Samenvatting geschreven door een AK docent havo5. Alle paragrafen van het eerste hoofdstuk 1: Wereld Globalisering geschreven in eenvoudige taal afbeeldingen !
Samenvatting havo 5 - hoofdstuk 1: Wereldbeeld:
docent: Dhr. Wentink
Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 1 GLOBALISERING: ONE WORLD ?
Globalisering of mondialisering is het proces waarbij gebieden en samenlevingen zich
verweven in elkaar.
Je hebt 4 verschillende dimensies van globalisering:
• Economisch (Bedrijven vestigen zich in goedkopere landen)
• Sociaal (Via het internet kom je in contact met een buitenlander)
• Politiek (Landen werken samen door organisaties)
• Cultureel (De Westerse cultuur is ook te zien in niet-Westerse landen)
Deze globalisering raakte de laatste jaren in een stroomversnelling door mno's (multi-
nationaleondernemingen). Dat zijn bedrijven die zich over de wereld verspreiden en een
mondiaal netwerk vormen. De mno's kunnen zich makkelijk ontwikkelen door:
• Enorme verbetering transport- en communicatie technologie.
De afstanden blijven even groot maar de tijd wordt korter (= tijd-ruimtecompressie).
• Overheden halen belemmeringen uit de weg, zoals importheffingen,
Globalisering zorgt dat meer landen samenwerken en verweven zijn in
elkaar, toch krijg je ook meer tegenstellingen.
Mno's laten zich leiden door vier factoren, als je daar buiten valt heb je
pech.
Dit zijn de 4 factoren:
• Arbeidsmarkt (China lage lonen)
• Ligging (Goede infrastructuur, of makkelijk te bereiken)
• Opkomst van nieuwe afzetmarkten (Kan ik mijn product ook in de toekomst verkopen)
• Politieke stabiliteit (Ondernemen in onrustige landen is riskant voor buitenlandse bedrijven)
Als je als land aan deze 4 factoren voldoet ben je geschikt, toch is er ook concurrentie. Sommige landen proberen daarom
mno's te trekken met EPZ's (exportproductiezones). Dat zijn gebieden die erg gunstig zijn voor mno's qua voorwaarden en
belastingen. Transitielanden zijn landen die arbeiders leveren, zoals Oost-Europeanen.
Na het instorten van het communisme in de voormalige Sovjet-Unie (1991) en het toetreden China tot de WTO
(wereldhandelsorganisatie), is de vrijemarkteconomie hét leidende economische systeem geworden.
De Wereldhandelsorganisatie (WTO) stimuleert de vrijhandel > verkleinen importheffingen, geen strenge grenscontroles
meer: de grenzen vervagen. Sommige landen sluiten dan akkoord over de handelsverdragen, zoals de EU of NAFTA (VS, Can.
en Mex.)
Mno's zijn natuurlijk altijd uit op winst, ze gaan dan ook in de landen zitten met het meeste winstpercentage. (Vaak landen
met een vrije-markt economie.) Maar daardoor zie je dat de productieketen van goederen (reis die een product aflegt van
productie naar consument) wordt opgedeeld in veel verschillende landen. Daardoor stijgt ook de wereldhandel sneller dan
de productie.
De internationale arbeidsverdeling is nu ook veranderd. De productie van een item is verspreidt over de hele wereld. Een
nadeel voor de ontwikkelingslanden die grondstoffen leveren is dat de prijs van het eindproduct harder stijgt dan de prijs
van de grondstoffen. De ruilvoet (verhouding gemiddelde prijzen import- en exportartikelen) verslechterd dus. Omdat ze
minder percentage van de productiekosten krijgen en alsnog evenveel voor dat eindproduct moeten betalen.
Er zijn 3 economische kerngebieden waarbinnen de
grote goederen en geldstromen verlopen:
• EU
• Noord-Amerika
• Japan
Deze kerngebieden beheersen de wereldeconomie en noem je ook wel de triade. Maar dit mondiaal netwerk wordt
bedreigd. Door de semi-periferie landen, vooral uit Azië. Dit proces noem je global shift: het verschuiven van het
economisch zwaartepunt. Alles gaat steeds sneller en goedkoper, daardoor kan globalisering makkelijk erg groot worden.
De werkplaats (fabrieken) is verschoven naar China, nu gebeurt hetzelfde ook een beetje met de 'witteboordenbanen'
(administratiekantoren, callcenters, laboratoria). Geen goed voorteken voor de Westerse wereld dus.
Gevolgen globalisering:
Na 1980 ontstaat een nieuwe internationale arbeidsverdeling (welke taak heeft een land):
Periferielanden (bijv. Nigeria, Mali, Congo) > productie grondstof
Semi-periferie landen (bijv. Pakistan, Vietnam, Indonesië) > industrieel productiecentrum
Centrum landen (bijv. Nederland, Australië, VS) > diensten verlenen
Door global shift wordt de ligging van semi-periferie landen plots aantrekkelijk voor mno’s. Zij worden met name
aangetrokken door de lage lonen. De arbeiders in de semi-periferie zijn ook beter af, het aantal straatarme neemt
af.
Mno’s proberen behalve de fabrieken op te zetten in semi-periferie landen ook de lokale markt te veroveren door
winkels te openen (bijv. IKEA bouwt naast fabrieken in China ook winkels op diverse plekken in China)
Van uitschuiven naar doorschuiven > Bedrijven in Azië verplaatsen de productie naar plekken waar de lonen
nóg lager liggen > Na 2015 keren sommige fabrieken terug in het westen waar de productie door robots
wordt overgenomen.
Mno’s richten zich enkel op hun core business. Overige activiteiten rondom de productie wordt uitbesteed aan
andere bedrijven.
Globalisering is in de hele wereld merkbaar > Spanning in het Midden-Oosten leidt tot stijgende benzine prijzen in
Utrecht maar tegelijkertijd ook in Chicago of Rio de Janeiro.
Economische globalisering leidt vaak tot grotere sociale en regionale ongelijkheid
De heer Ullman heeft een interactietheorie bedacht waarmee je kan kijken of er handel plaats
kan vinden tussen twee gebieden. De theorie van Ullman bestaat uit 3 delen:
1. Complementariteit. (Kunnen de landen elkaar aanvullen met hun producten?)
2. Transporteerbaarheid. (De transportkosten moeten laag zijn / geen politieke barrières)
3. Alternatieven. (Zijn er geen tussenliggende mogelijkheden? Zoals landen waarmee je
meer geld kan verdienen door goedkopere transport of hogere prijs)
Voorbeeld rechts > Japan heeft olie nodig, door een nieuw olieveld dat ontdekt is in China
zullen de transportkosten voor Japan afnemen zodra ze voor het
de alternatieve olie van China kiezen. Hierdoor stijgt mogelijk de winst.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DocentAK. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.