variabelen. (de ene keer gaat een toename van V1 samen met een toename van V2, soms met een
afname van V2, en soms geen verandering bij V2).

Sterkte van oorrelatie kan in een getal (ooëfoiënt) worden uitgedrukt (Pearsons product-
momentcorrelatiecoëfficiënt)
- - 1 = psyerfeote negatieve oorrelatie
- + 1 = psyerfeotie psyositieve oorrelatie.
- O = geen oorrelatie.
hoe verder de oorrelatieooëfoiënt van O afwijkt (zowel negatief als psyositief), hoe sterker de
oorrelatie is.

Causaal verband:

Een oausaal verband = verandering in de ene variabele leidt tot een verandering in de andere
variabele.

Een oorrelatie is shmmetrisoh en impsylioeert geen oausale riohting – je weet dus niet of het luisteren
naar gewelddadige muziekteksten van invloed is opsy wat iemand denkt, of omgekeerd, dat iemand
met agressieve gedaohten missohien een voorkeur heef voor muziektesten met geweld erin.

- Het bestaan van een oorrelatie garandeert niet dat er spsyrake is van oausaliteit.
o Het is mogelijk dat een derde, verstorende variabele (confouding variable)
verantwoordelijk is voor oorrelatie. (bijv. een psyersoonlijkheidstrek)

Vb.  in het voorbeeld over muziek: er zijn versohillen in mate van psyersoonsgebonden vijandigheid
(trait hostility). Het is mogelijk dat mensen met een sterke vijandige inslag (die hoog sooren opsy een
vragenlijst die trait hostilith meet) over het algemeen meer agressieve gedaohten hebben én een
grotere voorkeur voor gewelddadige muziekteksten hebben.
- In dit geval is trait hostilith een verstorende variabele en is de daarvoor genoemde oorrelatie
een schijncorrelate (spurious correlaton).

Voorwaarden voor een oausale relatie: er is een oausale relatie ….
1. Wanneer tussen twee variabelen A en B een oorrelatie bestaat én
2. Als de ene variabele (A) van invloed is opsy de andere (B), maar niet omgekeerd.
a. A heef dan een efect opsy B en geldt als een oorzaak van B.
i. Er is srpsyake van het verklaren van B door A

Of anders gezegd, voorwaarden voor oausaal verband: er is spsyrake van een oausaal verband als…
1. Een verandering in A shstematisoh samen gaat met een verandering in B. dit is een
voorwaarde voor zowel oorrelatieve als oausale verbanden.
2. De oorzaak (A) moet in tijd voorafgaan aan het gevolg (B).
3. Er mogen geen alternatieve verklaringen bestaan voor de relatie tussen A en B. B mag niet
door een andere variabele worden veroorzaakt dan A.

Paragraaf 2.2 – variabelen

Variabelen = een versohijnel/ fenomeen.




6

,Het enige waar een versohijnsel aan moet voldoen om een variabele te kunnen zijn is: het
versohijnsel moet kunnen variëren.
Defnitie van mediapsyshohologie:
Het shstematisoh meten van de efeoten van media opsy hoe mensen denken (oognities), wat ze voelen
(emoties) en wat ze doen (gedragingen).
- Deze versohijnselen kunnen worden besohouwd als variabelen, want elk kan variëren.
o Emoties kunnen bijv. variëren van zeer hefig tot afwezig.

Er zijn afankelijke variabelen en onafankelijke variabelen.

Afankelijke variabelen:

3 belangrijkste klassen van afankelijke variabelen of responsen waaropsy media van invloed kunnen
zijn:
1. Cognities,
2. Emoties,
3. edragingen.

Deze worden afankelijk genoemd omdat de hoedanigheid (= sterkte/funotie) afangt van (of het
gevolg is van) de invloed van andere faotoren (onafankelijke variabelen).
- Afankelijke variabelen zijn gevolgvariabelen.

De hoedanigheid van deze afankelijke variabelen wordt veroorzaakt door bepaalde onafankelijke
variabelen.

Soorten respsyonsen:

3 soorten respsyonsen:
1. Cogniteve responsen
2. Afecteve responsen
3. Gedragsmatge responsen

Cognitieve respsyonsen:
Cognitieve respsyonsen zijn opsyvattingen, meningen, gedaohten, attitudes, voorkeuren en intenties met
betrekking tot datgene wat we zien en horen van de media.

Bijv. ons idee van een bepsyaald psyroduot verandert na het zien van een reolameboodsohapsy = oognitieve
respsyons als gevolg van blootstelling aan die reolameboodsohapsy.

Afeotieve respsyonsen:
Afeotieve respsyonsen = gevoelens en emoties die ontstaan naar aanleiding van mediagebruik.
- Bij alle vormen van emoties die we in antwoord opsy bloodsteling aan mediaboodsohapsypsyen
ervaren, is spsyrake van afeotieve respsyons (kan psyositief (vreugde) of negatief (woede) zijn.)

Fysiologische responsen worden soms tot de afeotieve respsyonsen gerekend en soms vormt het een
apsyarte klasse.
- Het gaat hierbij om fhsieke reaoties van mensen in antwoord opsy blootstelling aan
mediaboodsohapsypsyen (bijv. liohamelijke opsywinding of arousal)

edragsmatige respsyonsen:
edragsmatige respsyonsen = omvaten alle vormen van gedrag die kunnen voorkomen uit
mediagebruik (bijv. aankoopsygedrag surfgedrag opsy internet, stemgedrag bij verkiezingen).

7

,Onafankelijke variabelen:
Drie faotoren zijn van invloed opsy de oognitieve, afeotieve en gedragsmatige respsyonsen:
1. Persoonsvariabelen
2. Situatonele variabelen
3. Interacte tussen beide

Persoons- en situationele variabelen worden onafankelijke variabelen genoemd.

Onafankelijke variabelen zijn oorzakelijke variabelen.

Persoonsvariabelen:
Persoonsvariabelen zijn alle eigensohapsypsyen en kenmerken waaropsy mensen van elkaar kunnen
versohillen (bijv. intelligentie, hobbh’s, meningen).

- Belangrijk hierbij is dat al deze kenmerken versohillen van psyersoon tot psyersoon., maar dat
sommige van deze kenmerken voor een gegeven individu vaak oonstant zijn, ongeaoht de
situatie.
o het gaat dan om psyersoonlijkheidskenmerken, bijv. intelligentie (intelligentie is thuis
hetzelfde als in de supsyermarkt) .
 Dus: (sommige) psyersoonlijkheidsvariabelen variëren over psyersonen, maar
niet over situaties.
- Er zijn ook psyersoonsvariabelen die niet allen tussen individuen versohillen, maar soms ook
binnen individuen (tussen versohillende oontexten) kunnen versohillen.
o Bijv. voorkeuren, meningen.
 Iemand kan een voorkeur hebben voor Japsyans eten, maar een andere
voorkeur voor Duitse ipsyv Japsyanse auto’s (versohil in oontext).

Situationele variabelen:
Situationele variabelen = het gaat om kenmerken die niet als eigensohapsy van mensen moet worden
besohouwd, maar die onderdeel uitmaken van de externe omgeving waarin individuen zioh
bevinden.
- Situationele variabelen variëren altijd over externe omstandigheden, maar nooit over
psyersonen!
o Bijv. psyrogrammering opsy tv, het bedieningsgemak van zoekmaohines, verhouding
tussen beeld en tekst in reolame, sooiale situatie waarin tv wordt gekeken, de aan- of
afwezigheid van een expsylioiete oonolusie in een reolameboodsohapsy)
 De oontext (situatie) bepsyaald het gedrag.

Situationele variabelen kunnen forse efeoten hebben opsy oognitieve, afeotieve en geragsmatige
respsyonsen van mensen.

Samenvatend:
Onafankelijke variabelen:
- Persoons variabelen
- Situationele variabelen

Afankelijke variabelen
- Cognitieve ontvangerrespsyons
- Afeotieve ontvangerrespsyons
- edragsmatige ontvangerrespsyons.

8

, Paragraaf 2.3 – hoofdefeoten, interaotie-efeoten en gemedieerde efeoten

Hoofdefecten = individuele en afzonderlijke efeoten van psyersoons- of situationele variabelen opsy de
versohillende ontvanger respsyonsen.
- één onafankelijke variabele en één afankelijke variabele.

Interacte-efecten = onder welke omstandigheden een treed een bepsyaald hoofdefeot opsy?
- Bijv. invloed van televisiegeweld opsy geweldsneiging bij de ontvanger kan spsyrake zijn van
interaotie met sekse: bij mannen is het efeot groter dan bij vrouwen.
o De zoektooht naar interaotie-efeoten vormt vaak de kern van de mediapsyshohologie.

Er is spsyrake van een interaotie-efeot als het efeot van de ene onafankelijke variabele opsy een
afankelijke variabele afangt van weer een andere onafankelijke variabele.

- Het denken in termen van interaotie-efeoten i.psy.v. alleen hoofdefeoten wordt ook wel een
oonditioneel psyerspsyeotief genoemd, omdat het uitgaat van de noodzaak de voorwaarden
(oondities) te spsyeoifoeren waaronder een bepsyaald (media) efeot wel of niet opsytreedt.

Meestal worden de gedaohten, gevoelens en gedragingen van de mediagebruiker bepsyaald door het
gezamenlijk opsyereren van zowel psyersoons- als situationele variabelen.

Indierecte of gemedieerde efect = onderliggende oorzaken voor een bepsyaalde relatie/efeot.

Bijv. je hebt vastgesteld dat de kwaliteit van argumenten (dit is een situationele variabele, de
kwaliteit van argumenten) in een reolameboodsohapsy van invloed is opsy bijvoorbeeld een
gedragsrespsyons van de oonsument (bijv. aankoopsygedrag). De kwaliteit van argumentatie bepsyaald de
aard van de gedaohten van de oonsument (bijv. psyositief bij overtuigende argumenten). De aard van
de gedaohte is dan de onderliggende oorzaak voor het efeot van de argumentatiekwaliteit opsy de
aankoopsy en geldt dan als de mediator. De impsyaot van de argumentkwaliteit opsy de aankoopsy is indirect
en verloopsyt via de aard van de gedaohten van de oonsument.

In de mediapsyshohologie wil je oausale verbanden vaststellen tussen afankelijke en onafankelijke
variabelen door het onderzoeken van hoofdefeoten, gemedieerde efeoten en interaotie-efeoten.

Paragraaf 2.4 – onderzoeksthpsyen in de mediapsyshohologie

Onderzoekstypen in de mediapsychologie:
1. Expsyeriment.
2. Tussen- en binnenpsyroefpsyersonenontwerpsyen.
a. Variantie-analhse
3. Surveh en inhoudsanalhse

Experiment:
- Beste methode om oausaliteit vast te stellen.
- Werking: onafankelijke variabele wordt shstematisoh gemanipsyuleerd om het efeot ervan opsy
een afankelijke variabele vast te stellen.
- Bij een expsyeriment heb je een expsyerimentele groepsy en een oontrolegroepsy.
o Toewijzing aan de groepsyen gebeurd opsy basis van toeval (randomisate).

Tussen- en binnenproefpersonenontwerpen:

9

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller YenteMarlou. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.79  5x  sold
  • (3)
  Add to cart