100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Werkcollege uitwerkingen overdrachtsbelasting en omzetbelasting $9.76   Add to cart

Class notes

Werkcollege uitwerkingen overdrachtsbelasting en omzetbelasting

 13 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Overdrachtsbelasting en omzetbelasting werkgroepuitwerkingen

Preview 4 out of 51  pages

  • March 6, 2024
  • 51
  • 2022/2023
  • Class notes
  • -
  • All classes
avatar-seller
Werkgroepen overdrachtsbelasting
HR Portacabin
Voorafgaande aan het arrest had Hof Den Haag in zijn arrest van 28 maart 1996 geoordeeld dat dit
inderdaad het geval was. Het hof had voor zijn oordeel dat de portacabin een onroerende zaak was
de volgende omstandigheden in aanmerking genomen:
 de portacabin was als bedrijfsgebouw (kantoorruimte) in gebruik genomen naast het reeds
ter plaatse bestaande bedrijfsgebouw;
 beide gebouwen of constructies waren visueel door middel van een schutting met elkaar
verbonden;
 aan de onderzijde van de portacabin was een (demonteerbare) plint bevestigd die tot of tot
in de grond reikte, zodat de portacabin visueel eveneens één geheel met de grond vormde;
 rond de portacabin bevond zich een goed onderhouden tuin;
 de portacabin had een aparte ingang en was bereikbaar via een tegelpad;
 de portacabin was aangesloten op het gas-, water- en elektriciteitsnet; zij had een
telefoonaansluiting en een aansluiting op de riolering;
 de Rabobank had in haar brief van 17 oktober 1990 bedongen dat hypotheek zou worden
gevestigd op de beide bedrijfsgebouwen (waaronder de portacabin);
 de taxateur X hee in zijn taxatierapport van 23 juli 1990 de panden, waaronder de
portacabin, omschreven als twee bedrijfsgebouwen en ten aanzien van de portacabin
vermeld dat zij haar fundatie hee in betonpoeren en een stalen frame.

Week 1
Waarom de omweg van art. 7 WBR en dan pas art. 12 WBR en niet in een keer waar die fictie  bij
verdeling word je over de gehele verkrijging belast art. 7 WBR en daarna 12 WBR, waarom de omweg
en niet volgens de civiele recht.
- Waarom is dit?  Vrijstelling art. 15 lid 1 onder e WBR
Toedeling:
Soort gemeenschap, bijv. een maatschap.
Vroeger was er een vrijstelling in art. 15 lid 1 onder 1
Vastgoed inbrengen zonder heffing van overdrachtsbelasting, vroeger kon dit zonder onderneming
en nu kan dit niet meer moet een onderneming aan zijn gekoppeld zijn
Wat gebeurde er: men ging een samenwerkingsvorm aan tussen verkoper en koper, en dan zei de
koper ik breng 99 mil. In dan word ik voor 99% gerechtigd en jij brengt die onroerende zaak in en
blijft tot 1% gerechtigd. Dan krijg je een onroerende zaak die in de maatschap zit, de huur
inkomsten/verkoop opbrengsten werden dan verdeeld krachten 99/1 sleutel
Zodat er geen overdrachtsbelasting verschuldigd meer is
In 1995 nu alleen als je ook een onderneming in brengt en niet alleen beleggingsvastgoed.
Maar er waren nog wel veel van bovenstaande samenwerkingsvormen. En zij zouden die onroerende
zaak gaan verdelen. En die was dan toegedeeld aan de 99% eigenaar als art. 7 er dan niet is dan hoeft
hij maar over 1% te betalen aan overdrachtsbelasting. Nu door art. 7 is dit niet meer zo
art. 12 lid 3 maakt ook deze constructie niet meer interessant. Met terugwerkende kracht.
Art. 7 en 12 WBR  ter voorkoming van ontlopen van de heffing bij bovenstaande constructie
15 lid 1 onder 1  niet meer alleen belegging

Voor tentamen: Art. 1, 2,3, 4 lid 1 t/m lid 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 doorlezen!

Rechten van erfpacht en opstal in art. 6 WBR

Na bestudering van de stof zou u de volgende basisvragen moeten kunnen beantwoorden:
1. Ter zake waarvan is overdrachtsbelasting verschuldigd?
Als er sprake is van een verkrijging van een in NL gelegen onroerende zaak of van een recht waaraan
een onroerende zaak is onderworpen art. 2 lid 1 WBR  beoordeeld naar het civiele recht

,Verkrijging en onroerende zaak
Bijv. beperkte rechten
Economisch eigendom
Art. 4 aandelen…
2. Van wie wordt de overdrachtsbelasting geheven?
De verkrijger art. 1 lid 1 jo 16 wbr
Verkoper: natuurlijke personen en rechtspersonen
3. Is er alleen overdrachtsbelasting verschuldigd bij een juridische overdracht van vastgoed?
Nee ook verdeling, fictief onroerende zaken en economisch eigendom.
Art. 9 lid 1 de waarde van de onroerende zaak maar tenminste gelijk aan de tegenpresentatie, als
deze lager is in het WEV dan dus de wev.
Als de tegenprestatie hoger is dan de WEV dan pak je dus de tegenprestatie
Als de tegenprestatie 1 euro is voor juridisch eigendom en dan later gaat het economische eigendom
over tegen 100 mil. Dan moet je dus betalen over die 100 mil, want dat is de WEV
4. Als een persoon eerst de economische eigendom verkrijgt en later de juridische eigendom
van hetzelfde vastgoed, wordt er dan nogmaals overdrachtsbelasting geheven over de
waarde van het vastgoed?
Art. 9 lid 4
Verkoper economisch eigendom aan koper 100 mio beleggingspand 10,4%
Waarover: 100 mio
Tarief 10,4%
Juridische is 120 mio
Meestal betaal je niks meer over die juridische eigendom
Wie verkrijgt
5. Wanneer is er sprake van een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting indien een
onroerende zaak onder opschortende dan wel onder ontbindende voorwaarde wordt
overgedragen?
1. Bij opschortende voorwaarde, wanneer de voorwaarde in werking treedt op grond van art. 8 lid 2
WBR
2. Bij ontbindende voorwaarde treedt het direct in werking art. 9 lid 1 WBR, akte wanneer die
wordt opgemaakt art. 8 lid 1 WBR . Als de ontbindende voorwaarden zich dan voordoet dan kan
er OVB teruggevraagd worden art. 19 lid 1 sub a WBR
 Anders dan bij civiele recht: is bij inschrijving akte
 Ontbindende voorwaarden akte: niet betaling, als de voorwaarden niet in vervulling gaat
 Niet nietig als de ontbindende voorwaarden ingaat.
 Was de koper wel al overdrachtsbelasting verschuldigd. ART 19
 Moment van opmaken van de AKTE is immers overdrachtsbelasting
verschuldigd.


Onderwerpen: opfrissing van de kennis van het huwelijksvermogens-, goederen-, erf- en
zakenrecht
Geef aan of de hierna genoemde feiten inhouden:
 Een civielrechtelijke verkrijging van een onroerende zaak, en/of
 Een verkrijging in de zin van de overdrachtsbelasting (waarbij het niet relevant is of voor
die verkrijging mogelijk een vrijstelling geldt).

Noem telkens de relevante civielrechtelijke en fiscaalrechtelijke artikelen.
a. Boedelmenging bij een beperkte huwelijksgemeenschap;
Civiel ja verkrijging onverdeeld aandeel in de gemeenschap art. 1:94 BW
Fiscaal nee, art. 3 lid 1 onder a WBR
Geldt alleen als de verkrijger als erfgenaam tot het verdeelde goed was gerechtigd

,Dus niet bij de verdeling van een aan 2 of meer gelegateerd goed
b. Natrekking;
civiel : Ja art. 5:20 lid 1 onder e BW voor onroerende zaken + art. 5:14 BW roerende zaken
Fiscaal: nee, art. 3 lid 1 sub c WBR
c. Het tenietgaan van een beperkt recht ten gevolge van opzegging;
P. 49 boek
Civiel: nee art. 3:81 lid 2 onder d BW
Fiscaal: ja art. 6 lid 1 WBR
d. Het tenietgaan van een beperkt recht ten gevolge van vermenging;
Civiel, nee art. 3:81 lid 2 onder e BW
Fiscaal, ja art. 6 lid 1 WBR
e. Verdeling van een beperkte huwelijksgemeenschap na ontbinding wegens het staande
huwelijk aangaan van huwelijksvoorwaarden;
Ja civiel art. 3:186 BW
Art. 3 lid 1 onderdeel b WBR

f. Verdeling van een nalatenschap;
Civiel art. 3:186 BW ja
Nee Art. 3 lid 1 onderdeel b WBR
g. Afgifte van een legaat van een levenslang recht van erfpacht;

Akte van vestiging art. 5:85 BW?
Idem>? + akte van vestiging Art. 3 lid 1 onder B WBR?
h. Extinctieve verjaring van een rechtsvordering tot opheffing van een inbreuk op de eigendom
van een onroerende zaak;

Ja civiel Art. 3:105 BW
Nee fiscaal art. 3 lid 1 onder a WBR
i. Fusie resp. splitsing van een rechtspersoon;
Ja art. 3:80 lid 2 BW civiel onder algemene titel verkregen
Ja als aan art. 4 lid 1 WBR voldaan is. onder voorwaarde is er een vrijstelling art. 15 lid 1 onder h +5a
uitvoeringsbesluit
j. Pachtoverneming onder meer betrekking hebbend op een opstalrecht;
Opstalrecht is een beperkt recht
Civiel art. 3:98 BW ja verkrijging?
Fiscaal nee? Pachtrecht zelf niet een verkrijging WBR?

k. Splitsing van een eigendomsrecht in appartementsrechten;

Nee art. 5:106 BW, want krijgt enkele aandelen in eigendomsrecht die al hij al had.
Fiscaal: nee art. 2 lid 2 BRV appartementsrecht en overeenstemmend aandeel in het oorspronkelijk
opgesplitste recht moeten worden beschouwd als dezelfde goeden
l. Het aangaan van een huurovereenkomst met een koopoptie van de gehuurde onroerende
zaak;


 Nee
 Economisch eigendom? Enkel hebben van koopoptie niet -> boek p. 92. Samen met
huurrecht wel?

m. Het bedingen van een kwalitatief recht met betrekking tot een koopwoning;

, Zowel civiel als fiscaal nee

n. Het aangaan van een kwalitatieve verplichting met betrekking tot een perceel weiland, welke
verplichting inhoudt het weiland niet met opstallen te bebouwen;
Nee en nee
o. het vestigen van een erfdienstbaarheid met als inhoud een verbod het dienende erf te
bebouwen met opstallen hoger dan vijf meter;

- Ja, 5:70 BW
- Ja, 2 lid 1 BRV

p. het overnemen van een huurovereenkomst waarbij aan de huur een recht van opstal is
verbonden;

- Verkrijgt recht van opstal, dus ja? (5:101 BW)
Fiscaal: Ja, 2 lid 1 BRV
q. het verlenen resp. uitoefenen van een voorkeursrecht tot koop;

 - verlenen: nee uitoefenen: ja
 - verlenen: economisch eigendom? (2 lid 2 BRV) uitoefenen: Ja, 2 lid 1 BRV

r. het verlenen resp. uitoefenen van een koopoptie;

 - verlenen: nee uitoefenen: ja
 - verlenen: eventueel in samenhang met andere rechtshandelingen kan maken dat
economisch eigendom: samenstel van rechten en verplichtingen mbt OZ dat een belang bij
die zaak vertegenwoordigt, risico van waardeverandering (2 lid 2 BRV). Enkel recht op
levering is niet economische eigendomsverkrijging!!
uitoefenen: ja, 2 lid 1 BRV Zie p. 92 boek

s. het tenietgaan van een beperkt recht ten gevolge van afstand;

 - Nee, 3:81 lid 2 onder c BW
 - Ja, art. 6 BRV

t. het verkrijgen van de economische eigendom van een teboekgesteld schip;
beide niet
u. het overdragen ten titel van ruil;

Ja, 7:49

Ja

v. de vestiging inter vivos door X van een na het overlijden van Y ingaand vruchtgebruik ten
behoeve van P en Q, gezamenlijk en bij opvolging;

Ja, beperkt recht, 3:98?

w. de afstand ex art. 3:224 BW van een vruchtgebruik op een onroerende zaak;

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vbb. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.76. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75759 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.76
  • (0)
  Add to cart