Dit is een samenvatting van het boek de gereedschapskist van de sociaal werker. Het is een samenvatting van de stof die je moet leren voor het vak theorie en methoden binnen de opleiding sociaal werk aan hogeschool Leiden. Het is een samenvatting van de hoofdstukken 1 t/m 17.
samenvatting de gereedschapskist van de sociaal werker
samenvatting theorie en methoden
de gereedschapskist van de sociaal werker
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool Leiden (HSL)
Sociaal Pedagogische Hulpverlening
Theorie en methoden
All documents for this subject (1)
1
review
By: SocialRoos • 5 year ago
Seller
Follow
marielleregeer
Reviews received
Content preview
Cursus theorie en methoden
Week 1:
Deze cursus gaat over het gereedschap dat nodig is om het beroep uit te oefenen.
Het gaat dus over de technisch-instrumentele professionaliteit van het beroep sociaal
werker.
In het beroepsprofel van de Nederlandse sociaal werker wordt uitgegaan van de volgende 3
professionaliteit:
1. Normatieve professionaliteit
o Hierbij geldt de vraag of het handelen van de SW’er ethisch verantwoord is.
2. Technisch-instrumentele professionaliteit
o Hierbij geldt de vraag welke methoden en technieken de sociaal werker beschikbaar
heef.
3. Persoonlijke professionaliteit
o Hierbij geldt de vraag of het methodisch handelen van de SW’er echt waarachtig is
(of 1 en 2 voldoende verinnerlijkt zijn).
Het doel van deze cursus het kunnen analyseren van cliëntsituaties en daarop aansluitende
theorieën en methoden onderscheiden en hanteren.
Refectie is erg belangrijk in de beroepspraktijk.
Refecteren kan plaatsvinden op verschillende niveaus:
1. Praktijk-niveau (het werken met deze cliëntsituatie)
2. Praktijktheorie-niveau (welke hypothesen hanteer ik in deze casus)
3. Theorie-niveau (wat is onze gezamenlijke sociaalwerktheorie)
4. Metatheorie-niveau (welke flosofeën geven een mens- en wereldvisie voor sociaal
werkers)
5. Niveau van de wetenschapsflosofe (is het huidige denkraam in het sociaal werk knellend
of bevrijdend)
Deze niveaus vormen samen de refectieladder.
Sociaal werkmethoden worden ingedeeld in 3 interventieniveaus:
1. Individueel interventieniveau, met:
De non-directieve basismethode, gericht op het leggen en onderhouden van contact en
het zorgvuldig afronden met de cliënt.
9 directieve individuele methoden, gericht op het inzeten van individuele kracht om
daarmee tot reductie van specifek individuele knelpunten te komen.
2. Systemisch interventieniveau, met:
6 systemische methoden gericht op het inzeten van sociale support om daarmee
specifeke supportknelpunten te reduceren.
3. Macro-interventieniveau, met:
4 macromethoden gericht op versterking van voorzieningen om reductie van specifeke
structurele knelpunten te krijgen.
Paradigmasprong = de verandering van een oud naar een nieuw denkraam, een wisseling van
perspectieven.
Multidenken = liever denken in termen van ‘en/een’ dan in termen van ‘of/eof’.
,Door multiparadigma is het samenhang gekomen tussen de diversiteit aan methoden en
theorieën in het sociaal werk.
Generalistisch = zonder beeld of vooroordelen te werk gaan en niets uitsluiten. Dus breed tewerk
gaan.
Het multimethodisch stappenplan = het stapsgewijs in kaart brengen van en werken aan de
cliëntsituatie, zodat de cliënt optimaal geniet van de mogelijkheden die het leven biedt. De stappen
die gepland zijn kunnen veranderd worden, want je moet je aanpassen aan de cliënt en zijn situaties.
Het doel van dit stappenplan is de kwaliteit van het leven (KvL) te optimaliseren.
Life-event (levensgebeurtenissen) hebben impact op de kwaliteit van iemands leven.
Impactactor = de manier waarop we reageren op life-events en de (ervaren) steun die we krijgen.
Ook wel de positiviteit of negativiteit die iemand ervaart.
Ook wel de eigen reactie die life-events oproepen.
Copingfactor = de eigen omgangsstijl verbeteren.
Ook wel de manier waarop we omgaan met problemen/estress.
Supportactor = het eigen netwerk en de voorzieningen versterken.
Werking van het multimethodisch stappenplan is als volgt:
Door de cliënt ervaren minnen en plussen in de cliëntsituatie worden opgespoord omdat
deze afreuk of juist goed doen aan de kwaliteit van het leven. uiteindelijk worden de
minnen gereduceerd en worden de plussen versterkt en wordt gemeten of deze
methodische acties bijdragen aan een optimale kwaliteit van leven.
Het multimethodische stappenplan:
1. PAK (persoonlijke archiefast)
o Hierbij breng je de situatie van de cliënt in kaart aan de hand van life-events. Hierbij
geef je de impact ervan weer, de reactie erop weer en geef je de ervaren steun toen
de gebeurtenissen plaats vonden weer.
2. PSA (psychosociaal assessment)
o Hierbij maak je conclusies en onderzoek je welke methodes zouden kunnen werken.
Hierbij kun je de achterkant van het omslagboek gebruiken.
3. PSI (psychosociale interventie)
o Hierbij voer je de passende methode(s) uit en werk je aan de cliënt zijn/ehaar situatie.
Ook wordt er gemeten of er vorderingen of achteruitgangen zijn in het proces en
welke er dan zijn. Indien nodig kan hierbij de PAK of PSA aangepast worden en
opnieuw uitgevoerd worden.
Door het multimethodisch stappenplan worden de cliënt en diens omgeving op verschillende
niveaus geholpen de eigen kwetsbaarheid en kracht te erkennen (impactactor), de eigen
omgangsstijl te verbeteren (copingfactor) en het eigen netwerk en de voorzieningen te versterken
(supportactor).
,Stap 1. Persoonlijk archiefast (PAK):
Visualiseer de aanmelding en de intake door een archiefast met laadjes te tekenen
In elk laatje komt een knelpunt of onvervulde behoefe = een min
In andere laatjes de kracht van de cliënt zelf = een plus
Resultaat: Orde in de persoonlijke archiefast brengt rust voor de cliënt
Bevordert een proactieve en zelfregulerende houding bij de cliënt
De methode voor de PAK is de Non-directieve Basismethode.
Er wordt contact gemaakt
Er wordt een vertrouwensbasis gelegd
De NDB = een zelf ontdekkende methode: knelpunten en blokkades worden gesignaleerd.
Eigen kracht geanalyseerd. Er wordt inzicht gekregen in eigen hulpvraag en wensen.
Deze methode is gebaseerd op:
1. De Rogeriaanse counseling
2. De Narratieve of Constructivistische Methode
3. Het Social Casework
In crisissituaties ga je niet non-directief te werk. In zulke situaties ga je directief te werk.
Dus hierbij ga je gelijk zelf actie ondernemen en niet afwachten.
Bij een min-ervaring ervaart de cliënt een fout gevoel en is een behoefe onvervuld.
Andersom geldt voor een plusgevoel.
Stap 2. Psychosociaal Assessment (PSA):
Dit is een werkhypothese.
De volgende vragen moeten hier beantwoord worden:
1. Wat is er aan de hand? (behoefen, psychische conditie, copingfactor, supportactor)
2. Wat zou er moeten gebeuren?
Als je de cliëntsituatie in kaart heb gebracht probeer je samen met de cliënt de aanwezige
behoefegebieden tot in detail duidelijk te krijgen.
Je helpt de cliënt bij de bewustwording van welke behoefen aan de aanvankelijke
knelpunten gerelateerd zijn door middel van een checklist bestaande uit 4 vragen:
1. Reality testing (is de cliënt zich bewust van de realiteit?)
2. Gevoelens (spreekt de cliënt uit wat goed voelt en wat niet?)
3. Behoefen (welke onderliggende onvervulde behoefen ervaart de cliënt?)
4. Wensen (vertaalt de cliënt de behoefen in wensen?)
Werkhypothesen: dynamisch: je doet het beste wat jou lijkt om de behoefen van de cliënt vervuld te
krijgen. Problemen zijn multicausaal (meerdere oorzaken) van aard.
Dit hanteert een sociaalwerker
Diagnosemodel; statisch; je doet wat het meest geschikt lijkt voor de waarschijnlijke diagnose.
Dit hanteert een dokter en een psycholoog.
Methodische indicatiestelling = het zoeken naar en herkennen van aanwijzingen voor het inzeten
van de meeste passende methodecombinatie.
Dit werd vroeger ook wel dynamische diagnose genoemd, omdat de methode verandert kan
worden als hij niet past.
Tegenwoordig is er weer outreachend werken.
, Hierbij wordt actief op cliënten afgestapt die hulp nodig hebben, maar het niet aanvragen.
o Hierbij werk je directief, maar dat wordt minder naarmate de cliënt gemotiveerd
raakt voor de hulpverlening.
Deze was even weg omdat dit werk te betutelend was.
Bij directief werken geef de hulpverlener adviezen en bepaald hij veel.
Dit werd lange tijd afgewezen, maar komt weer terug omdat niet iedereen hulp zoekt terwijl
ze dat wel nodig hebben.
Stap 3. Psychosociale Interventie (PSI):
Hierbij kies je tussen interventies en methoden.
Er is 1 basismethode en 20 sociaal werk methoden
Sociaal werkers hebben in hun gereedschapskist 4 soorten praktijkmethoden beschikbaar:
1. Non-directieve basismethode (praten)
o Voor de bewustwording van onvervulde behoefen)
2. Individuele methoden (copinggerichte methoden voor de omgang met de eigen behoefen)
o Voor de empowering van de copingfactor
3. Systemische methoden en macromethoden (supportgerichte methoden die helpen het
sociale netwerk van de cliënt beter bij de behoefen van de cliënt aan te sluiten)
o Voor de empowering van de supportactor.
4. Casemanagementmethode (zorgcoördinatiemethode die helpt bij het coördineren van
ingeschakelde professionals)
o Coördineert de hulp door verschillende professionals.
De PSI:
Interventies worden niet gedefnieerd als een onemanshow van de sociaal werker, maar als
een proces van informed consent in goede samenwerking tussen de cliënt en de sociaal
werker worden voorstellen gedaan door de sociaal werker en met instemming van de cliënt
wordt gewerkt aan behoefevervulling.
De vraag bij PSI is wat de cliënt wil.
Voor het behalen van de doelen is een antwoord op 2 vragen van belang:
1. Wat is het concrete doel dat de cliënt zich voorstelt?
2. Welke wensen en verwachtingen heef de cliënt wat betref jouw rol als sociaal werker?
Hierbij kun je overschakelen naar andere interventieniveaus.
Wanneer dit alles duidelijk is ga je te werk met de interventie.
Gedurende en na de interventie is evaluatie van belang.
Hierbij koppel je terug naar de vooruitgang en maak je eventueel een nieuwe cyclus als hij
niet werkt.
o Op deze manier is de driestappenbenadering zowel een lineair hulpverleningsproces
als een cyclisch-interatief proces.
Je evalueert door de ervaren vorderingen van de cliënt te meten.
o Er zijn verschillende meters (vormen van scaling) die hiervoor geschikt zijn:
1. Spanningsmeter
Hiermee wordt vastgesteld hoe gespannen de cliënt is op verschillende
momenten in het sociaalwerkcontract: is er stressreductie tijdens het
sociaalwerkcontract?
2. Energiemeter
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marielleregeer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.49. You're not tied to anything after your purchase.