College aantekeningen Humane anatomie en fysiologie (AB_1125) Fundamentals of anatomy & physiology
7 views 0 purchase
Course
Humane anatomie en fysiologie (AB_1125)
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Book
Fundamentals of anatomy & physiology
College aantekeningen Humane anatomie en fysiologie (AB_1125) Fundamentals of anatomy & physiology, voor gezondheidswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Exam (elaborations) Diploma Fundamentals of anatomy & physiology
All for this textbook (1)
Written for
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Gezondheidswetenschappen
Humane anatomie en fysiologie (AB_1125)
All documents for this subject (24)
Seller
Follow
isisvink1
Content preview
College 1 Fys
Wat is fysiologie? FunctieLeer.
- Fysiologie houdt zich bezig de werking en mechanisme van
organen, spieren en weefsels.
Transsportsystemen in de mens:
• Het spijsverteringssysteem
• Ademhalingssysteem
• De bloedsomloop
• Urinaire-systeem
Homeostase (het interne milieu): de constantheid van het
milieu interieur is de noodzakelijke voorwaarde voor het
leven in vrijheid. Wanneer dit verstoord is spreken we
niet meer van fysiologie maar van pathofysiologie.
- Homeostase wordt behouden door regelmechanismen:
gesloten kring (feedback) en open (feed-forward,
anticipatie).
- Vloeistofverdeling:
Homeostase speelt ook op cellulair niveau een rol, (dus
niet alleen orgaanstelsel). Bijna alle stoffen zijn buiten de cel hoger,
behalve Kalium.
- Dit komt door de kanaaleiwitten; de Na/K-ATPase
pomp, pompt natrium+ naar buiten de cel pompt en
kalium- in de cel.
- Hierdoor ontstaat er een concentratiegradiënt en
een membraanpotentiaal dit is de
electrochemische gradiënt. Intercellulair heeft een
negatieve lading en extracellulair een positieve.
- Dit zorgt voor het doorgeven van een actiepotentiaal
in een neuron. Verschillende cellen hebben namelijk
verschillende rustpotentialen.
- Ook diffusie is een belangrijk proces (passief). Dit
bereken je door de netto flux. Deze flux is afhankelijk
van de verzadiging van de bindingsplaats (door de
concentratie, bindingsaffiniteit), van het aantal transporters en de snelheid van de configuratie
verandering (gating).
- Membranen zijn de grootste barriere. Je hebt channel en carrierproteins. Carriers hebben vaak ATP
nodig.
- Ook binnenin de cel is er een verdeling van moleculen.
Soorten ionkanalen:
- Je hebt ook nog leakkanalen, kast geen energie.
- Je hebt ligand-gatedkanalen.
- Mechanically-gatedkanalen (druk). - Voltagegatedkanalen (lading). Zorgt ook voor depolarisatie als
de rustpotentialen niet meer zijn zoals ze horen.
- Dezelfde geleiding zoals in de voltage-gatedkanalen vind op dezelfde manier plaats met
impulsgeleiding in zenuwcellen. Gemyeliniseerde zenuwen zijn sneller dan niet gemyenliniseerd.
,College 2 Fys
Spieren hebben geen cellen maar muscle fibers; deze hebben meerdere kernen. Er zijn driesoorten
spieren:
1. Skeletspieren. Dwarsgestreepte fibersl is karakteristiek voor skeletspieren en de hartspier.
Dit komt door een sarchomeer. Een sarchomeer bestaat uit een A-band, Z-lijn, M-lijn en een
I-band. Het bestaat uit filamenten van actine en myosine. Een gebied zonder filament is de
H-zone. Een myofibril zijn een aantal in serie geschakelde sachomeren.
a. Satellietcellen in skeletspieren zorgen ervoor dat deze spieren kunnen genezen.
b. Myosine heeft een bindingsplaats voor actine en ATP. Deze zitten in de A-band, wat
een hexochanale structuur. De I-band heeft dit niet.
c. Uit de Z-lijn komen de dunne filamenten.
d. Tussen de fibers bevinden zich ook mitochondriën.
2. Gladde spieren.
3. Harde spieren.
Spieren induceren bewegen doordat ze eiwitten
hebben om samen te trekken. Ook maaken ze gebruik
van de druk die de botten op elkaar uitoefenen.
- Spieren bestaan uit bundels van muslce fibers,
bindweefsel, bloedvaten en zenuwen.
- Een ventilatiemachine op de IC is een soort gips voor
het middenrif; deze fibers worden slapper/dunner.
- De afstand tussen de filamenten neemt af waardoor actine en myosine minder goed kunnen
binden. Hierdoor kunnen ze minder kracht generenen. Spiercellen zijn atroof geworden.
- Coronapatiënten krijgen niet perse dunnere fibers maar krijgen eerder last van fibrose.
Hoe worden spieren geactiveerd? Sliding filament mechanisme
- Neuromasculaire junction; zenuwen geven impulsen over aan de spieren. Cascade: belangrijk om
deze te kennen.
1. Begint met actiepotentiaal in de zenuw. Ca2+ komt de geladen kanalen binnen. Van het
sarcoplasmatisch reticulum. De circapomp zorgt dat Ca2+ wordt rondgepompt tegen de gradiënt in.
- acetylcholine belangrijk.
- de spiercelmebraan gaat soms de spierfiber in; T-tubulus. Hierdoor komt het actiepotentiaal heel
diep de spiercel in.
- Mitochondrien zitten op de myofibril heen.
- Spiercontractie komt door de the cross-bridge cycle; actine en myosine interactie doormiddel van
ADP + P = ATP. En doormiddel van de calciumocncentratie.
- Kracht hangt niet van de lengte van de spier af maar wel van de dikte van de spier. Kracht bouwt
zich op na de actiepotentiaal. Door de stimulatiefrquentie van je zenuw te verhogen neemt je kracht
toe.
- Een motorunit is een neuron en de spiercellen die die neuron activeert. Als je meer motorunits
aanzet dan genereer je meer kracht.
- Krachtlengte: de kracht van een spiercel hangt of van hoe ver de spier is uitgerekt.
Isometrisch:
Isotoon:
Atrofie is dunner worden van spieren. Trainen maakt je spieren dikker.
,Spiermetabolisme: ATP wordt gemaakt doormidel van glycolyse en oxidatieve fosforylering. Een
spiercel heeft heel veel energie nodig. Voor Ca2+ stroom en myosine en actine interactie.
- Creatine fosfaat wordt ook gebruikt voor ATP-productie.
- Spiervermoeidheid ontstaat door bv spiervermoeidheid. Wanneer de skeletspierfiber herhaalderlijk
gestimuleerd wordt, neemt de spanning toe. Hierdoor neemt de kracht/spanning in de loop van de
tijd af.
- Je hebt verschillende type spiervezels die op andere
manieren ATP gebruiken/maken. Je hebt hele krachtige
spierfibers maar houden het kort vol.
Feedback mechanisme (belangrijk):
- Registreren in welke fase de spieren zich bevinden.
- Spierspoeltjes
College 3 An
Wat is anatomie? Het bestuderen van lichaamsstructuren, op macro- en microscopisch niveau.
Integumentum (huid, haar, nageks, zweetklieren): bescherming en afscherming.
- Beschermen tegen gevaren, reguleert lichaamstemperatuur, levert informatie uit gevoel.
Skeletsysteem (botten, kraakbaan, ligamenten, beenmerg): ondersteuning en bescherming, opslag
calcium en andere mineralen, vormen van bloedcellen.
Spiersysteem (skeletspieren, pezen): mogelijk maken van beweging, beschermen en ondersteunen,
warmte generen tbv lichaamstemperatuur.
Zenuwstelsel (brein, ruggenmerg, perifere zenuwen, zintuigen): vormt directe response op stimuli,
reguleert activiteiten andere orgaansystemen, voorziet en interpreteert externe stimuli.
Endocriene systeem (hypofyse, prancreas, schildklier, bijnieren): reguleert effect van organen op
lange termijn, past activiteit van stofwisseling aan, speelt grote rol in ontwikkeling.
Lymfatisch systeem (milt, thymus, lymfevaten, tonsillen): verdediging tegen infectie en ziekte, geeft
weefvloeistof af aan de bloedbaan.
, Spijsverteringssysteem (tanden en tong, oesofagus, maag, dunne en dikke darm, lever, glasblaas,
pancreas): verteert en verwerkt voedsel, absorbeert water en voedingsstoffen, opslag voor
energiereserves.
Voortplantingssysteem man (testes, zaadblaasjes, prostaat, penis en scrotum): produceren van
geslachtshormonen, aanmaken van geslachtscellen, mogelijk maken van bevruchting.
Voortplantingssysteem vrouw (ovaria, baarmoeder, vagina, labia, melkklieren): produceren van
geslachtshormonen, aanmaken van geslachtscellen, mogelijk maken van bevruchting, ondersteunen
van groei embryo, embryo voorzien van voeding.
Cardiovasculair systeem (hart, bloedvaten, bloed): distributie van bloed met opgeloste stoffen,
verspreiden warmte bij regulatie temperatuur.
Respiratoire systeem (neus- en bijholten, strottenhoofd, trachea, longen): distributie van lucht naar
longblaasjes, mogelijk maken van gasuitwisseling, produceren van stemgeluid.
Urinaire systeem (nieren, ureteren, blaas, urethra): verwijderen van afvalstoffen uit het bloed,
reguleren van water- en elektro…, opslaan van urine.
Nomenclatuur:
De knie:
o Knokkel = condylus.
o Halfrond/maanvormig = meniscus.
o Van femur (bovenbeen) = femoris (= uitsteksels van bovenebeen).
o Van tibia (= onderbeen) = tibiae.
o Naar het midden = medialis.
o Naar de zijkunt = lateralis.
Topografie:
Anatomische stand – rechtop en handen open.
Topografische termen – gezien vanuit het middelpunt, soms heb je termen met dezelfde
betekenis.
Aangezichten: de manier waarop je tegen het lichaam aankijkt.
o Als je van voren kijkt: frontaal of coronaal.
o Als je van de zijkant kijkt: lateraal en (mid)sagittaal.
o Van boven naar onder: horizontaal of transversaal.
o Naar boven: superior of craniaal.
o Naar onder: inferior of caudal.
o Van vorren: anterior of ventral.
o Van achteren: posterior of dorsaal.
We hebben 206 botten in het skelet, die allemaal verschillende vormen kennen.
Korte botten zijn bv de middenhandbeentjes.
Lange botten zijn ook wel beenderen met een schacht en twee uiteinde.
Platte beenderen; bv je borstbeen en ribben.
Algemeen structuur: compact bot, spongieus bot, beenmerg.
Groei door ossificatie (worden harder) en calficicatie.
Bevatten arterie, vene en zenuwen.
Het skeletsysteem is onder te verdelen in: axiaal en appendiculair skelet.
o Axiaal bevat schedel, wervelkolom en thorax wat ongeveer 40% is. Weinig beweglijk
maar stevig.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isisvink1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.45. You're not tied to anything after your purchase.