Summary chapter 6 species and populations - Nectar biology 4 vwo
All for this textbook (1)
Written for
Secondary school
VWO / Gymnasium
Biologie
4
All documents for this subject (5580)
Seller
Follow
myrthehagen
Content preview
Hoofdstuk 11 – Regeling intern milieu
11.1 - Het interne milieu
Je normale lichaam temperatuur is rond de 27 graden, dit is een norm die je lichaam probeert te
handhaven. Een regelkring voorkomt grote afwijkingen van de norm, deze bestaat uit receptoren en
effectoren. Er is hier sprake van homeostase, dit is het in stand houden van een dynamisch
evenwicht.
De receptoren en effectoren uit een regelkring proberen samen een waarde rond de ingestelde
norm te houden. De receptor is in dit geval een temperatuurzintuig, het meet de
lichaamstemperatuur. Als de gemeten temperatuur afwijkt van de norm, dan stuurt het
regelcentrum informatie naar effectoren die de afwijking kunnen corrigeren.
Het temperatuurcentrum bewaakt de norm van 37 graden en stuurt indien nodig de effectoren aan.
Tijdens het sporten zijn dit bijvoorbeeld de zweetklieren en haarvaten die een negatieve
terugkoppeling veroorzaken waardoor je afkoelt.
De kerntemperatuur is de temperatuur in het centrale deel van je lichaam waar de vitale organen
liggen. Deze temperatuur varieert normaal amper, en hierdoor werken de processen in de vitale
organen zo goed. Een lagere temperatuur zal zorgen voor een tragere reactiesnelheid en hogere
temperatuur zal de eiwitten beschadigen.
De hypothalamus bevat receptoren die aan de hand van de bloedtemperatuur de kerntemperatuur
registreren. De temperatuur in de buitenste lagen van het lichaam is de schiltemperatuur en deze
varieert met de temperatuur van de omgeving. De receptoren hier van zijn aparte koude en
warmtereceptoren. In een koude omgeving nemen de koud receptoren het werk over en zal de
schiltemperatuur ook dalen. Zonder tegenmaatregelen zou ook de kerntemperatuur dalen. Als het
regelcentrum in de hypothalamus een dalen kerntemperatuur registreert, dan gaan er signalen naar
de effectoren van kern en schil om de warmteproductie op te voeren.
Bij koorts heeft de hypothalamus de norm verhoogd, waardoor de effectoren aan de slag gaan alsof
er onderkoeling dreigt. Koorts komt meestal door een infectie. Een hogere lichaamstemperatuur
stimuleert de productie en de afgifte van afweerstoffen. Een verhoging van de norm voor de
kerntemperatuur vindt plaats onder invloed van cytokine. Als de infectie is bestreden gaat de
kerntemperatuur weer terug naar 37 graden.
De samenstellingen van bloed en weefselvloeistof (interne milieu) mag net als je temperatuur ook
niet veel variëren. Zelfs als je omgeving wel erg verandert. Het regelcentrum voor intern milieu
bevindt zich ook in de hypothalamus. Elke regelkring heeft voor een waarde van het interne milieu
een eigen norm. Regelcentra in de hersenen en het hormoonstelsel nemen samen passende
maatregelen om alles onder controle te houden. Een voorbeeld hiervan is het proces
gluconeogenese, dit is het maken van nieuwe glucose uit aminozuren en vetten.
Homeostase = het constant houden van het interne milieu.
, 11.2 - Processen in de lever
Alle voedingsstoffen die je via de darmen opneemt passeren ook de lever. Een lever weeg ongeveer
1,5 kg en ligt rechtsboven in de buikholte. De lever krijgt bloed vanuit 2 kanten, de leverslagader (O2
rijk) en de poortader vanuit de darmen (O2 arm). In de lever vinden enorm veel processen plaats
zoals koolhydraat, vet en eiwitstofwisseling, afbraak rode bloedcellen en gifstoffen en opslag van
bloed en ijzer. Bij alle processen in je lever ontstaat warmte waardoor de lever je belangrijkste
verwarmingsbron is.
De lever is verdeeld in groepen cellen met elk een eigen aftakking van de leverslagader en
poortader. In deze groepjes, leverlobjes, bevinden zich speciale bloedruimtes genaamd sinusoïden.
Hierin komt bloed uit de leverslagader en poortader samen.
Rode bloedcellen blijven in de haarvaten en het bloedplasma in de haarvaten komt in contact met
de levercellen waardoor deze stoffen uit het bloed kunnen opnemen ne omzetten. Het bewerkte en
gefilterde bloed verlaat het leverlobje via een centraal adertje e gaat dan via de leverader naar de
onderste holle ader. Galkanalen die tussen de cellen doorlopen voeren door de levercellen gal uit de
leverlobjes via de galgang naar de galbuis. Deze gaat naar de galblaas en twaalfvingerige darm.
Na een maaltijd stijgt de glucoseconcentratie in het bloed vaak tot boven de normwaarde. Cellen
nemen onder invloed van insuline glucose op. Daardoor daalt de glucoseconcentratie weer. Ook in
de lever stimuleert insuline de omzetting van glucose naar glycogeen (glycogenese). Als de voorraad
glycogeen genoeg is aangevuld, wordt de rest van de glucose om gezet in vetten.
Tijdens het sporten maken je spiercellen glucose vrij uit hun voorraad of ze nemen dit op uit het
bloed, dan daalt de glucoseconcentratie in het bloed tot onder de normwaarde. De alvleesklier
maakt als reactie op de gedaalde suikerspiegel glucagon en de lever zet glycogeen om in glucose en
geeft dit aan het bloed, de bloedsuikerspiegel stijgt weer. Als de voorraden uitgeput raken maken de
levercellen glucose uit aminozuren en vetten (gluconeogenese)
Als je iets vets eet ontvangt de lever glycerol en vetzuren die via de poortader en leverslagader
binnekomen. Vetzuren kunnen dienen als brandslof en bouwstof, maar niet alle vetzuren zijn
geschikt voor je lichaam. De lever kan deze ongeschikte vetzuren ombouwen tot geschikte vetzuren.
Essentiële vetzuren kan de lever niet maken en kun je alleen met voedsel binnenkrijgen. Een
belangrijke vetachtige stof is cholesterol, dit is een grondstof voor hormonen. Je levercellen kunnen
zelf ook cholesterol aan maken. Vetten zijn hydrofoob en niet oplosbaar in het bloedplasma, de lever
voorziet vetachtige stoffen van een hydrofiele buitenlagen en vormt zo lipoproteïnen, die het
bloedplasma wel kan vervoeren.
Een deel van aminozuren is bruikbaar voor de opbouw van nieuwe eiwitten of in je spieren maar een
teveel aan aminozuren kan de lever niet opslaan. Sommige aminozuren kan de lever ombouwen en
andere breekt de lever af. Ombouwen gebeurt via transaminering. Een aminozuur ruilt zijn
aminogroep uit tegen de ketogroep van een ander molecuul. Daardoor verander het laatste
molecuul in het aminozuur dat nodig is. De afbraak van een aminozuur gebeurt in stappen, eerst
verwijdert de lever de aminogroep (deaminering). Uit de aminogroep vorm de lever ammoniak en
daarna koppelt de lever ammoniak aan CO2 waarbij ureum ontstaat. Dit is een afvalstof en gaat via
bloed en nieren naar de urine. Levercellen kunnen ook het restant omzetten in vet of glucose.
De lever heeft nog meer belangrijke taken:
- Rode bloedcellen opruimen. Je lever ruimt afgestorven rode bloedcellen op. Het ijzer uit
hemoglobine slaan de lever en het rode beenmerg op in het eiwit ferritine. Een volwassen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller myrthehagen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.