Maatschappijgeschiedenis II: van vroegmodern Europa tot de postmoderne wereld
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
gustdesmet
Content preview
Maatschappijgeschiedenis II
Les 1
BOUWSTENEN
Vroegmoderne periode
tussenfase tussen oude wereld (middeleeuwen) en moderne wereld
Intellectuelen in deze periode zagen zich als een eindpunt
1500-1800
-> ankerpunten/scharniermomente BEGIN: 1492 (colombus), 1492 (val van granada), 1453 (val
van constantinopel), 1455 (boekdrukkunst uitgevonden), 1517 (luther met de reformatie; 95
stellingen)
-> scharniermomenten EINDE: Franse Revolutie 1789, Industriele revolutie 1750 (in engeland), 1776
onafhankelijkheid VS
ankerpunten/scharniermomenten zijn arbitrair, het is een beginpunt van een langere
periode
Europa
Begin van de periode weinig belang in de wereld, einde van periode was het belangrijk
Welke ontwikkelingen zijn fundamenteel in europa in 1500 en 1800 (daarover gaan
vooral de lessen)
Schilderij (powerpoint)
Val van Icarus
Schilderij dat symbolisch is geworden als het is gebruikt als omslag voor een broek
van Braudel (hij maakte een statement wat voor hem de essentie was van historische
verandering), "veranderde er wel iets wezenlijk in vroegmodern periode in dagelijks
leven?"
-> vraag die Braudel stelde
-> hij ging kijken naar de diepere structuren van de SL en hij zag daar zeer weinig veranderingen in
1) de dood
Hobbes: mens in natuurtoestand: het leven was kort, arm, eenzaam, brutaal en
gewelddadig (pessimistisch zelfbeeld) (het streven naar eigenbelang ten koste van
anderen)
Levensverwachting verschilde door: sociale klasse, wat er in eerste levensjaar gebeurde
(kindersterftes waren enorm groot, er stierven 20/25% van de baby's) -> het gewone
sterfte (los van alle omstandigheden, er gingen gwn meer mensen dood)
-> abnormale sterften: oorlog, honger, ziekte (pest)
-> epidemieen (zoals pest, tyfus...) blijven aanwezig
-> hongersnood: kan door misoogsten, er waren ook weinig overschotten MAAR transport was duur
en langzaam (over een lange afstand leveren is duur) (tabel: in nw-europa gaat de frequentie van
hongersnoden afnemen, in 20ste eeuw: de impact neemt af proportioneel ten gevolge van de
bevolking
-> oorlog: vernietiging van oogsten en infrastuctuur, meebrengen van ziektes door oorlogen, (30
jarige oorlog in de duitse gebieden, bevolking daalt 1/3de maar ook epidemieen en hongersnoden
speelde hier een rol)
Demografische transtitie: overgang van 1 demografisch regime naar een ander
-> 1ste regime: hoge sterfte en hoge aantal geboortes (in vroegmodern europa)
-> vandaag: laag sterfte cijfers, laag geboortecijfers
,-> vanaf 18de eeuw nemen hoge sterftecijfers af, impact van epidemies nemen af, impact van
oorlogen neemt af, de gewone sterfte neemt af -> sterke stijging van de bevolking (overgang van 1
demografisch regime naar een andere) -> vers water, verse kleren, de manier waarop steden
georganiseerd worden (hygienischer), betere levensomstandigheden, geneeskunde wordt beetje
ontwikkeld
Ziekte en ouderdom
Gevolgen?
-> fragiliteit familiale relaties: sterfte was algemeen fenomeen (dit heeft gevolgen van hoe gezin
functioneert), kinderen verliezen vaak ouders, veel samengestelde gezinnen door veel sterftes bij
ouders, er was weinig liefde of affectie bij de gezinnen vroeger (kinderen werden bijvoorbeeld in
vroegmoderne periode behandeld als jong volwassene)
-> dood als vertrouwd fenomeen: mensen waren bezig met de dood door bijvoorbeeld boeken te
schrijven (vb: ars moriende: hoe je goed moet sterven (een handleiding om goed dood te gaan)), de
Hemel moest gevonden worden en niet de Hel, de Duivel moest vermeden worden en God gevonden
worden, je mocht niet in zonden sterven -> daarmee bezig zijn met je leven is belangrijk, je moest
voorbereid zijn op de dood
-> jeugdige bevolking (er was een jonge bevolking)
2) Het gezin
Basisfunctie van gezin nu en vroegmodern is niet veel veranderd
-> voortbrengen van kinderen
-> wel verandering in samenstelling gezin (ze waren vroeger groter dan nu), gezin in vroegmodern
periode had niet alleen affectieve/opvoedende functie maar ook economische functie (een gezin was
een onderneming)
Inspraak van de ouders was niet al te groot, meestal affectieve relatie van de kinderen (in
rijke gezinnen kozen de ouders vaak de relaties van de kinderen door economische
redenen)
Hoge aantal weeskinderen
-> bewijst enerzijds onverschilligheid, anderzijds dat de moeder de kinderen afstaan aan weeshuis als
ze te arm waren, dus uit goede wil (er waren dus 2 visies)
Dus niet al teveel veranderd
Liefde? De meeste huwelijkspartners in VMP waren gebaseerd op liefde
De manier waarop er gehuwd wordt: De Huwelijkspatronen
Er veranderde weinig in huwelijkspatroon toen, maar er was een belangrijk geografisch
onderscheid -> het europees huwelijkspatroon
-> de dominantie van kerngezin (1 echtpaar met kinderen), in vergelijking met andere delen van de
wereld was dit huwelijkspatroon bijzonder (kwam overeen met de delen dat in powerpoint staan)
-> Ze gaan op een nieuwe lokalisatie een nieuw huishouden en gezin stichten (neo-lokaliteit) en dit is
versch met andere delen ban de wereld
Patriarchale maatschappij
->
o Man en vrouw hadden
verschillende eigenschappen
,en inbreng in de
maatschappij
o Mannen waren superieur
o Men dacht dat sommige
handelingen mannen
vrouwelijk maakten en
andersom
Patriarchale maatschappij
o Man en vrouw hadden
verschillende eigenschappen
en inbreng in de
maatschappij
o Mannen waren superieur
o Men dacht dat sommige
handelingen mannen
vrouwelijk maakten en
andersom
Patriarchale maatschappij
o Man en vrouw hadden
verschillende eigenschappen
, en inbreng in de
maatschappij
o Mannen waren superieur
o Men dacht dat sommige
handelingen mannen
vrouwelijk maakten en
andersom
Patriarchale maatschappij
o Man en vrouw hadden
verschillende eigenschappen
en inbreng in de
maatschappij
o Mannen waren superieur
o Men dacht dat sommige
handelingen mannen
vrouwelijk maakten en
andersom
-> kerngezin: 25/28 jaar oud ging men gemiddeld trouwen (men was economisch afstandelijk) en
men ging dus ergens anders wonen door de economische onafhankelijkheid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gustdesmet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.87. You're not tied to anything after your purchase.