Een overzicht van de anatomie van de voet/enkel, knie en heup/bekken. Daarnaast wordt de spierleer uitgewerkt, met de bouw en werking van de spier. En wordt de gewrichtsleer uitgewerkt met de bouw en werking van de verschillende gewrichten. Verder worden ook anatomische houding en vlakken en assen ...
a. Arteria (arterie =slagader)
aa. Arteriae
Lig. Ligamentum (gewrichtsband)
Ligg. Ligamenta
m. Musculus (spier)
mm. Musculi
n. Nervus (zenuw)
nn. Nervi
v. Vena (vene = ader)
vv. Venae
Os bot
Ossis Van het bot
Caudaal Onderste deel lichaam
Craniaal Richting van het hoodd
Origo Waar spier vandaan komt, beginpunt
Insertie Waar spier naartoe gaat, eindpunt
Lateraal Naar de zijkant
Mediaal Naar het midden
Medius Middelste
Dorsaal Richting van de rug
Ventraal Richting van de buik
Distaal Van de romp ad, richting uiteinden
Proximaa Richting van de romp
l
Anterior Voor
Posterior Achter
Inderior Onder
Superior Boven
Fossa
Algemene bouw
Het lichaam bestaat uit cellen, weedsels, organen en stelsels
Cellen
De kleinste levende eenheid van de mens. Cellen delen en gaan diferentitren (door ontwikkelen,
eigen taak krijgen). Daarvoor zijn ze ongediferentieerde cellen.
Weefsels
Weedsel ontstaat door het delen van cellen. Een weedsel is een geheel van cellen en tussenstod en
daarbij hebben die cellen dezeldde vorm, dunctie en/od herkomst. Er zijn vier typen weedsel
, Dekweedsel/epitheel: bekleding van oppervlakten, zowel binnen- als buitenkant. Overal waar
je van buiten naar binnen kunt, zit aan de binnenzijde epitheel
Binnenzijde slokdarm/de huid
Functies van het epitheel zijn:
o Bescherming tegen mechanische od chemische invloeden.
Op plekken waar veel wrijving is wordt het epitheel dikker (callus), dit is bescherming
tegen mechanische druk en wrijving van buiten.
Chemische invloeden zijn o.a. stofen die op je lijd komen, epitheel in de maag
beschermt tegen maagzuur (kan hier niet doorheen en andere lichaamsdelen
aantasten)
o Kliervorming: secretie (adscheiding)
Adscheiding van melk door melkklieren
Klieren van het lijd zijn afomstig vanuit het epitheel (ook de lever) en worden
gevormd vanuit de buitenste laag van de huid dekweedsel
o Moleculen kunnen door middel van actied transport door het epitheel heen bewegen
Steunweedsel: geven steun aan het lichaam. Er zijn verschillende soorten weedsels (van
boven naar beneden steeds harder)
o Bindweedsel: dit weedsel komt het meest voor en kom je overal tegen
Losmazig bindweedsel: zit eruit als weedsel met veel ruimtes (holtes), het is
zacht en soepel en op bevat op sommige plaatsen veel vet.
Het bevindt zich overal tussen, in het lijd (tussen organen, spieren, boten).
Overal waar dingen contact maken met elkaar, het is eigenlijk een
opvulmiddel van het lichaam
Reticulair: minst interessant voor dysio (zit in je mild en klieren)
Vezelig: hierin ziten veel vezels (deze ziten in de tussenstod)
- Elastische vezels: geven elasticiteit, weinig aanwezig in het lijd
Gewrichtsband bij de wervelkolom
- Collagene vezels: als je hieraan trekt kun je het op spanning brengen
maar niet uitrekken. Je kunt hem stuktrekken trekvast
Banden in de enkel en knie
o Kraakbeen
Elastisch: kun je van vorm veranderen en veert terug
Oorschelp en voorste deel neus
Vezelig: stevige vorm, veel collagene vezels (kan ook kapot gaan)
Tussenwervelschijven, bekken (voorzijde verbinding in bekken naar
bovenbeen), meniscus
Hyalien: doorzichtig (erdoorheen kijken), hierin ziten verschillende soorten
vezels. Valt op vanuit de plek en dunctie die het heef/
Gewrichtskraakbeen: zit over botuiteinden als beschermlaagje (waar
het andere boten raakt)
Ribkraakbeen: wat je ribben met je borst verbindt
o Been/bot: hard weedsel door de zouten en het kalk dat is neergeslagen in de
tussenstod
Spierweedsel: zit in spieren en heef als kenmerk dat het chemische energie omzet in
mechanische energie (door contraheren, samentrekken. Via het bloed worden er
voedingsstofen opgenomen (O2)
o Hartspier weedsel: zit alleen in het hart wordt niet moe en blijf eindeloos werken.
Wordt autonoom aangestuurd
o Glad spierweedsel: zit in de wand van organen (maag, darmen, bloedvaten), is
autonoom en onvermoeibaar
, o Dwarsgestreept/skelet spierweedsel: zit in de bewegers van ons lichaam. Zijn wel
vermoeibaar (ene meer dan andere), werken niet vanzeld, je moet erover nadenken
(aansturen, ene meer dan andere)
Zenuwweedsel: zit zowel in centrale (hersenen, ruggenmerg) als peridere (uitlopers naar het
lichaam) zenuwstelsel
o Werkt prikkelgeleidend (actiepotentiaal) en prikkelverwerkend (verstuurd prikkels
naar hersenen
o Zorgt voor indormatieverwerking
Organen
Een orgaan is een georganiseerd verband van weedsels, die gaan op bepaalde manier bij elkaar liggen
en dat vormt een verbindend geheel (volgens deze defnitie is een bot ook een orgaan)
Stelsels
Een georganiseerd verband van organen en krijgen een bepaalde dunctie een systeem. Er zijn
totaal tien stelsels
Bewegingsapparaat (spieren, boten en gewrichten), zorgt voor stabiliteit en mobiliteit. Deze
hebben elkaar nodig. Bestaat uit:
o Gewrichten (articulatio): verbinding tussen twee od meer botstukken
Zenuwstelsel: aansturing van het bewegingsapparaat
Bloedvatenstelsel: nodig voor aan en advoer van advalstofen en voedingsstofen
Ademhalingsstelsel: voor zuurstod en adgeven van advalstofen
Stabiliteit
Stabiliteit wordt bepaald door:
- boten,
- gewrichten (vastzeten/banden staan dan strak),
- spieren (spieren aangespannen = geen beweging) en
- weke delen (weedsels: vet zorgt dat bewegingsuitslagen niet zo hoog worden).
Hierin is ook een belangrijke rol voor het centrale zenuwstelsel (stuurt aan, als spier te laat werkt
ontstaat er overbelasting).
-
Stabiliteit moet zo veel mogelijk met sterke spieren plaatsvinden (weinig met weke delen). Er zijn
twee soorten stabiliteit:
Actieve stabiliteit: stabiliteit in gewrichten door werking spieren, spier houdt gewricht in
bepaalde stand
Passieve stabiliteit: stabiliteit door passieve structuren, zoals vorm van bot en ligamenten
Daarnaast kan stabiliteit ook verdeeld worden in:
Vormsluiting: stabiliteit komt door de vorm van boten en hoe deze in het gewricht
samenkomen. Wanneer dit goed in elkaar past en er weinig ruimte tot beweging geef, zorgt
dit voor een stevige stand in gewrichten. Wanneer iets niet goed past krijg je weinig
stabiliteit uit het gewricht
Krachtsluiting: stabiliteit wordt geleverd door banden, pezen en spieren
o Gewrichtsbanden (passieve F-sluiting): strakke banden zorgen voor stabiel gewricht
o Spieren (actieve F-sluiting): veel spieren zorgt voor veel stabiliteit
Bindweefsel
Bindweedsel is het verbindende materiaal van ons lichaam het zit overal in het lichaam waar
versterking nodig is en dat zorgt vooral voor stevigheid (rondom spiercellen, spierbundels en pezen
zit bindweedsel, zenuwbanen, ligamenten, gewrichten en kraakbeen hebben ook kraakbeen
Het houdings- en bewegingsapparaat is voor het grootste deel opgebouwd uit bindweedsel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MR1812. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.32. You're not tied to anything after your purchase.