Samenvatting Inleiding Pedagogiek 18/19:
- Alle colleges aantekeningen
- Het Pedagogisch Quotiënt Hst 1 t/m 7 12, 13, 15
- Alle 9 artikelen
De samenvattingen van de hoofdstukken en artikelen zijn geschreven bij de bijbehorende colleges.
Zwart = samenvatting en aantekeningen van de colleges
Blauw = samenvatting van ‘Het Pedagogisch Quotiënt’
Oranje = samenvatting van de artikelen
College 11/9/18
Introductie: opvoeding en opvoedingswetenschap (PQ 1)
Geen tentamenstof
Pedagogiek als opvoedingswetenschap: kennis over opvoeding en ten dienste van opvoeding.
− Objectiviteit
− Neutraliteit
− Normativiteit
− Waardegeladenheid (de vraag wat opvoeding is, kan niet losgezien worden van de vraag wat opvoeding
hoort te zijn. Gebaseerd op bijv. religieuze overtuiging, maatschappelijke idealen.)
Pedagogiek is een betrokken handelingswetenschap → verbeteren van praktijken. Kinderen en jongeren
ondersteunen bij het leren omgaan met zichzelf, met anderen en met hun omgeving. Omgaan met grenzen en
met vrijheid = morele plicht, gekoppeld aan o.a. democratische samenlevingsvormen.
Is het mogelijk een index voor pedagogische kwaliteit te ontwikkelen? → Pedagogisch Quotiënt (bestaat nog
niet).
Het PQ wordt uit vier domeinen bekeken: opvoeding, hulpverlening, onderwijs en educatie.
PQ gaat over de context waarbinnen iemand zich beweegt. Pedagogische maatstaven ter beoordeling van
gezinnen, ouders, pedagogische instelling en professionals.
‘’PQ = index voor kwaliteiten van de pedagogische actoren en instanties binnen de context van opvoeding,
hulpverlening, onderwijs en educatie, waarbij de beoordeling wordt bepaald door de mate van
overeenstemming tussen de gerealiseerde pedagogische omgang en het ideale of beoogde beeld daarvan.
Het draait steeds om het vinden van een balans tussen wat de context vraagt en de doelen en behoeften van
het individu. Wanneer de betreffende actor of instantie het vermogen heeft om zodanig met dit
spanningsveld om te gaan dat de individuen of groepen zich optimaal kunnen ontwikkelen, kan gesproken
worden van een hoge mate van pedagogische kwaliteit.’’
→ Onderstaande primaire processen zijn aanwijzingen voor wat het systeem nodig heeft om over een
dergelijk oplossend vermogen te beschikken.
Indicatoren voor pedagogische kwaliteit nu in de westerse wereld die alle 4 de domeinen omvat:
,− Primair proces; communicatie en betrokkenheid. Onderlinge (pedagogische) relaties,
interactievaardigheden
− Primair proces; omgaan met verschillen. Individualiteit centraal.
− Primair proces; reflectie. Eigen functioneren kunnen beoordelen en belangen van context en individu
wegen.
− Belang van de context. Onmiddellijke context (gezin, instelling organisatie) en bredere context
(maatschappij).
‘’Gezien het grote aantal indicatoren, verschillende rubrieken, het feit dat instrumenten waaraan ze zijn
ontleend verschillende soorten opvoedingssituaties betreffen en de dimensies ‘primair proces’ en ‘context’,
lijkt het op voorhand uitgesloten dat er met één index (PQ) voor pedagogische kwaliteit kan worden
volstaan.’’
‘’Welke kwaliteitseisen zijn te formuleren ten aanzien van individuen, maar vooral ook ten aanzien van
contexten waarin leren en opvoeden aan de orde zijn’’
Pedagogiek richt zich op opvoeding en vorming; persoonlijke ontwikkeling en vorm naar wat als
wenselijk/noodzakelijk wordt beschouwd in de maatschappij.
Een aantal factoren maken de zoektocht naar pedagogische kwaliteit lastig:
− Begrenzende condities. De omgeving en omstandigheden waarin de domeinen plaatsvinden stellen
grenzen aan wat bereikt kan worden.
− Beschikbaarheid van onderzoeksresultaten. De resultaten zijn niet altijd betrouwbaar, door bijvoorbeeld
gebrek aan controlegroep, kleine onderzoeksgroep, te weinig of gebrek aan meetinstrumenten.
− Historische dimensie. Verschillende bijdragen wijzen erop dat opvattingen over pedagogische kwaliteit
cultuur- en tijdsafhankelijk zijn.
− Normativiteit van pedagogisch handelen. Opvattingen verschillen (komt ook duidelijk naar voren in
historie en cultuur) en daarmee ook de doelstellingen.
− Culturele dimensie. Verschillende opvattingen in verschillende religies en culturen.
College 13/9/18
Overgewicht als opvoedingsvraagstuk (Wake et al.)
Probleem
Overgewicht bij kinderen.
− Persoonsgebonden factoren (bijv. aanleg)
− Maatschappelijke factoren (consumentisme)
Bijkomend probleem is dat veel ouders het overgewicht van hun kinderen niet ‘zien’.
Overgewicht doet zich in grotere mate voor bij gezinnen met een laag inkomen: hoe hoger het inkomen, hoe
minder vaak er sprake is van (ernstig) overgewicht bij de kinderen.
,Pedagogisch probleem?
Bekende risico’s (ernstig) overgewicht:
− Lichamelijke (medische) klachten
o O.a. hart- en vaatziekten, diabetes, hoge bloeddruk, overbelasting gewrichten
− Psychische klachten
o Gepest worden op school, stigmatisering, negatief zelfbeeld, depressie
→ Niet (alleen) overgewicht als zodanig, maar (ook) de sociale reacties daarop maken het
gezondheidsvraagstuk tot een pedagogisch vraagstuk.
Aanpak van overgewicht bij kinderen
Nederland: 29 erkende interventies, maar in het algemeen is er nog weinig bekend over effectiviteit ervan.
Effectladder van het Nji (www.nji.nl):
− Goed onderbouwd (22/29)
− Effectief volgens eerste aanwijzingen (4/29)
− Effectief volgens goede aanwijzingen (3/29)
− Effectief volgens sterke aanwijzingen (0/29)
Problemen
Centraal probleem: ongezonde leefstijl = voeding, beweging, (roken, alcohol/drugs). Dit zijn vaak onbewuste
keuzes en daarom moeilijk(er) te veranderen.
Leefstijl gebaseerd op:
− Kennis (informatie) en de beschikbaarheid/toegankelijkheid hiervan
− Eigen opvattingen (beliefs)
− Opvattingen in sociale omgeving (familie, buurt, vrienden)
o Met name vanaf tienerleeftijd (peer influence)
→ interventies gericht op alleen kennisoverdracht zijn daarom zelden succesvol.
Meest kansrijke interventies:
− Multi-level benadering (kind, gezin, school, buurt)
− Betrokkenheid en motivaties vanuit mens zelf
,Drie dimensies van opvoedingsgedrag (BELANGRIJK):
1. Ondersteuning. Tonen van affectie, sensitief reageren.
2. Controle:
a. Autoritatief. Uitleggen, inductie, aanmoedigen van zelfstandigheid van het kind.
b. Autoritair. Afdwingen van gehoorzaamheid, opleggen van regels, straffen, belonen, negeren.
3. Structuur: Regelmaat, ordelijke omgeving, consequent zijn.
Dimensies → opvoedingsstijlen (typologie van Baumrind 1971)
Mate van controle en structuur Mate van steun en
betrokkenheid
1. Onverschillig Laag Laag
2. Permissief Laag Matig - hoog
3. Autoritair Hoog - strikte kaders Laag - matig
4. Autoritatief Matig -hoog - duidelijke kaders Hoog
(bespreekbaar)
Kwalitatief goede (westerse) opvoeding: ondersteunend → aandacht, warmte, meer autoritatieve dan
autoritaire controle, structuur (duidelijkheid in doen en reageren)
Kritiek op typologie: westerse kleuring maakt het model minder geschikt om niet-westerse
opvoedingspraktijken te analyseren.
Permissieve stijl: toegeven aan wat kind wil, eten/snoep als beloning, weinig vertrouwen in zelfcontrole kind.
Weinig controle en structuur, wel betrokkenheid. Vrienden willen zijn.
Autoritaire stijl: strikte kaders rond eten en bewegen, dit is geen gespreksonderwerp.
↑in beide stijlen is er weinig gelegenheid voor het kind om zelfregulatie te oefenen en te leren.
Problemen rond eten volgens ouders:
− Confrontaties vermijden door toe te geven → kind eet wat hijzelf wil eten
− Ongevraagde bemoeienis van omgeving/ familie
− Gevoel van machteloosheid, onvermogen
→ Samenhang met permissieve opvoedstijl
ASE-model (ondersteuning):
− A: kennis en attitude
− S: Sociale omgeving (omgaan met druk en bemoeienis van anderen)
− E: Eigeneffectiviteit (verandering van opvoedstijl)
→ Opvatting van ouders → alleen behoefte aan E. Bastaans et al: ook A en S lijken wenselijk.
Wake et al.
Opzet
<5000 kinderen (4-5 jaar) in Australië.
Relatie tussen BMI van kind en opvoedingsstijl moeder én opvoedingsstijl vader (elk apart).
,Zelfrapportage door ouders over opvoedings-dimensies + interviews.
Resultaten
− BMI van ouders = belangrijkste voorspeller voor BMI van kind.
− Opvoedstijl moeder heeft geen invloed op BMI van kind.
− Opvoedstijl vader heeft wél invloed, namelijk:
o Permissieve en onverschillige opvoedstijl (weinig controle) brengt een groter risico op het
ontwikkelen van overgewicht.
→ Meer controlerende opvoedingsstijl brengt een kleiner risico op het ontwikkelen van overgewicht.
Conclusies
− Rol van moeder en vader is niet persé gelijk.
− Eén ouder die structuur biedt is niet voldoende om te zorgen voor een ondersteunend gezinsklimaat.
→ Meer aandacht voor vaders is nodig (meeste onderzoek tot nu toe vooral met moeders als primaire
opvoeders).
Opvoedingsadvies richten op:
− Meer kennis over voeding, gezondheid, leefstijl
− Bewustwording van problematiek (gaat niet vanzelf ‘over’)
− Verandering in opvoedingsstijl
− Aansluiten/starten bij wat de ouders zelf als probleem ervaren
− Zowel moeders als vaders (of andere opvoeders binnen het gezin)
Hierbij zijn nog openstaande aandachtspunten voor de rol van opleidingsniveau, consumptiemaatschappij en
afkomst en (Cultuurspecifieke) opvattingen.
In het kort
− Overgewicht is niet alleen een individueel probleem, maar vaak familieprobleem.
− Ouders zijn rolmodel (eet- en beweeggewoontes)
− Extra (opvoedings)ondersteuning nodig om grote leefstijl-veranderingen in te voeren en vol te houden
Preschooler Obesity and Parenting Styles of Mothers and Fathers: Australian National Population Study
Wake et al
Al bekend:
− Het BMI van de moeder is een sterke voorspeller van overgewicht of obesitas bij het kind.
− Kinderen (54 maanden oud) van moeders met een autoritaire, permissieve of verwaarlozende
opvoedingsstijl hebben een aanzienlijk hogere kans op overgewicht op de leeftijd van 85 maanden oud
dan kinderen van moeders met een autoritatieve opvoedingsstijl [Rhee et al].
,Drie doelstellingen van het onderzoek:
− Het onderzoeken van een mogelijk verband tussen het BMI van een kind en één van de drie
opvoedingsindicatoren: warmte, controle en prikkelbaarheid. Dit werd apart onderzocht voor moeders en
vaders apart van elkaar.
− Het onderzoeken van een mogelijk verband tussen het BMI van een kind en de vier klassieke
opvoedingsstijlen: autoritatief, autoritair, permissief en onverschillig. De verwachting (hypothese) was
dat vergeleken met autoritatieve ouders, kinderen die een van de andere drie opvoedingsstijlen genoten,
een grotere kans zouden hebben om in een hogere BMI-klasse te vallen.
− Het vergelijken de uitkomsten van moeders en vaders van bovenstaande doelen. Het derde doel was om
de BMI-status van kinderen breder te onderzoeken in modellen waarin de opvoedingsgedragingen en
stijlen van moeders en vaders gelijktijdig werden onderzocht.
Opzet:
Opgeleide professionele interviewers voerden een 2,5-uur durende face-to-face interview in het huis van het
kind met de primaire verzorger van het kind (meestal de biologische moeder). De primaire en secundaire
verzorger (meestal de vader) vulden daarnaast beide een schriftelijke vragenlijsten in verstrekt op het
interview.
Ouders beoordeelden hun opvoedingsgedrag op basis van 3 doorlopende opvoedingsdimensies (warmte,
controle en prikkelbaarheid) die werden behandeld tijdens het face-to-face interview (primaire verzorger) en
in de schriftelijke vragenlijst (secundaire verzorger). Op basis van het voorkomen van de dimensies warmte en
controle is de opvoedingsstijl van de ouders bepaald.
Resultaten:
− Er is een verband tussen de opvoedingsstijl van de vader en het BMI van het kind. Veel controle →
kleinere kans op een hoger BMI
− BMI van ouders is voorspeller voor BMI van kind
College 18/9/18
Opvoedingsonzekerheid en opvoedingsondersteuning (Distelbrink & Pels + Ramaekers & Suissa)
Pedagogische kwaliteit: wel te onderzoeken, maar geen eenduidige criteria.
Twee elkaar beïnvloedende niveaus:
− Primaire proces: interactie tussen opvoeder en kind. 3 indicatoren voor pedagogische kwaliteit
o Communicatie en betrokkenheid
o Omgaan met verschillen
o Reflectie
− Context: situatie en omstandigheden. Van invloed op het primaire proces. Zie dia 6 voor voorbeeld.
o Materieel: organisatie en middelen
o Immaterieel: Opvattingen en verwachtingen
, Aspecten van pedagogische kwaliteit in de professionele omgeving zijn niet principieel anders dan in de
‘gewone’ opvoedingsomgeving thuis. Betekent dat dat we van ouders dezelfde ‘kwaliteit’ vragen als van
professionele opvoeders? Ouders zullen in misschien wel de meeste gevallen ‘intuïtief’ opvoeden, m.a.w. hun
opvattingen en gedrag lijken in belangrijke mate op wat ze zélf hebben ervaren, maar ook op wat er in hun
leefomgeving gebeurt (‘ons soort mensen’). Daarnaast hebben ouders ook specifieke eigen opvattingen, bv.
gekleurd door negatieve jeugdervaringen, of geïnspireerd door religie, ideologie of levensvisie.
↑Context van opvoeden:
− Gewoontes in familie
− Eigen opvattingen
− Materiële mogelijkheden
− Maatschappelijke omstandigheden
Psychologisering: psychologische begrippen en theorieën als kader voor denken over opvoeding.
Opvoeden: voortdurend alert zijn op mogelijkheden, uitdagingen en risico’s voor het kind
Waakzaamheid: bewaken van opvoedingsproces; behoeden voor verstoringen; controle-gericht
Zorgzaamheid: persoonlijke relatie; oog voor de ander; vertrouwen
Opvoedingsondersteuning
Sinds 2011 heeft elke gemeente een Centrum voor Jeugd en Gezin.
− Versterken van ‘pedagogische civil society’. Informele netwerken van burgers
− Laagdrempelige opvoedingsondersteuning (gevoel van veiligheid creëren)
Jeugdwet 2015: Niet landelijke overheid maar gemeenten zijn verantwoordelijk voor jeugdhulp en jeugdzorg.
→ verschillen tussen gemeenten.
Versterken pedagogische civil society:
− Faciliteren van ontmoeting
− Eigen kracht benadering i.p.v. risicobenadering
− Samenwerking CJG met ‘vindplaatsen’ van ouders
o School, buurtcentrum, (migranten)organisaties, kerk of moskee etc.
o Culturele sensitiviteit: alert zijn op aanpak van benaderen ouders. Niet iedereen voelt zich
aangesproken door bijv. folders. Persoonlijke aanpak werkt vaak beter. Daarnaast is niet
iedereen gewent om te reflecteren op eigen handelen of met vreemden te praten over
(moeilijke) privéomstandigheden.
Ouders als professionals:
− Reflectie op eigen handelen
− Gedegen kennis over ontwikkeling
− Gerichte ontwikkelingsstimulering
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LilyD. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.