100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Politieke arena's: uitgebreide samenvatting colleges, handboek en teksten $3.91   Add to cart

Summary

Politieke arena's: uitgebreide samenvatting colleges, handboek en teksten

10 reviews
 419 views  41 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van cursus zoals gegeven aan de Universiteit Utrecht. Alle rechten van de colleges gaan naar de universiteitsmedewerkers; alle rechten van de primaire teksten gaan naar de bijbehorende auteurs.

Preview 4 out of 39  pages

  • Yes
  • October 21, 2018
  • 39
  • 2018/2019
  • Summary

10  reviews

review-writer-avatar

By: matskroon02 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: jipsteman • 4 year ago

review-writer-avatar

By: carmenrhea • 4 year ago

review-writer-avatar

By: jasperpost • 4 year ago

review-writer-avatar

By: thomasmorren • 5 year ago

review-writer-avatar

By: sanneboekholt • 5 year ago

review-writer-avatar

By: hedwigsleurink • 5 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
W1 Politieke strijd in modern Europa
Werkcollege 1
Voor de presentatie wordt het volgende verwacht: 1) beschrijving van de bron, 2) schets van
relevante historische context, 3) verbinding met de secundaire literatuur, 4) reflectie op de betekenis,
relevantie en impact van de bron - zowel in het betreffende tijdvak als op de langere termijn, en 5)
vorm: formuleringen, structuur, powerpoint, interactie met het publiek.

Literatuur
A. Gianfranco Poggi, The State: Its Nature, Development, and Prospects
Wat is sociale macht? Sommige mensen zijn bekwamer om hun doelen na te streven, en doen dit
soms ten koste van anderen, die al dan niet uit vrije wil kunnen worden gemobiliseerd in navolging
van deze doelen. Drie sociale machtsfactoren zijn: 1) economische macht over goederen, 2)
ideologische of normatieve macht over ideeën, en 3) politieke macht over faciliteiten van fysiek
geweld. De staat bestaat geheel in de laatste sfeer, en is verbonden met geweld en dwang: de staat
heeft een monopolie op legitiem geweld. Sint Augustinus stelde in dit licht dat koninkrijken niet meer
waren dan grootschalige roofbendes (p.1-5). Politieke macht gaat via intersubjectieve orders en
dwingt gehoorzaamheid af: gehoorzaam, anders zwaait er wat. Het ‘of anders’-argument wordt
dankzij de bijbehorende angstfactor beschouwd als zwak - het werkt beter en veiliger als subjecten
welwillend gehoorzamen, het liefst via principes en normen. Hierdoor wordt de staat legitiem. De drie
sociale machtsfactoren gaan over het beheersen en controleren van individuele activiteiten, en deze
zijn onderling verbonden. Elke macht wil zichzelf versterken, en zal de autonome zwaai van de ander
willen inperken. De belangrijkheid van de eigen middelen worden benadrukt om de eigen positie te
rechtvaardigen (bv. technocratie tegenover aristocratie of meritocratie). De macht wordt op
verschillende manieren gebruikt. Normaal gesproken als beveiliging van een territorium tegen
agressie en vijanden en om zelfbeheersing op te dringen aan individuen. Politieke macht heeft een
functionele prioriteit boven de andere twee machtsfactoren: het beslissende instrument en het laatste
redmiddel is immers het gebruik van fysieke kracht. De staat bedreigt het menselijke lichaam als
geheel, en kan zijn bestaan beheersen. Het geweld heeft geen grenzen, omdat er altijd een nieuwe
vorm van geweld bestaat. Op de superioriteit van fysieke kracht is de staat als zodanig gegrondvest.
Deze macht zorgt voor hoge lasten in de samenleving, en kan al dan niet bedoeld wanorde scheppen.
Volgens Aristoteles is de mens bij uitstek politiek geaard, en komt dat tot uiting in de stadstaat.
Volgens Thomas Hobbes zijn mensen in de natuurstaat egoïstisch geaard, en leggen politieke
instituties de ongeremde egoïstische belangen van de mens aan banden. Politieke instituties wordt
door sommigen beschouwd als mogelijke, maar niet noodzakelijke uitingen of vormen van menselijke
samenlevingen. Er lijkt een reflectie te bestaan op de hiërarchische machtsverhouding tussen
mensen onderling. Marx en Engels zagen de grond voor politieke macht in de klassen, die zijn
geordend naar arbeid en productiemiddelen - politieke instituties zijn een instrumentarium in de
klassenstrijd. Maar hoe groot mag politieke macht zijn? Het kan zich in feite uitstrekken over elk
aspect van de menselijke ervaring, maar de mate hiervan is wisselvallig gebleken gedurende de
geschiedenis. Hegel meende dat orders beter op inzicht gebaseerd konden zijn dan op angst: laten
we discussiëren! Plato zag de politiek als een deel van de moraliteit, maar de moderne politieke
theorie is het hier niet altijd mee eens. Dankzij het geweldsmonopolie van de staat schiet individueel
geweld tekort aan rechtvaardiging. De staat als institutionalisering van politieke macht wordt
gekenmerkt door 1) een groeiende depersonalisering van machtsverhoudingen met een overstijging
van het individu, 2) een groeiende formalisering met regels, procedures en rituelen, en 3) een
groeiende integratie van machtsverhoudingen (p.6-18). De staat is 1) een organisatie maar
gedifferentieerd van andere organisaties in hetzelfde terrein, 2) autonoom, 3) gecentraliseerd, 4)
verdeeld in formele coördinatie. De staat is een uniformiserende machine die zich heeft afgescheiden
van kerk en civil society, en heeft niet-afgeleide macht - zij is soeverein. Zij heeft exclusieve controle
over een territorium, maar heeft een complexe verhouding hiermee: er zijn ‘zachte’ aspecten (bv.
idealiserende concepten als het ‘vaderland’) en ‘harde’ aspecten (bv. de geografische locatie,
grenzen). De staat is volgens het eerste het territorium zelf. De staat moet unitair zijn en alle politieke

,activiteiten sturen, met een afstemming tussen de verschillende politieke organen. Buiten de staat
bestaat er een pluraliteit aan soortgelijke staten. Staten zien zichzelf niet als onderdeel van een groter
geheel, maar als zelfvoorzienende entiteiten (p.19-23). Er bestaat geen hogere macht die staten
structureert, controleert of keurt. Bondgenootschappen zijn intrinsiek voorlopig en open voor
hervormingen. Intern gezien heeft de staat superioriteit, maar extern gezien bestaat er spanning,
instabiliteit en wanorde: staten willen hun macht vergroten ten koste van andere staten. Imperia zijn
exclusief militair en fiscaal gericht, terwijl staten over het ordenen van het sociale leven gaan.
Gedurende de geschiedenis is binnen staten een nationaal bewustzijn ontstaan - de mensen willen
niet slechts een bevolking, maar ook vooral een natie zijn. De natiestaat bestond pas in de moderne
tijd, maar het nationaal bewustzijn heeft notie van een primordiale orde. Staatsvorming en
natievorming ontstonden in respectievelijke volgorde, maar overlapten elkaar ook. De meeste
hedendaagse staten zijn gebaseerd op een democratische rechtvaardiging. Via burgerschap menen
burgers invloed te hebben op de staat. In dit licht ontstond vanaf de achttiende en negentiende eeuw
een belangrijk verbond tussen staat en recht - de staat kreeg het voorrecht om recht te schrijven. De
politisering van het recht ging ten koste van haar autonomie, en daarmee werd zij gereduceerd tot
beleidsinstrument. Via bureaucratie worden verschillende politieke organen aan banden gelegd. Het
supreme orgaan is niet-bureaucratisch, maar de andere organen moeten zich wel schikken naar het
bureaucratische model. Kennis over recht werd hier als belangrijkste gezien, maar niet-jurisdictionele
vormen van kennis kregen in de twintigste eeuw voorspoed, zoals blijkt uit het toegenomen gebruik
van demografische en economische statistieken (p.24-33).

B. Franz Kafka, Der Prozess
Op een ochtend wordt Josef K. gearresteerd, zonder te weten waarom (p.1-4). K. vraagt zich af wie
hem vasthoudt, en wat de achtergrond van de agenten die hem vasthouden is. Leeft hij niet tenslotte
in een vrij land? Wie durft hem aan te klampen? Wanneer de agenten K. attent maken op de wet,
claimt hij niets te weten van de wet - ‘Deze wet’, zo stelt hij, ‘bestaat waarschijnlijk slechts in jullie
hoofd’ (p.5-8). K. merkt later op dat de agenten helemaal geen uniform dragen. Het houdt allemaal
geen steek. Wanneer K. de agenten ondervraagt, blijkt het dat K. - hoewel hij onder arrest staat - nog
steeds zijn baan bij de bank mag uitvoeren (p.14-18). Kafka schetst een onwerkelijk tafereel van een
radicaal vervreemdende rechtsstaat. Niemand laat weten wie het arrest heeft verordend, en een
echte straf is er niet.

C. Max Weber, Politik als Beruf
Wat is politiek als een roeping? Wat is politiek überhaupt? Politiek wordt beschouwd als leiderschap,
of als het beïnvloeden van leiderschap, of als een politieke associatie. Hoe kunnen we een politieke
associatie begrijpen? Wat is een staat? Sociologisch gezien wordt de staat niet in haar doelen, maar
wel in haar middelen gedefinieerd - de staat hanteert fysieke kracht. En hoewel zij hierin niet alleen is,
heeft zij wel een monopolie op het legitieme gebruik van fysieke kracht in haar desbetreffende
territorium. Politiek gaat altijd over distributie, handhaving en overdracht van macht. Drie
rechtvaardigingen voor politieke dominantie zijn 1) de autoriteit van het ‘eeuwige gisteren’ met een
gezegend, oeroud besef van gewoonten, 2) de autoriteit van de buitengewone, persoonlijke git van
gratie in een individu dat overheerst via charisma of goedheid, en 3) de autoriteit van rechtmatigheid
waarbij men onderworpen is aan een systeem van regels en wetten. Gehoorzaamheid wordt
afgedwongen via angst en hoop; angst voor de machthebber en hoop op beloning (p.1-2).
Charismatische leiders zijn op verschillende plaatsen in verschillende era’s opgekomen. De
belangrijkste zijn de ‘magicus’ en de profeet enerzijds, en de krijgsheer anderzijds. Politiek als roeping
kun je op twee wijzen hebben: of je leeft voor politiek, of je leeft van politiek. Beide leden sluiten
elkaar niet uit, maar sommige leiders neigen meer afhankelijk te zijn van het inkomen van politiek dan
anderen. Een goed politicus stelt zijn daden en woorden niet (geheel) ten dienste van economische
verwerving. Als het leiderschap slechts toegankelijk is voor de mensen die voor politiek leven, bestaat
er een plutocratie waar slechts de rijken regeren en de minder rijken weinig kans hebben om te
regeren. Terwijl de politicus stelling neemt en passievol is, wordt een burger geëerd als hij

,gewetensvol de orders van de autoriteiten uitvoert - zonder morele claims te hebben over deze orders
(p.3-4). Zonder de (a)morele discipline en het altruïsme van de burger zou het staatsapparaat
desintegreren. De politicus is exclusief verantwoordelijk voor wat hij doet, en kan deze
verantwoordelijkheid niet overhevelen dan wel weigeren. In de Occident is de demagoog een typische
politieke leider. Moderne demagogen gebruiken weliswaar, zoals de oude, retoriek, maar het geprinte
woord van de publicist en de journalist blijkt duurzamer (p.5).


W2 Steden en staten
Hoorcollege 1 Staatsvorming
Politiek speelt zich in verschillende arena’s af. Drie belangrijke arena’s zijn steden, staten en imperia.
Hoe zijn natiestaten dominante politieke organisatievormen geworden? De staat is volgens Max
Weber een politieke organisatie die verschilt van andere domeinen van menselijke interactie, en is
niet zozeer gedefinieerd door haar (oneindige) doelen, maar door haar middelen - het
geweldsmonopolie,1 de territorialiteit, de soevereiniteit en de onpersoonlijkheid van macht. Het
geweldsmonopolie is begrensd door een bepaald territorium met grenzen. Gaandeweg de
geschiedenis hebben Europese staten meer territorium verkregen. De soevereiniteit van de staat is
ook begrensd tot een territorium, en bestaat daarnaast in relatie tot andere staten. De staat is intern
soeverein over alle andere instituties en organisaties en kan deze reguleren (bv. kerken, vakbonden).
De staat, kortom, is een corporatie van corporaties. De onpersoonlijkheid van macht betekent dat niet
de heerser, maar de (onpersoonlijke) staat zelf macht heeft. De staat is geen instrument van mensen,
maar wordt beheerst door regels en wetten (Rechtsstaat). Haar constitutionele basis vertelt hoe het
recht uitgevoerd dient te worden. Dit hoeft niet een grondwet te zijn, maar kan gebaseerd zijn op een
gedeeld constitutioneel idee (bv. rechtsgelijkheid). De rechtsstaat bepaalt hoe mensen zich dienen te
gedragen, en het recht is onpersoonlijk en bureaucratisch. Mensen worden weggecijferd binnen de
onpersoonlijkheid van het bureaucratische apparaat - het gaat er niet om wie het doet, maar slechts
dat iemand het doet. Iedereen in de staat functioneert binnen deze bureaucratie. Het burgerschap
gaat over 1) lidmaatschap van de staat gebaseerd op een bepaalde notie (bv. nationalisme), 2)
rechten en plichten (bv. belasting, stemrecht, militaire dienst), 3) gehoorzaamheid van de burger en
legitimiteit van de staat, en 4) feedback en interactie tussen burger en staat. Mensen steunen de
staat (input), vragen iets terug (throughput), en zijn tevreden als deze wensen worden ingewilligd
(output). In bepaalde omstandigheden wil de staat deze wensen uitvoeren, maar kan zij dit niet. In
feedback uiten de mensen hun (on)tevredenheid jegens de staat.
Hoe worden abstract-theoretische vormen van de staat gerealiseerd? Staten hebben
meerdere namen (république, commonwealth, unie, overheid, federatie). Het concept ‘status’ is
verschoven van de persoonlijkheid naar de verpersoonlijking van de staat. Het eigendom van land
was de status van een persoon, en diezelfde persoon moest die ‘staat’ besturen. ‘L’état, c’est moi’,
stelde Louis XIV dan ook om zijn functie aan te duiden. Het concept van soevereiniteit kwam op in de
context van de bloedige reformatie. Jean Bodin stelde dat de staat een onafhankelijke rede had, los
van morele, sociale en religieuze overtuigingen. De Vrede van Augsburg (1555) erkende dit principe -
cuius regio, eius religio! Thomas Hobbes zag niet de waarheid, maar de autoriteit van de staat als
centraal - non veritas sed auctoritas facit legem! De historische sociologie bestudeert staatsvorming.
Sommige staten kennen gelaagde, sommige uniforme soevereiniteit. Is statelijke soevereiniteit
beperkt, of onbeperkt? Is de staa gefragmenteerd of gecentraliseerd? Wat zijn de verschillende
trajecten die staten hebben gevolgd? Socioloog Otto Hintze ziet oorlog als vormende oorzaak van
staten - states make war, war makes states! Groot-Brittannië ontwikkelde zich echter niet zozeer via
oorlog. Staatsvorming hangt eerder af van 1) de beschikbaarheid van kapitaal (niet altijd financieel),
2) de sociale en institutionele structuur met mogelijkheid om kapitaal aan te trekken, en 3) de toegang
tot kapitaal van steden waardoor oorlog gevoerd kan worden. Charles Tilly stelt dat bepaalde
machtige steden ervoor konden zorgen dat staatsformatie plaatsmaakte voor decentralisering, dat


1 Weber stelt niet dat alleen de staat geweld gebruikt, maar dat alleen de staat het legitieme recht
heeft op geweld. Zij mag bepalen wie wel, en wie niet het recht heeft op geweld.

, sommige staten het platteland exploiteren omdat er nauwelijks steden waren, en dat staat en stad
soms samengaan dankzij de vele middelen van een stad - bijvoorbeeld in een hoofdstad. Vanaf 1000
groeiden Europese steden in aantal, grootte, welvaart en macht - maar ze waren allerminst regelmatig
verdeeld. Alle steden claimden een eigen natuur, een eigen bijzondere status (Eigentümlich, Willkür).
Steden hadden 1) restrictief burgerschap, 2) politieke representatie in grote of kleine raden, 3) gilden
met sociale taken, 4) kerken of andere religieuze gemeenschappen met armenzorg, 5) schutterijen,
en 6) een sterke stedelijke identiteit met tegelijkertijd een verdeelde politiek. Steden zijn
democratischer dan staten omdat relatief gezien meer mensen deelnemen, maar zijn niet altijd even
inclusief. Steden hebben moeite om controle te houden over territoria, zoals het achterland. Dit komt
door een fragiele politieke positie. Wel ontstaat hierdoor diplomatiek, om de onafhankelijkheid en
zelfstandigheid te benadrukken en al dan niet samen te werken. Patronen zijn competitie (bv. Noord-
Italië), coöperatie (bv. Hanze) en isolatie (bv. British isles). Waarom domineerde de soevereine staat
de stadstaten en de stadsverbonden? Ging het om sociaaldarwinistische competitie? Spruyt ziet de
superioriteit van staten boven stadsverbonden en stadstaten als een gevolg van de standaardisering,
inclusiviteit (tegenover exclusiviteit) en competitieve voordelen van staten. Terwijl stadsverbonden uit
elkaar vielen, werden stadstaten opgenomen in de staten. Vooral in Centraal-Europa bleven steden
langdurig onafhankelijk.

Werkcollege 2
De staat kan op minstens drie manieren worden benaderd: 1) begripsvorming of definitie, waarbij
overeenstemming bestaat over wat de staat is, 2) begripsgeschiedenis, waarbij de ontwikkeling en
verandering van het woord ‘staat’ centraal staat, en 3) historisch-sociologisch, waarbij wordt gekeken
naar het sociale karakter van staten (bv. relaties tussen stad en staat). De staat kan worden begrepen
als een organisatie met 1) een geweldsmonopolie, 2) territorialiteit, 3) soevereiniteit, 4)
gedepersonaliseerde macht, en 5) burgerschap. Tussen 1200 en 1800 werd de macht van edelen in
Frankrijk gebroken door de monarch. In het Heilige Roomse Rijk bleven edele prinsen wel macht
behouden. Over het algemeen werd in negentiende-eeuws Europa de macht van edelen gebroken
ten voordele van monarchen. De politieke denker Thomas Hobbes stelde dat staten niet worden
gelegitimeerd door een goddelijk recht, als reactie op de vele religieuze oorlogen, maar door autoriteit
en het behoud van de staat zelf.

Werkcollege 3
Voltaire beschouwde het Heilige Roomse Rijk als ‘noch Heilig, noch Rooms, noch Rijk’. Karel VI
probeerde, net als Karel V, te centraliseren. De macht moest worden gedepersonaliseerd - gilden
vormden een bedreiging voor een uniform Heilig Rooms Rijk, en moesten aan banden worden
gelegd, oftewel hun macht moest worden ingeperkt. Pruisen-Brandenburg met haar sterke
bureaucratische apparaat wilde dit edict doorduwen. De autoriteiten moesten volgens de wet zelf de
straffen bepalen, maar buiten Pruisen-Brandenburg waren de autoriteiten de gilden zelf - en zij wilden
natuurlijk niet aan banden gelegd worden. De keurvorsten van het Heilige Roomse Rijk zorgden
ervoor dat het edict tandeloos werd, en dat deze een gebrek aan sanctionering had.

Literatuur
A. Schulze, States, Nations and Nationalism, chapter 1-4
Hoewel in 1000 het West-Romeinse Rijk allang al was verdwenen, had zij vele sporen achtergelaten
(bv. het Heilige Roomse Rijk, de kerkelijke bureaucratie). Tegelijkertijd verschilde het Europa van de
vroege middeleeuwen van het Romeinse Rijk: met Karel de Grote als renovator van het Romeinse
Rijk werd de kiem voor de moderne Europese staten gelegd. Het Romeinse Rijk was een verplicht
model voor de staten, en was een bron van identiteit. De middeleeuwse samenlevingen waren zeer
complex en divers: er bestond geen royale autoriteit die een heel land en volk bestuurde, maar een
netwerk van feodale banden. Het proces van feodalisme naar bureaucratie was zeer ingewikkeld en
langdurig. Reïficatie van leengoeden maakte de monarch tot heerser van een territorium, en hij werd
tegelijk en heilig figuur. De monarch was vervangbaar, maar zijn ambt was onsterfelijk. Het Romeins

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ThierryOrth. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.91. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

84251 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.91  41x  sold
  • (10)
  Add to cart