Uitgebreide samenvatting van het boek jeugdstrafrecht in internationaal perspectief van Ido Weijers. Het gaat om de 4e druk (meest recente druk). De samenvatting is in twee bestanden opgesplitst, aangezien vorig jaar het vak 'jeugdrecht' was opgesplitst in twee tentamens. De samenvattingen zijn com...
Alle relevante hoofdstukken voor het tentamen (2017-2018)
October 19, 2018
103
2017/2018
Summary
Subjects
jeugdstrafrecht
ido weijers
jeugdrecht
samenvatting
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Pedagogische Wetenschappen
Jeugdrecht
All documents for this subject (31)
4
reviews
By: mc1998 • 4 year ago
By: melissazeeman18 • 4 year ago
By: natalievdengh • 4 year ago
By: cobyhuigen • 4 year ago
Seller
Follow
raamonaa
Reviews received
Content preview
Hoorcollege 1
Hoofdstuk 1: Inleiding
Jeugdcriminaliteit en de reacte daarop van de kant van het strafrecht zijn de laatste jaren een hot
item, en dat maakt het onontkoombaar dat iedereen zich over dit onderwerp globaal een mening
dient te vormen.
Wetenschap is geen gesloten en statsch geheel, het is een voortdurend wisselend complex van
kennis en inzichten met een steeds weer (enigszins) verschuivende consensus. Dit boek richt zich op
de professionals, de mensen die zich beroepsmatg bezighouden of willen gaan houden met het
jeugdstrafrecht of specifeke onderwerpen op dit terrein.
Het jeugdstrafrecht valt slechts te bestuderen vanuit enige kennis van de grondslagen van het
Nederlands recht, in het bijzonder van het straf(proces)recht. Daarnaast veronderstelt dit onderwerp
enige kennis van de ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit. Van groot belang voor de bestudering
van ons jeugdstrafrecht is de vaststelling dat de jeugdcriminaliteit in ons land al jaren stabiel was en
sinds 2007 (aan de vooravond van de economische crisis, vreemd genoeg) zelfs over de gehele linie
een markante daling laat zien. Vroeg of laat moet men erkennen dat de bestudering van het
jeugdstrafrecht in zekere zin in de lucht hangt, zolang die helemaal niet verbonden wordt met de
bestudering van de jeugdcriminaliteit.
Tegelijkertjd blijf de bestudering van het jeugdstrafrecht als het ware nog steeds in de lucht hangen.
Zolang die net mede wordt verbonden met kennis omtrent de strafrechtketen, de vele verschillende
interventes die er mogelijk blijken en die al dan niet werkzaam zijn gebleken, en de discussie en
actuele inzichten die met het vraagstuk van de efectviteit en met ‘evidence based’ werken
verbonden zijn.
Kent dit boek dus een ongebruikelijk brede kennisbasis en een ongebruikelijk brede en uitdrukkelijke
inbedding in aansluitende wetenschapsgebieden, veelal op sociaalwetenschappelijk terrein, de
opbouw en de kern van het boek zijn daarentegen klassiek juridisch en ook stuk voor stuk van de
hand van ervaren en vooraanstaande deskundigen op het gebied van het jeugdstrafrecht. Door het
hele boek keert steeds het gegeven terug dat ons jeugdstrafrecht de laatste decennia in meerdere
opzichten ingrijpend van karakter is veranderd. Met name de herziening van het jeugdstrafrecht in
1995 heef een aantal veranderingen gebracht die hebben geleid tot een hardere en meer puniteve
aanpak, die op zijn beurt weer bij menige deskundige twijfel oproept. Over het geheel genomen
moeten we constateren dat ons land, vanwege een over de gehele linie sterk toegenomen,
opvallende verharding en punitviteit, waarbij niet alleen meer sanctes worden opgelegd ook naar
aanleiding van (zeer) lichte feiten, maar ook meer nadelige gevolgen aan deze sanctonering worden
verbonden, zijn vooraanstaande posite als garant van het belang van het kind de afgelopen jaren is
kwijtgeraakt.
, Hoofdstuk 2: geschiedenis van het jeugdstrafrecht
2.1: inleiding
Rond 1900 werd de leerplicht ingevoerd en kwam het sociaalliberalisme op. Er ontstond een geloof
in de maakbaarheid van het individu. In 1905 trad het nieuwe jeugdstrafrecht in. Dit maakte deel uit
van de kinderweten. Hieronder viel de burgerlijke kinderwet, deze wet gaf beide ouders macht over
het kind en maakte het mogelijk dat de overheid kon ingrijpen in de opvoeding van ouders. De
schoolstrijd ging er echter om dat ouders zelf zeggenschap hadden over opvoeding en onderwijs van
hun kind. Ook de strafrechtelijke kinderwet viel onder het nieuwe jeugdstrafrecht. Eerder werden de
gewone strafen toegepast door de rechter op kinderen, met een vaste vermindering van het
maximum. Het aparte jeugdstrafrecht kende eigen sanctes, bijzondere bepalingen en eigen
procedures. De procedures zijn vrijwel onveranderd gebleven, vb. een gesloten rechtszitng. Het
pakket van sanctes is wel veranderd. Er kwamen in 1901 drie nieuwe sanctes exclusief voor
kinderen: berisping, geldboete en tuchtschool. Ook kon er gebruik worden gemaakt van
terbeschikkingstelling (kind naar correctehuis sturen). In de derde kinderwet, de
kinderbeginselenwet, werd vastgelegd dat de tenuitvoerlegging van maatregelen en sanctes van
beide weten zou worden afgestemd op de bescherming en heropvoeding van minderjarigen. Vier
fasen in de ontwikkeling van jeugdstrafrecht:
1. Een zwaar accent op ingrijpen in het gezin
2. Een sterk psychologische benadering van het gevaarlijke kind/ kind in gevaar
3. Een nieuwe tendens tot verharding
4. Dit terwijl de eerder ingezete ontwikkelingen en verworvenheden niet aan de kant worden
geschoven.
2.2: heropvoeding
Inspirate voor het jeugdstrafrecht werd gevonden in de Juvenile vourt act en de oprichtng van de
internatonale criminologische vereniging (IKV). Dit wordt aangeduid als de moderne richtng in het
strafrecht. De klassieke richtng ging uit van een terughoudende overheid rechtszekerheid en
proportonele vergelding. De moderne richtng ging uit van de maakbaarheid van het individu en
maatschappij, het strafrecht als instrument en het belang van maatschappelijke beveiliging. Doel was
een toekomstg crimineel voorkomen. Men vate delinnuente op als een gebrekkig sociaal
functoneren veroorzaakt door biologische/maatschappelijke factoren. Het klassieke beginsel van
persoonlijke verantwoordelijkheid werd irrelevant. De klassieke beginselen als vergelding,
proportonaliteit en schuld werden als hinderlijke en onhandig beschouwd. Het ontstaan van het idee
om kinderen weg te kunnen halen bij hun ouders kwam vanuit een ontwikkeling van het ‘ontstaan
van een wereld van de heropvoeding’. In de 19 e eeuw ontstonden veel instellingen voor kinderen
met wie de ouders zich geen raad wisten en aparte gevangenissen, gestchten en tehuizen. De
inrichtng werd een alternatef voor een tekortschietende opvoeding en de harde aanpak van
misdadigers. Men streefde ernaar de kinderen zo lang mogelijk uit de slechte omgeving weg te halen.
Daardoor miste hier ook het stelsel van afslag (vermindering van strafijd o.b.v. goed gedrag). Dit
betekent dus een aantastng van het klassieke strafrechtelijke denken.
2.3: niet het delict maar de toekomst van het kind
De kern van de kinderweten was dat de rechter vergaand moest kunnen ingrijpen als er vermoeden
was dat het kind in de goot dreigde te belanden toekomst van het kind als leidraad. Vergelding
zou de problematek alleen verergeren. De straf zelf gold niet als maatstaaf voor straf of maatregel,
maar werd bepaald door een inschatng van het gewenste efect bij het kind. De ondergrens van 10
,jaar werd losgelaten. Ingrijpen in het gezin moest kunnen in belang van het kind. Belangrijk hierbij
was de achtergrond van de sociale kweste verpaupering van gezinnen in grote steden.
Voorstanders geloofde in de zegeningen van dwangopvoeding, inhoud hieraan ontbrak.
Kritiek
Rond de eeuwwisseling werden verenigingen voor de bescherming van kinderen opgericht. Toch was
er kritek. De kritek richten zich enerzijds op de rechtspraak: er was een gebrek aan specialisering bij
de rechtbanken wat betref de pedagogiek. Hierdoor kwam er een gespecialiseerde kinderrechter en
de ondertoezichtstelling. Er was ook kritek op de aanpak in de inrichtngen: de inrichtngen schoten
tekort in onderwijs, zorg en er werd te hard en grof opgetreden. Ook kwam er kritek op de
tuchtschool. Het ontbrak bij het personeel aan professionaliteit. Kinderen konden opgesloten
worden als onderdeel van het regime en als disciplinaire straf. Dit had dus zowel het karakter van
straf als van opvoeding. Er kwam een opsluitng in cachot, dit zorgde voor een beperking van de duur
en een minimale leefijd van de minderjarigen. De gestchtsdirecteur kond 4 verschillende strafen
inzeten:
1. Sluiten in de boeien
2. vachot geïsoleerde opsluitng
3. Water en brood
4. Onthouding van voorrechten
De bewakers en leermeesters konden nog huishoudelijke strafen opleggen, deze waren niet
wetelijk geregeld.
2.4: Psychologisering van het criminele kind
Rond 1930 begon een tegenbeweging te ontstaan. Voordat er werd besloten dat een kind werd
opgenomen in een inrichtng, moest er eerst een rapport over het kind worden gemaakt, waarbij het
kind werd geobserveerd en gesproken werd in een observatehuis. Dit introduceerde nieuwe
professionals in het werkveld. Vanuit de professionalisering van de observate kwam een nieuwe
visie op het criminele kind op gang. De visie psychologiseerde. Overwater en De Brie waren
voorvechters van een strafrechtelijke ondergrens, dit vanwege een gebrekkig psychologisch inzicht,
en speciale kinderrechters die gespecialiseerd waren in de psychologie van het kind. De
psychologiserende blik zorgde ook voor een andere percepte van de ouder-kind relate. Eerst werd
de nuarantaine benadering uitgevoerd kinderen weghalen uit verderfelijke omgeving. Nu werd
het gezin als één geheel opgevat, en dat het ook schadend is om het gezin uit elkaar te halen. De
commissie-overwater gaf een rapport uit waarin zij pleiten voor een ondergrens van 12 jaar, een
tuchtschool die minder gericht was op straf en een deskundige kinderrechter. Ook werd het
schuldprincipe en de toerekeningsvatbaarheid door hen bepleit in het jeugdstrafrecht. Aan de relate
met de ouders moet gewerkt worden in het belang van het kind. Dit leidde allemaal tot
wetsvoorstellen tot de herziening van het kinderstraf(proces)recht, die uiteindelijk werden
aangenomen. De ondergrens van 12 jaar werd ingevoerd, de plaatsing in een inrichtng voor
buitengewone behandeling (pibb) voor gestoorde jongeren en de jeugd-TBS voor moeilijk
opvoedbare jongeren. Ook kreeg de kinderrechter meer bevoegdheden.
Een veranderende gestichtspraktiik
Na de oorlog werd de psychologiserende invalshoek doorgezet. Hierdoor werden in 1950 het
kaalscheren, de hoofddeksels en de uniformen afgeschaf. Er kwam een zwaarder accent op
groepsproces, de ruimte waarin de pupillen zich verbleven, de vertrouwdheid van het groepsvertrek
en het kind moest ervaren zichzelf te kunnen zijn. Er ontstond een accent op huiselijkheid. Na de
oorlog ontstond een opleiding in deze sector, de cursussen kinderbescherming A en -B. De commisie-
, Koekebakker was echter kritsch, het dagelijks werk stond volgens hen nog in het teken van structuur
en routne. Wetenschappelijke kennis bleek nauwelijks aanwezig en behandelplannen ontbraken.
2.5: kinderrechten
In West-Europa deed zich in de jaren 50 en 60 een golf van nieuwe jeugdstrafwetgeving voor waarin
de toenemende betrokkenheid van de nieuwe professionals tot uitdrukking kwam. De
opvoedingsgedachte kreeg meer inhoud, maar het primaat van voorkomen en beschermen bleef
onaangetast. Schuld, proportonaliteit en vergelding bleven onuitgewerkt. In Nederland kwam er
echter in de jaren 60 de nieuwe beginselenwet voor de kinderbescherming in 1965. Dit bracht een
nieuw regelgevend kader door de tenuitvoerlegging van de jeugdsanctes uit het Wetboek van
Strafrecht. Voor de rijksinrichtngen ontstonden duidelijke richtlijnen voor het disciplinair strafen
van jeugdige gedetneerden. De jeugdige kon in afzondering geplaatst worden of voorrechten
konden worden ontnomen. Hierna kwam een herbeziening op de juridische grondslag van het
jeugdstrafrecht op gang. Dit door Amerikaans voorbeeld die de rechten van jeugdigen bevestgde en
zei dat de jeugdige het slechtste van twee werelden kreeg. Geen rechtsbescherming van het
commune strafrecht en niet de speciale aandacht van het jeugdstrafrecht. Hierdoor kwam in
Nederland het rapport ‘jeugdbeschermingsrecht’. Dit had primair betrekt op het civiele jeugdrecht,
maar er werden ook uitspraken gedaan over het jeugdstrafrecht. De commissie sprak zich uit voor
een problem-centered wijze van denken en werken, en dus niet een generaliseerde benadering van
het kind. Ook werd er gepleit voor een accentverschuiving van de meer passief ondergane
bescherming naar de meer actef uitgeoefende rechten. Er moest worden gestreefd naar geleidelijke
rechtsverkrijging en geleidelijke gezagsvermindering. Ook kende het rapport een voorstel tot het
invoeren van het adolescentenstrafrecht (18-23 jaar). In 1982 werd de mogelijkheid tot oplegging
van afzondering als disciplinaire straf opgeheven. Ook werd een beklagregeling ingevoerd, waarbij
een commissie van toezicht werd ingesteld in elke rijksjeugdinstelling. In 1989 trad de wet op
jeugdhulpverlening in werking. Vanaf nu had het klachtrecht ook betrekking op partculiere
instellingen.
2.6: verharing, maar ook nieuwe mogeliikheden
Het rapport sancterecht voor jeugdigen gaf aanleiding voor een discussie over een ingrijpende
aanpassing van ons jeugdstrafrecht in 1995. Er was meer conformiteit van het jeugdstrafrecht met
het commune strafrecht wenselijk. In de commissie-Anneveldt (1979) zijn drie verschillende accenten
te onderkennen:
1. Jeugdstrafrecht moet worden beheerst door dezelfde algemene rechtsregels en met
dezelfde rechtswaarborgen als het strafrecht voor volwassenen. Dit omdat jeugdigen
zelfstandiger en mondiger optreden als 20 jaar geleden. Een breuk met de psychologische en
pedagogische visie.
2. Er moet gestreefd worden naar efciency. Het aantal hoofdstrafen te beperken tot de
geldboete en jeugddetente. Ook de PIJ-maatregel (max. 2 jaar).
3. Speciale prevente werd voorop gesteld. Ook zij pleiten voor invoering van het
adolescentenstrafrecht. Het principe van afslag na goed gedrag werd bepleit.
In 1989 werd een wetsvoorstel ingediend. Hierbij werden de maximumstrafen verdubbeld en een
versoepeling van de mogelijkheid om 16-17 jarigen volgens het commune strafrecht te berechten.
Hierbij werd gekeken naar de ernst van het misdrijf, de persoonlijkheid van de dader of de
omstandigheden waaronder het misdrijf is begaan. De beschermingsgedachte uit het oude
jeugdstrafprocesrecht (bijv. beslotenheid in de jeugdzitng) werd gehandhaafd. In 1995 deed het
nieuwe jeugdstrafrecht zijn intrede. Sindsdien worden er wel degelijk zwaardere strafen opgelegd.
Er is wel een daling van het aantal commuun gestrafe jongeren. De mogelijkheid van de toepassing
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller raamonaa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.