100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Financieel management voor non-profitorganisaties - T.L.C.M. Groot & G.J. van Helden $4.82
Add to cart

Summary

Samenvatting Financieel management voor non-profitorganisaties - T.L.C.M. Groot & G.J. van Helden

24 reviews
 801 views  141 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek financieel management in non-profitorganisaties, van T.L.C.M. Groot & G.J. van Helden (7e druk). Duidelijke samenvatting met de plaatjes uit het boek.

Last document update: 6 year ago

Preview 4 out of 66  pages

  • No
  • H1-11 en h14
  • October 20, 2018
  • November 26, 2018
  • 66
  • 2018/2019
  • Summary

24  reviews

review-writer-avatar

By: estellevandervegte1 • 8 months ago

review-writer-avatar

By: helincelik1 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: dennisbril • 2 year ago

review-writer-avatar

By: samiranicolebijlsma • 3 year ago

review-writer-avatar

By: woutergvl • 3 year ago

review-writer-avatar

By: bilalalbarkani • 3 year ago

review-writer-avatar

By: bjornpruijsers • 3 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
SAMENVATTING FINANCIEEL MANGEMENT VAN NON-PROFIT
ORGANISATIES - T.L.C.M. Groot & G.J. van Helden

Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Identiteit van non-profit organisaties................................................................................. 0
Hoofdstuk 2 Planning en besluitvorming ................................................................................................ 6
Hoofdstuk 3 Management control ........................................................................................................ 13
Hoofdstuk 4 Management van non-profitorganisaties ......................................................................... 21
Hoofdstuk 5 Accounting ........................................................................................................................ 26
Hoofdstuk 6 Budgettering ..................................................................................................................... 30
Hoofdstuk 7 Prestatiemeting ................................................................................................................ 35
Hoofdstuk 8 Kostenverbijzondering en interne verrekening ................................................................ 40
Hoofdstuk 9 Investeringsselectie .......................................................................................................... 45
Hoofdstuk 10 Externe verslaggeving ..................................................................................................... 48
Hoofdstuk 11 Corporate Governance ................................................................................................... 54
Hoofdstuk 14 Ziekenhuizen ................................................................................................................... 59



Hoofdstuk 1 Identiteit van non-profit organisaties
1.1 Wat is non-profit?
Non-profit: organisaties die niet op winst zijn gericht. Ook wel organisaties zonder winstoogmerk.
Het bestaansgrond is de voortbrenging van goederen en diensten die voorzien in een bepaald ideëel
of maatschappelijk belang.

Non-profitorganisaties:

- Organisaties die deel uitmaken van de overheid.
- Organisaties die sterk met de overheid zijn verbonden via regulering en bekostiging, bijv.
UWV, onderwijsinstellingen en instellingen van gezondheidszorg.
- Private organisaties met een maatschappelijk doel, bijv. het Rode Kruis.

,Non-profit sector opgedeeld:

- Publieke sector= collectieve sector: betreft de organisaties in de rijksoverheid en decentrale
overheden, dus via belastingen, niet-belastingontvangsten, sociale premies en
overheidsleningen worden gefinancierd.
- Private sector: vakbonden, kerken en verenigingen → zijn serviceorganisaties zonder
expliciet winstoogmerk en worden betaald door leden. Rekent men deze organisaties mee
dan wordt de collectieve sector uitgebreid tot de quartaire sector= de niet door winst
gedreven dienstensector. Ook musea vallen hieronder.

2 indicatoren waarmee de omvang van de non-profitsector kan worden gemeten:

1. (Meest gebruikelijke) Het totaal van de uitgaven van instellingen in de collectieve sector. De
collectieve uitgaven worden vaak uitgedrukt in een percentage van de waarde binnenlandse
product. → deze maatstaf heet collectieve uitgavenquote.
2. De omvang van de werkgelegenheid in de collectieve sector. De werkgelegenheid wordt
uitgedrukt in het aantal banen, gemeenten in full-time-equivalenten (1 fte is een voltijdse
baan)

Noemer-effect: zorgt ervoor dat het aandeel van de collectieve uitgaven toeneemt omdat bij
gelijkblijvende teller een lagere noemer zorgt voor een groter aandeel voor de collectieve uitgaven.

Baan: een overeenkomst tussen een persoon en een organisatie om tegen beloning werk te
verrichten.

1.2 Markt versus budget
Marktsector: worden individuele goederen tegen prijzen verhandeld. Hierbij vindt besluitvorming
hoofdzakelijk plaats door marktbeslissingen oftewel door een directe afweging van prestaties en
tegenprestaties.

Verschil tussen marktsector en de publieke sector ligt voornamelijk in het coördinatiemechanisme
dat wordt gebruikt om aanbod van en vraag naar goederen en diensten op elkaar af te stemmen.

o De marktsector maakt gebruik van het marktmechanisme: is gebaseerd op rechtstreekse
ruil van exclusieve, geïndividualiseerde eigendomsrechten. De markt is in het algemeen een
efficiënt medium om ruiltransacties tot stand te brengen.
o De publieke sector maakt gebruik van het budgetmechanisme: een collectief van beslissers
neemt namens aanbieders en vragers besluiten over bekostiging, voortbrenging en verdeling
van goederen en diensten.

Maximaal haalbaar welvaartsniveau: maximale rijkdom van mensen.

De oorzaken waardoor de marktsector niet in staat is een optimaal welvaartsniveau te bereiken,
worden samengevat onder de term market failures: onvolkomenheden van het marktsysteem
waardoor de maatschappelijke productie van goederen en diensten afwijkt van de aard en de
omvang die voor een optimaal welvaartsniveau nodig zijn.

Market failures worden door de volgende 4 factoren veroorzaakt:

1. Onmogelijkheid van prijsuitsluiting: prijsuitsluiting (of exclusiviteit) betekent dat het
mogelijk moet zijn om degenen die niet willen betalen uit te sluiten van consumptie.




1
Samenvatting financieel management van non-profit organisaties – ESTHER SLOTMAN

, 2. Hoge initiële kosten: de voor de samenleving noodzakelijke voorzieningen worden niet of in
onvoldoende mate tot stand gebracht, aangezien aan de voortbrenging hoge initiële kosten
zijn verbonden.
3. Over- of onderwaardering van interne effecten: De over- of onder waarderen van effecten
kan burger schaden, zoals:
a. Onderwaardering negatieve interne effecten: het te veel consumeren van drugs/alcohol
b. Onderwaardering positieve interne effecten: Het te weinig gebruiken van autogordels,
valhelmen en onderwijs.
4. Het optreden van externe effecten:
a. Positief externe effecten: voorbeeld: niet alleen de eigenaar beleeft plezier aan de fraaie
gevel van zijn achttiende-eeuwse woning, maar ook de voorbijganger.
b. Negatief externe effecten: voorbeeld: de hinder die niet-rokers ondervinden van rokers
in eenzelfde vertrek.

Initiële kosten: Kosten gemaakt voor de ontwikkeling of vernieuwing van een product. (internet)

Interne effecten: de effecten die ruilovereenkomsten op de betrokken marktpartijen hebben.

Naast de genoemde 4 marktimperfecties worden veelal ook het verdelingsmotief en het
stabilisatiemotief gegeven als motieven voor marktinterventie door de overheid:

- Verdelingsmotief: speelt de overweging dat marktwerking niet altijd leidt tot een gewenste
verdeling van de beschikkingsmacht van personen over productiemiddelen en resultaten.
Elke burger wordt dan geacht over een minimaal producten- en dienstenpakket te kunnen
beschikken.
- Stabilisatiemotief: accentueert de rol van de collectieve sector in de macro-economische
ontwikkeling van de samenleving als geheel.

De overheid heeft diverse mogelijkheden om correcties op het functioneren van de marktsector
aan te brengen:

- Het voeren van een corrigerend beleid door een ‘policy mix’ van regelgeving en financiële
prikkels. (Directe interventie).
- Zelf presenteren door op te treden als aanbieder. (Directe interventie).
- Het instellen van subsidies en heffingen. (Indirecte interventies).

Non-profitorganisaties: organisaties die hun bestaansrecht in eerste instantie ontlenen aan het
tegengaan van een of meer van de marktonvolkomenheden en die om deze reden door middel van
subsidie- en financieringsregelingen onttrokken worden aan de voornaamste effecten van de
werking van ‘de markt’.

Bij elke categorie staan tussen haakjes welke marktimperfecties de betreffende categorie beoogt
te bestrijden:

- Collectieve goederen → 1e en 2e imperfectie.
- Quasi-collectieve goederen namelijk:
a. Bemoeigoederen → 3e imperfectie.
b. Goederen met externe effecten → 4e imperfectie.

Infant industry argument: productie van noodzakelijke of veelbelovende voorzieningen wordt alleen
in de beginfase geheel of gedeeltelijk collectief gefinancierd.



2
Samenvatting financieel management van non-profit organisaties – ESTHER SLOTMAN

, 1.3 Typologie van non-profitorganisaties
In de non-profit sector ontbreekt om allerlei redenen de volledige contractvrijheid bij de aanbieders
en/of afnemers. Deze wordt vervangen door een andere verhouding tussen consument en
leverancier, afhankelijk van de gerichtheid oftewel oriëntatie van de non-profitorganisatie.

- (Algemene) publieke georiënteerde organisaties: brengen collectieve goederen en diensten
voort. De markt ontbreekt, want er zijn geen individuele tegenprestaties van de zijde van de
afnemers.
- Ledenorganisaties: oefenen afnemers direct de feitelijke macht uit. Hierbij gaat het dus om
individuele goederen, waarover afnemers beschikkingsmacht kunnen verwerven door lid te
worden van de betreffende organisatie, zoals een kerk of vakbond.
- Cliëntgerichte organisaties: is evenzeer sprake van individuele goederen maar daar ligt de
verantwoordelijkheid voor omvang en kwaliteit van de voorzieningen veeleer bij de
organisatie. Cliënten zijn vaak een wezenlijk onderdeel van het productieproces en wensen
uit dien hoofde regelmatig meer invloed op zeggenschap over de voortbrenging.

Conclusie: dat de echte collectieve goederen op geen andere wijze kunnen worden geproduceerd
dan door een non-profit instelling. Reden:

1. De productietechniek laat geen andere mogelijkheid: prijsuitsluiting is onmogelijk.
2. De productie van betrokken goed is in brede kringen geweest.

1.4 Budgetimperfecties
Macro-economie: In de macro-economie wordt de werking van de economie als geheel bestudeerd.
/ niet te beïnvloeden maar beïnvloed jou wel.

In de ‘theory of non-market failures’ wordt een opsomming gegeven van de redenen waarom de
beheersing van activiteiten en kosten in de budgetsector zo moeilijk is. Het gaat om de volgende
aspecten:

- De output is slecht gedefinieerd en moeilijk te meten;
- De kwaliteit van de output is moeilijk vast te stellen, omdat de informatie over het
consumentengedrag grotendeels ontbreekt;
- Concurrentie ontbreekt veelal;
- Een hard criterium voor de beëindiging van projecten en programma’s ontbreekt;
- In de politiek wordt het formuleren van problemen en het ontwerpen van oplossingen
beloond, maar niet de implementatie van de voorstellen;
- De politieke cyclus en tijdhorizon zijn te kort om de problemen goed aan te pakken.

De kosten van non-market-imperfecties worden door Wolf (1979) naar analogie van de
marktanalyse ondergebracht in categorieën:

1. Interne effecten: leiden met name tot inefficiënties.
2. Afgeleide marktimperfecties: ingrijpen door de overheid lokt reacties in de marktsector uit,
die weer imperfecties veroorzaken.
3. Verdelingseffecten: ongelijke verdeling van macht en invloed.

De meeste non-market failures hebben het karakter van organisatieproblemen.

1.5 Overheidsinterventie: een afweging
De meest in het oog springende verschillen met organisaties in de private sector zijn:


3
Samenvatting financieel management van non-profit organisaties – ESTHER SLOTMAN

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller estherslotman. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52355 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.82  141x  sold
  • (24)
Add to cart
Added